Op 27 september 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het opzettelijk in brand steken van pallets en strobalen, waarbij gemeen gevaar voor goederen zou zijn ontstaan. De verdachte werd bijgestaan door mr. S.M. Kurvers. Tijdens de zitting op 13 september 2017 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat het bewijs onvoldoende was om de verdachte als dader aan te merken. De verdediging steunde deze vordering en betoogde dat het bewijsminimum niet was gehaald.
De rechtbank oordeelde dat de enige belastende verklaring van een medeverdachte, [medeverdachte 1], niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaring was niet gedetailleerd genoeg en ontbeerde steun uit andere bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte integraal vrijgesproken moest worden van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid bij de brandstichtingen vast te stellen.
De vorderingen van de benadeelde partijen werden eveneens niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarvoor schadevergoeding werd gevorderd. De rechtbank benadrukte dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet konden worden toegewezen, gezien de vrijspraak van de verdachte.