De in de tweede volzin van art. 95cb Elektriciteitswet neergelegde vervaltermijn van twee jaar is een termijn van openbare orde, waaraan derhalve de vordering ambtshalve getoetst dient te worden, zo ook dus in dit geval.
Verwezen wordt naar de Memorie van Antwoord van de Minister van Economische Zaken aangaande een “Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt” in 2008 (pagina 6 en 7):
“
De leden van de CDA-fractie stelden diverse vragen over de in het wetsvoorstel
opgenomen vervaltermijn voor het factureren van door de afnemer verschuldigde
bedragen voor de uitvoering van de wettelijke netbeheerderstaken
(‘netbeheerderstarieven’). Ten algemene wordt in reactie op hetgeen de leden opmerken
over de gang van zaken in de parlementaire voorgeschiedenis allereerst aangegeven dat
het thans voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en
Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt op het punt van
de verval- dan wel verjaringstermijn een lange voorgeschiedenis kent. In het
oorspronkelijke wetsvoorstel was een verjaringstermijn opgenomen in verband met de
aan de Eerste Kamer gedane toezegging om de vervaltermijn te vervangen door een
verjaringstermijn (Kamerstukken I 2006/07, 30 212, F, pag. 37). Deze toezegging is
nagekomen bij de indiening van het oorspronkelijke wetsvoorstel (Kamerstukken II
2007/08, 31 374, nr. 2, artikel I, onderdelen L en W en artikel II, onderdelen D en L).
Amendering (Kamerstukken II 2007/08, 31 374, nr. 33) heeft er toe geleid dat ten aanzien
van de netbeheerderstarieven behalve een verjaringstermijn ook een vervaltermijn in het
wetsvoorstel opgenomen. Dit is dezelfde vervaltermijn als die in het huidige artikel 31,
tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 12b, derde lid, onderdeel e, van de
Gaswet reeds is opgenomen. De vervaltermijn ziet daarbij op een andere fase in de
facturering van de netbeheerderstarieven dan de verjaringstermijn.
De huidige bepalingen van artikel 31, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en
artikel 12b, derde lid, onderdeel e, van de Gaswet inzake de vervaltermijn strekken ertoe
de termijn waarbinnen voor verrichte netbeheerdersdiensten kan worden gefactureerd te
begrenzen tot twee jaar om te voorkomen dat afnemers na verloop van lange tijd nog
worden geconfronteerd met hoge facturen voor ooit verrichte diensten. De nieuwe tekst
die ten gevolge van het bovengenoemde amendement voor deze bepalingen in het
wetsvoorstel is opgenomen, beoogt geen inhoudelijke wijziging maar strekt slechts ter
verduidelijking van de huidige vervaltermijnbepalingen. In verband met het
leveranciersmodel komt de vervaltermijnbepaling in het wetsvoorstel bovendien terug in
de tweede volzin van het vierde lid van de voorgestelde artikelen 95cb, vierde lid, van de
Elektriciteitswet 1998 en 44b, vierde lid van de Gaswet, zodat gewaarborgd is dat de
vervaltermijn voor het factureren van netbeheerderstarieven ook geldt als de leverancier
deze voor de netbeheerder factureert.”