ECLI:NL:RBLIM:2017:9432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
5884936 \ CV EXPL 17-3304
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht terugbetaling geldlening in geschil tussen aandeelhouders

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert de eisende partij, een financieel adviseur, dat de gedaagde partij, een besloten vennootschap, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.000,00, dat voortvloeit uit een geldleningsovereenkomst. De eisende partij heeft zijn aandelen in de vennootschap op 12 oktober 2011 overgedragen aan de gedaagde partij, die de koopsom van € 9.000,00 schuldig is gebleven. De eisende partij stelt dat er geen afspraken zijn gemaakt over de terugbetaling van deze lening, terwijl de gedaagde partij aanvoert dat de koopsom is voldaan door middel van salarisverhogingen die sinds juli 2014 zijn doorgevoerd.

De procedure omvatte een comparitie van partijen op 11 september 2017, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de koopsom schuldig is gebleven en dat er geen bewijs is geleverd dat de lening is afgelost. De kantonrechter heeft de gedaagde partij toegelaten om bewijs te leveren van de stelling dat de koopsom is betaald door middel van salarisbetalingen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn opgeschort.

De kantonrechter heeft ook bepaald dat getuigenverhoren zullen plaatsvinden, waarbij de gedaagde partij de verantwoordelijkheid heeft om de getuigen te laten verschijnen. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 25 oktober 2017 voor verdere procedurele stappen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5884936 \ CV EXPL 17-3304
Vonnis van de kantonrechter van 27 september 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.H.G.M. Kerckhoffs,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde partij] HOLDING B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. V.H.A. Griffioen.
Partijen zullen hierna “ [eisende partij] ” en “ [gedaagde partij] Holding” genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de comparitie van partijen die is gehouden op 11 september 2017;
  • de voorafgaand aan de comparitie door [eisende partij] ingediende producties 9 tot en met 12.
1.2.
Ten slotte is (bij vervroeging) vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] en [gedaagde partij] Holding hielden beiden aandelen in de besloten vennootschap [X] Adviesgroep B.V. (verder: “ [X] ”). [eisende partij] is tevens sinds 1 januari 2006 in dienst bij [X] in de functie van financieel adviseur. Het brutosalaris van [eisende partij] is bij de indiensttreding bepaald op een bedrag van € 2.512,55 per maand.
2.2.
Op 12 oktober 2011 heeft [eisende partij] al zijn aandelen in [X] overgedragen aan [gedaagde partij] Holding. Conform daartoe tussen partijen gemaakte afspraak is [gedaagde partij] Holding daarbij de koopsom ad € 9.000,00 aan [eisende partij] schuldig gebleven. Op de aan [eisende partij] gezonden nota van afrekening van de notaris d.d. 12 oktober 2011 inzake de aandelenoverdracht staat vermeld:

Geldleningsovereenkomst tussen u en [gedaagde partij] Holding B.V.
2.3.
[gedaagde partij] Holding is bij brieven van 10 oktober 2016 en 25 november 2016 door de gemachtigde van [eisende partij] gesommeerd om de schuldig gebleven koopsom ad € 9.000,00 aan [eisende partij] te voldoen binnen een week na dagtekening. [gedaagde partij] Holding heeft daaraan geen gehoor gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – voor recht te verklaren dat [gedaagde partij] Holding jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in haar contractuele verplichting, alsmede [gedaagde partij] Holding te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.000,00, te vermeerderen met rente en kosten als in de dagvaarding vermeld.
Naast de hierboven vermelde feiten legt [eisende partij] aan deze vorderingen ten grondslag dat sprake is van een terstond in zijn geheel opeisbare geldlening, nu partijen geen afspraken hebben gemaakt over de terugbetaling.
3.2.
[gedaagde partij] Holding voert – samengevat – het verweer dat zij de koopsom inmiddels ruimschoots aan [eisende partij] heeft voldaan door middel van sinds juli 2014 doorgevoerde salarisverhogingen.
3.2.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde partij] Holding de koopsom van de aandelen is schuldig gebleven aan [eisende partij] . [gedaagde partij] Holding heeft ter zitting betwist dat sprake is van een geldleningsovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dit geval in het midden blijven hoe partijen de overeenkomst kwalificeren. Vast staat dat [gedaagde partij] Holding heeft erkend dat ten tijde van de levering van de aandelen de koopsom schuldig is gebleven.
4.2.
[eisende partij] betwist dat op enig moment betaling van de koopsom heeft plaatsgevonden door middel van salarisbetalingen; volgens [eisende partij] zijn daartoe geen afspraken gemaakt. De salarisverhogingen zijn volgens [eisende partij] het gevolg van een correctie nadat in het verleden wegens bedrijfseconomische redenen zijn salaris tijdelijk is verminderd. Verder is de salarisverhoging doorgevoerd in verband met de eind 2014 over te sluiten hypotheek voor zijn woning. Voor zover het standpunt van [gedaagde partij] Holding al gevolgd zou moeten worden, is [eisende partij] van mening dat [X] het salaris heeft betaald en niet [gedaagde partij] Holding, zodat, nu van schuldovername geen sprake is, ook geen sprake is van afbetalingen op de lening.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
Artikel 6:30 BW bepaalt dat een verbintenis door een ander dan de schuldenaar kan worden nagekomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. [eisende partij] heeft ten aanzien van dit laatste niets gesteld, zodat ervan moet worden uitgegaan dat [X] een schuld van [gedaagde partij] Holding kan voldoen. Deze stelling van [eisende partij] treft dus geen doel.
4.4.
[gedaagde partij] Holding heeft gemotiveerd gesteld dat de salarisverhogingen mede waren bedoeld om de koopsom terug te betalen. Dit is een zogenaamd “bevrijdend verweer”. Het is daarom aan [gedaagde partij] Holding om haar stelling, dat betaling is geschied door middel van de salarisbetalingen te bewijzen.
4.5.
[gedaagde partij] Holding heeft ter onderbouwing van haar stelling gewezen op de producties 3 (berekening van de betaling), 4 (e-mail van 29 juli 2014), 5 (e-mail van 28 november 2014) en 6 (verklaring van de heer [A] van [A1] Adviseurs) bij de conclusie van antwoord. De kantonrechter is van oordeel dat met de overlegging van die stukken vooralsnog niet vast staat dat de koopsom is terugbetaald door middel van de salarisbetalingen.
4.6.
Ten aanzien van de e-mail van 29 juli 2014 betreffende de salarisverhoging, afkomstig van de heer [voormalig directeur gedaagde partij] , gericht aan de heer [accountant bij A1 adviseurs] , accountant bij [A1] Adviseurs en met kopie aan [eisende partij] , heeft [eisende partij] gemotiveerd gesteld dat op enig moment na de verzending daaraan op 29 juli 2014 een zin is toegevoegd. Uit die zin zou moeten blijken dat de salarisverhoging verband houdt met de aandelenoverdracht. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat de e-mail achteraf is aangepast verwezen naar de door hem overgelegde producties 9 en 10 (rapport en addendum FAD Automatisering).
4.7.
[eisende partij] heeft verder gesteld dat de e-mail van 28 november 2014, afkomstig van de heer [voormalig directeur gedaagde partij] en gericht aan [eisende partij] , eveneens achteraf is aangepast. [eisende partij] heeft gesteld dat de door hem ingeschakelde deskundige deze e-mail niet meer heeft kunnen vinden op de server, zodat geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden naar de authenticiteit. [eisende partij] wijst echter nog op het feit dat de tekst van de e-mail ongebruikelijk is in relatie tot de daaraan voorafgaande e-mail van [eisende partij] van 27 november 2014. Bovendien blijkt dat deze mail eerst vanuit een bestand is uitgeprint, daarna is ingescand en vervolgens weer per mail is doorgestuurd. Dat is een zeer omslachtige – en dus onlogische - manier van werken. Dat is echter verklaarbaar als de uitgeprinte mail eerst is aangevuld met de betreffende zin waaruit het verband met de lening zou moeten blijken en daarna pas is ingescand en doorgezonden.
4.8.
De heer [voormalig directeur gedaagde partij] , ter zitting aanwezig als gemachtigde van [gedaagde partij] Holding, heeft ter zitting geen reactie gegeven op het gestelde ten aanzien van de e-mail van 29 juli 2014. Verder heeft hij de kantonrechter desgevraagd geantwoord zich niet te kunnen herinneren wat er met de e-mail van 28 november 2014 is gebeurd. De kantonrechter acht dit onvoldoende weerlegging van de door [eisende partij] gestelde aantijgingen. Daarmee ligt er een zekere smet op beide e-mails en kan op grond van (enkel) deze mails niet aangenomen worden dat [gedaagde partij] Holding heeft aangetoond dat de lening is afgelost of kwijtgescholden. Anderzijds acht de kantonrechter op grond van de nu voorliggende stukken onvoldoende aangetoond dat [gedaagde partij] Holding bewust bewijsmiddelen heeft vervalst. De kantonrechter ziet dan ook in deze stand van het geding geen reden daaraan consequenties (op grond van artikel 21 Rv) te verbinden. Een en ander geldt te meer, nu de verklaring van de heer [A] van [A1] Adviseurs nog ter onderbouwing is ingebracht. [eisende partij] heeft ten aanzien van deze verklaring gesteld dat deze is gebaseerd op een e-mail met een onjuiste inhoud, echter dit punt zal in een eventueel te houden getuigenverhoor aan de orde worden gesteld.
4.9.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter [gedaagde partij] Holding toelaten tot het leveren van bewijs – met alle middelen die de wet daarvoor biedt - van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat de koopsom van de aan haar door [eisende partij] op 12 oktober 2011 geleverde aandelen aan [eisende partij] is betaald door middel van salarisbetalingen.
4.10.
In afwachting van de bewijslevering zal de kantonrechter iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
laat [gedaagde partij] Holding toe bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit valt af te leiden dat:
de koopsom van de aan haar door [eisende partij] op 12 oktober 2011 geleverde aandelen aan [eisende partij] is betaald door middel van salarisbetalingen,
5.2.
bepaalt - voor het geval dat [gedaagde partij] Holding getuigen wil doen horen - dat de getuigenverhoren zullen worden gehouden door mr. R.A.J. van Leeuwen in het gerechtsgebouw te Roermond aan de Willem II Singel 67 op een nader te bepalen dag en uur,
5.3.
bepaalt dat partijen bij de getuigenverhoren in persoon aanwezig moeten zijn,
5.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 oktober 2017 voor opgave van de namen, voornamen, leeftijd, beroep en woon- of verblijfplaats van de te horen getuigen en voor opgave van de verhinderdata van beide partijen, hun gemachtigden en de getuigen en voor het geval [gedaagde partij] Holding op andere wijze dan middels het horen van getuigen (eventueel ook) bewijs wenst te leveren (tevens) voor uitlating door [gedaagde partij] Holding cq. overlegging stukken door [gedaagde partij] Holding. Wellicht ten overvloede wijst de kantonrechter er op dat de partij die de getuige(n) wenst te doen horen, zelf voor de aanwezigheid van deze getuige(n) dient zorg te dragen,
5.5.
bepaalt tevens dat indien [gedaagde partij] Holding op voornoemde rolzitting geen opgave doet noch op andere wijze bewijs bijbrengt, de zaak op vonnis zal worden gesteld,
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: EB
coll: