ECLI:NL:RBLIM:2017:9617

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
5881195 cv17-3192
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restant hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten in het kader van een onderhandse geldlening

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer en de besloten vennootschap Profz Industrial B.V. over een onderhandse geldlening. De werknemer, die van 1 januari 2006 tot 30 september 2015 in dienst was bij Profz, heeft een bedrag van € 10.149,28 geleend. De lening is schriftelijk vastgelegd, waarbij partijen overeenkwamen dat wettelijke rente verschuldigd zou zijn. De werknemer vordert in conventie betaling van een restant hoofdsom van € 1.785,33 en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente. Profz voert verweer en vordert in reconventie terugbetaling van een bedrag van € 3.350,71, vermeerderd met rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer zich beroept op een brief van 31 december 2015, waarin de betalingsregeling en de wettelijke rente zijn vastgelegd. Profz heeft deze inhoud niet betwist, maar stelt dat er geen wettelijke rente verschuldigd is omdat de werknemer daar eerder geen aanspraak op heeft gemaakt. De kantonrechter oordeelt dat de brief van 31 december 2015 de definitieve vastlegging van de betalingsafspraken is en dat Profz niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de verschuldigdheid van de wettelijke rente.

De kantonrechter wijst de vordering in conventie toe en verklaart de reconventionele vordering van Profz af. Profz wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werknemer zijn begroot op € 775,10. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5881195 \ CV EXPL 17-3192
Vonnis van de kantonrechter van 4 oktober 2017
in de zaak van:
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie],
wonend te [woonplaats eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] ,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde mr. C. Mohr,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROFZ INDUSTRIAL B.V.,
gevestigd te Sittard,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. H. Dontje.
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] en Profz.

1.De procedure

In conventie en in reconventie
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie
2.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] is vanaf 1 januari 2006 bij Profz in dienst geweest. Aan het dienstverband is op 30 september 2015 een einde gekomen.
2.2.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] heeft aan Profz een bedrag van € 10.149,28 geleend, welke lening door Profz in termijnen wordt terugbetaald. In totaal heeft [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] tot en met de maand december 2016 een bedrag van € 13.500,00 van Profz ontvangen.
2.3.
Partijen verschillen van mening over de vraag of over de lening wettelijke rente verschuldigd is.

3.Het geschil

In conventie en in reconventie
3.1.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] vordert in conventie – samengevat – veroordeling van Profz tot betaling van een bedrag van € 1.785,33 ter zake restant hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Profz voert verweer tegen de vordering in conventie en vordert in reconventie terugbetaling van een bedrag van € 3.350,71, vermeerderd met rente en kosten.
3.3.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer tegen de reconventionele vordering
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
In deze zaak is tussen partijen in debat of Profz wettelijke rente dient te betalen over het door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan Profz geleende bedrag. De geldlening als zodanig wordt door Profz niet betwist, enkel de hoogte van het terug te betalen bedrag staat ter discussie.
4.2.
[eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] beroept zich in deze kwestie op de schriftelijke vastlegging van de afgesproken betalingsregeling zoals die is vervat in de brief van 31 december 2015 van de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan Profz. In deze brief, die als productie 3 bij dagvaarding is overgelegd, is opgenomen dat Profz de hoofdsom ad € 10.149,28 als ook de wettelijke rente ter hoogte van € 4.903,28 in maandelijkse termijnen van € 1.000,00 zal terug betalen. In totaal dient Profz een bedrag van € 15.052,56 aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen. Uit het aangetekend schrijven blijkt voorts dat de eerste betaling dient te geschieden op 6 januari 2016 en de laatste betaling op 1 maart 2017.
4.3.
Profz heeft de inhoud van voormeld schrijven niet dan wel onvoldoende weersproken. Profz houdt desondanks vast aan zijn standpunt dat er geen wettelijke rente verschuldigd is, nu [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] daarop in correspondentie die aan de brief van 31 december 2015 is voorafgegaan geen aanspraak heeft gemaakt. Profz refereert in dit verband aan een brief van 21 oktober 2015 van de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] aan Profz, waarin voor het eerst aanspraak wordt gemaakt op de wettelijke rente. Profz heeft daartegen bij brief van 30 oktober 2015 bezwaar gemaakt. Beide brieven zijn als productie 2 bij conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie overgelegd.
4.4.
De kantonrechter overweegt het navolgende.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de brief van 31 december 2015 moet worden gezien als de definitieve vastlegging van de tussen partijen gemaakte betalingsafspraken.
In deze brief maakt [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] uitdrukkelijk aanspraak op betaling van wettelijke rente over het aan Profz geleende bedrag. Uit niets blijkt dat Profz daartegen na 31 december 2015 op enigerlei wijze bezwaar heeft gemaakt. Integendeel, Profz heeft een aanvang gemaakt met betaling van de verschuldigde termijnbedragen en is daarmee pas in januari 2017 gestopt. Kennelijk kan Profz aldus instemmen met het door [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde totaalbedrag van
€ 15.052,56.
4.6.
Als Profz wordt aangesproken op betaling van het termijnbedrag van januari 2016 zegt hij spoedige betaling van het bedrag toe (productie 4 bij dagvaarding). Uit het
e-mailbericht van Profz aan de gemachtigde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] blijkt niet dat Profz protesteert tegen de verschuldigdheid van wettelijke rente. Profz voert dit verweer pas in het kader van deze procedure. De kantonrechter acht dit verweer dan ook tardief en zal daaraan voorbij gaan.
4.7.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering in conventie aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] moet worden toegewezen. Nu Profz geen verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ligt ook dit deel van de vordering voor toewijzing gereed.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na heden.
In reconventie
4.8.
Toewijzing van de vordering in conventie betekent tevens dat de reconventionele vordering moet worden afgewezen. Nu niet is komen vast te staan dat Profz geen wettelijke rente verschuldigd is, kan er van onverschuldigde betaling geen sprake zijn. Met de betaling van een bedrag van € 13.500,00 is de totale lening inclusief wettelijke rente nog niet volledig afgelost en dient Profz het resterende bedrag van € 1.552,56 nog aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen.
In conventie en in reconventie
4.9.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig Profz toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.10.
Profz zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] worden begroot op:
  • dagvaarding € 102,10
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde in conventie 300,00 (2 x tarief € 150,00)
  • salaris gemachtigde in reconventie
totaal € 775,10
4.11.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt Profz om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij in conventie, verweerder in reconventie] te betalen een bedrag van € 1.785,33 ter zake restant hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.552,56 vanaf 10 februari 2017 en over
€ 232,88 vanaf 14 dagen na heden, telkens tot aan de voldoening,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
In conventie en in reconventie
5.4.
veroordeelt Profz in de proceskosten aan de zijde van gevallen en tot op heden begroot op € 775,10, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: