ECLI:NL:RBLIM:2017:9372

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
03/721498-14 + 03/702525-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting door leden van de vrijwillige brandweer in Onderbanken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 27 september 2017, stonden de verdachten terecht voor meerdere brandstichtingen in de gemeente Onderbanken. De verdachte, lid van de vrijwillige brandweer, werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van een BMW 320d, een café en een verenigingsgebouw van een hondenvereniging, samen met medeverdachten. De rechtbank behandelde de zaak op 13 september 2017, waarbij de verdachte en zijn advocaten aanwezig waren. De officier van justitie achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de medeverdachte onvoldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, waardoor de verdachte voor enkele feiten werd vrijgesproken. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor de bewezen feiten, waarbij de rechtbank de ernst van de brandstichtingen en het misbruik van de functie als brandweerman zwaar liet meewegen. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers: 03/721498-14 + 03/702525-15
Tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 september 2017

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens en mr. F.F. Driessen, advocaten, kantoorhoudende te Maastricht.

Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 september 2017. De verdachte en zijn raadslieden zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
03/721498-14 (feiten 1 t/m 3) + 03/702525-15)
primair
samen met een ander of anderen brand heeft gesticht in/aan twee panden, twee auto’s, strobalen en een coniferenhaag, waardoor onder meer gemeen gevaar voor deze panden en auto’s en de zich in de panden en in de auto’s bevindende goederen is ontstaan, dan wel gemeen gevaar is ontstaan voor een oplegger en voor de zich in de omgeving van de coniferenhaag bevindende goederen;
subsidiair
samen met een ander of anderen voormelde goederen opzettelijk heeft vernield.
03/721498-14 (feit 4)
samen met een ander of anderen opzettelijk pallets in brand heeft gestoken waardoor onder meer gemeen gevaar voor een loods is ontstaan.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie verwijst naar de volgende bewijsmiddelen.
03/721498-14
Feit 1(BMW 320d): de aangifte van brandstichting, de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] , de uitrukgegevens van de brandweer, de verklaring van de getuige [getuige 1] die een persoon met de schoenen aan en een persoon op zijn sokken ziet wegrennen. Ook maakt deze getuige melding van een wit busje, hetgeen strookt met de verklaring van [medeverdachte 1] dat ze met het witte busje van de verdachte waren.
Feit 2(Strobalen): de aangifte van brandstichting en de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] verklaart tevens dat [medeverdachte 2] op de hoogte was van hun plannen en dat hij hem en de verdachte heeft gereden naar de plek van bestemming. Verder zijn er nog de uitrukgegevens van de brandweer en de verklaring van de getuige [getuige 2] . Tot slot verwijst de officier van justitie naar pagina 355 van het dossier, waarin melding wordt gemaakt van een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat ging om hooibalen in een weiland, waaruit blijkt dat verdachte een bijzondere interesse voor hooibalen had.
Feit 3(Coniferenhaag): de aangifte van brandstichting, de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] , de uitrukgegevens van de brandweer en de verklaring van de getuige [getuige 3] .
Feit 4(Palletfabriek): de aangifte van brandstichting, de verklaring van [medeverdachte 1] en de uitrukgegevens van de brandweer. [medeverdachte 1] was er zelf niet bij. De verdachte en [medeverdachte 2] zouden de brand hebben gesticht. [medeverdachte 1] heeft een gesprek gehad met de verdachte over deze brandstichting, waarin verdachte heeft toegegeven dat hij de brand met [medeverdachte 2] heeft gesticht. De verdachte had voorts tegen [medeverdachte 1] zijn bezorgdheid geuit over de eventuele aanwezigheid van camera’s op het terrein van de palletfabriek. De getuige [getuige 5] heeft daar ook een verklaring over afgelegd. Daarnaast is er nog de verklaring van de getuige [getuige 8] , die verklaard heeft dat de verdachte ‘opvallende’ vragen aan hem had gesteld. Het vorenstaande in samenhang met de bevindingen van de telecomgegevens, maakt dat er wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
03/702525-15
Feit 1(VW Caddy): de aangifte van brandstichting, de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 1] , de uitrukgegevens van de brandweer en de verklaring van de getuige [getuige 4] . [getuige 4] verklaarde dat hij tegelijkertijd met de P2000 brandmelding op zijn telefoon een whatsapp-bericht van de medeverdachte [verdachte] ontving over de brand, hetgeen daderkennis bij [verdachte] betekent.
Feit 2( [naam café] ): de aangifte van brandstichting, de uitrukgegevens van de brandweer en de gedetailleerde verklaring van de [medeverdachte 1] , die ondersteund wordt door de bevindingen naar aanleiding van het telecomonderzoek. Verder is de telefoon van de verdachte gebruikt voor de 112 melding. Uit onderzoek naar de 112 melding is gebleken dat het evident is dat een tweede persoon tijdens het inbellen door [medeverdachte 1] erbij is geweest. Het vorenstaande, in samenhang met de bevindingen van de telecomgegevens, maakt dat er wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Feit 3(verenigingsgebouw hondenvereniging): de aangifte van brandstichting, de gedetailleerde verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , de getuige [getuige 5] (partner van [medeverdachte 1] ) heeft daarover ook verklaard en de uitrukgegevens van de brandweer. De verklaring van [getuige 5] is betrouwbaar te achten omdat de verklaringen tot stand zijn gekomen toen [medeverdachte 1] in beperkingen zat.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van oordeel dat er in deze zaak onvoldoende (betrouwbaar) wettig bewijs is om tot de overtuiging te komen dat de verdachte degene is geweest die telkens de tenlastegelegde branden zou hebben gesticht, of die daarbij een zodanig aandeel heeft gehad dat hij als medepleger van een of meerdere brandstichtingen is aan te merken. Daartoe voert zij aan dat er allereerst geen enkel objectief (technisch/forensisch) bewijs is dat de branden (telkens) zijn ontstaan door brandstichting. Verder is er geen sprake van voldoende wettig, betrouwbaar en overtuigend (objectief) bewijs waaruit niet anders dan kan worden afgeleid dat de beweerdelijke brandstichtingen, in hun ‘uiterlijke verschijningsvorm’ en/of naar de ‘aard’ en het ‘brandverloop’, zijn gepleegd door meer dan één persoon. Er is geen sprake van een specifieke modus operandi. Er is geen voldoende wettig bewijs op grond waarvan boven redelijke twijfel verheven de vermeende betrokkenheid van de verdachte bij de hem tenlastegelegde feiten komt vast te staan. Er wordt niet voldaan aan het zogenaamde ‘bewijsminimum’: de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] staat ‘alleen’. De verklaringen van getuige [getuige 5] kunnen niet als steunbewijs dienen. Ze zien op verklaringen van ‘horen zeggen’ van [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van de resultaten van het onderzoek naar de telecomgegevens acht de verdediging de resultaten van het onderzoek van [telecommunicatie expert] en de conclusies/analyse van [verbalisant] onbetrouwbaar, te stellig en (bovendien) ingegeven door tunnelvisie en reeds daarmee niet bruikbaar als (steun-)bewijs. Dit standpunt wordt ondersteund door de rapportage van het NFI. De processen-verbaal ter zake kunnen niet voor het bewijs worden gebezigd.
De verdediging stelt zich ten aanzien van de tenlastegelegde autobrand van een Volkswagen Caddy op 7 augustus 2014, de palletbrand van 16 augustus 2014 en de coniferenbrand van 19 augustus 2014 telkens op het standpunt dat de verdachte een ‘alibi’ heeft. Verdachte zou volgens zijn moeder en/of zijn vader thuis zijn geweest op het moment dat de branden zouden zijn ontstaan.
Ten aanzien van de ‘ [naam café] -brand’ heeft de verdachte ter terechtzitting een aannemelijke verklaring afgelegd met betrekking tot de ‘112-telefoon’. De verdachte heeft de mobiele telefoon aan [medeverdachte 1] uitgeleend. Dat verdachte deze telefoon vaker uitleende, blijkt ook uit de verklaringen van de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] .
Kortom, de verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De rechtbank spreekt de verdachte integraal vrij van de aan hem tenlastegelegde feiten 2 (strobalen), 3 (coniferenhaag) en 4 (palletfabriek) onder parketnummer 03/721498-14 en van het aan hem tenlastegelegde feit 1 (VW Caddy) onder parketnummer 03/702525-15.
Het procesdossier bevat ten aanzien van de tenlastegelegde brandstichtingen met betrekking tot de strobalen, een coniferenhaag en een Volkswagen Caddy, uitsluitend één bewijsmiddel dat de verdachte rechtstreeks koppelt aan de tenlastegelegde brandstichtingen, te weten de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] . In algemene zin merkt de rechtbank op dat naar het oordeel van de rechtbank de enkele verklaring van [medeverdachte 1] onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte te komen, tenzij de verklaring voldoende gedetailleerd is én voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit hier niet het geval.
Met betrekking tot de Caddy overweegt de rechtbank nog dat zij in tegenstelling tot de officier van justitie geen steunbewijs vindt in de verklaring van [getuige 4] nu hij verklaart over een auto die in brand zou staan bij zijn moeder om de hoek. Zijn moeder woont op de [adres 4] te Brunssum, terwijl deze Caddy in brand stond op de Klingbemden te Brunssum, zijnde op zo’n 2,7 km afstand van de [adres 4] . Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat de verklaring op een andere brand betrekking heeft.
De verklaring van [medeverdachte 1] is ten aanzien van de brandstichting op het terrein van de palletfabriek (feit 4) weinig concreet en bevat informatie die [medeverdachte 1] niet zelf heeft waargenomen, maar verkregen heeft van de verdachte. [medeverdachte 1] verklaart namelijk dat hij van de verdachte heeft gehoord dat laatstgenoemde met de medeverdachte [medeverdachte 2] brand zou hebben gesticht bij de palletfabriek. Over hoe de brand precies is gesticht en wat de rol van de verdachte daarbij is geweest, kan [medeverdachte 1] niet verklaren. Daarnaast vindt de verklaring van [medeverdachte 1] onvoldoende bevestiging in andere (onafhankelijke) bewijsmiddelen. De getuige [getuige 5] verklaart immers met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte alleen over hetgeen zij van [medeverdachte 1] en de verdachte heeft gehoord, maar niet over de wijze waarop de brand is gesticht en welke rol de verdachte daarbij daadwerkelijk heeft vervuld. Hetgeen zij van verdachte zelf heeft gehoord betreft namelijk enkel de zorgen die verdachte nadien zou hebben gehad over de eventuele aanwezigheid van camera’s ter plaatse, hetgeen geen direct bewijs van betrokkenheid van de verdachte oplevert. Ditzelfde geldt voor de verklaring van de getuige [getuige 8] .
Ook het proces-verbaal onderzoek telecommunicatie brandstichtingen van verbalisant [verbalisant] , in combinatie met het rapport van bevindingen van telecommunicatie-interceptie expert van de politie [telecommunicatie expert] , bevat richting de verdachte onvoldoende belastend bewijsmateriaal, gelet op de kritische bevindingen en opmerkingen van de getuige-deskundige NFI-deskundige [NFI-deskundige] daarover.
Anders dan bij feit 4 is de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] ten aanzien van de feiten met betrekking tot de brandstichting van de strobalen, de coniferenhaag en de Volkswagen Caddy wel gedetailleerd. [medeverdachte 1] verklaart dat hij samen met de verdachte de branden heeft gesticht en verklaart welk aandeel de verdachte hierin heeft gehad. De verklaring van [medeverdachte 1] staat wat de betrokkenheid van de verdachte betreft desalniettemin ook hier op zichzelf en wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal uit het procesdossier, reden waarom de rechtbank de verklaring van [medeverdachte 1] ook hier onvoldoende acht om te komen tot een bewezenverklaring van de betrokkenheid van de verdachte bij het in brand steken van de strobalen, de coniferenhaag en de Volkswagen Caddy.
Gelet op het voorgaande spreekt de rechtbank de verdachte vrij van voormelde tenlastegelegde feiten.

3.3.2

De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring voor de volgende feiten en overweegt daartoe het volgende.
Inleiding
In de periode juli en augustus 2014 vinden in en rond de omgeving van de gemeente Onderbanken diverse (grote) branden plaats, waar normaal zelden branden zijn. Op 11 augustus 2014 komt via één informant de volgende TCI (Team Criminele Inlichtingen) melding binnen:
“Ene [verdachte] en ene [medeverdachte 1] zijn beiden lid van de vrijwillige brandweer Onderbanken. [medeverdachte 1] en [verdachte] stichten opzettelijk branden in het gebied van de gemeente Onderbanken. [verdachte] is in het bezit van een witte bestelbus.”
Onderzoek wijst uit dat het gaat om de medeverdachte [medeverdachte 1] en de verdachte [verdachte] en dat [verdachte] een wit bestelbusje bezit. In de nacht van zaterdag 23 op zondag 24 augustus 2014 worden beide verdachten geobserveerd, getapt, gevolgd en aangehouden. Op maandag 25 augustus 2014 volgt een TCI melding voor de medeverdachte [medeverdachte 2] , waarop ook hij wordt aangehouden.

Feit 1 primair (03/721498-14)

Op 21 juli 2014 heeft er een brand gewoed in een BMW 320d, staande op de Dorpsstraat te Bingelrade, in de gemeente Onderbanken. De auto stond geparkeerd op een parkeerplaats nabij een ontmoetingscentrum. Namens de eigenaar, genaamd [benadeelde partij 1] , heeft [naam aangever] aangifte gedaan van brandstichting van diens BMW 320d. [naam aangever] werd omstreeks 02:15 uur wakker van een knal en een sissend geluid. Toen hij naar buiten ging, rook hij een heftige penetrante geur en zag hij dat de auto van zijn vriend in brand stond. [2]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de BMW samen met de verdachte heeft aangestoken. Zij waren met de bus van de verdachte, een witte Opel Vivaro, in de buurt aan het rondrijden toen zij de auto zagen staan. De verdachte zei dat de auto daar al zeker twee maanden stond en dat het wel een gestolen auto zou zijn. Zij dachten toen dat dit een leuke uitruk zou kunnen opleveren. De verdachte heeft vervolgens de aanmaakblokjes aangestoken en op de auto gelegd, terwijl [medeverdachte 1] op de uitkijk stond. Uit zichzelf heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij op zijn sokken heeft gelopen en dat de verdachte gewoon op zijn schoenen is weggerend. [3]
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij die nacht, voordat hij de brandende auto ontdekte, twee personen langs zijn woning zag rennen. Eén persoon rende op zijn sokken en de ander op zijn schoenen. Hij zag dat ze in een wit bestelbusje stapten en wegreden, de bestuurder was degene met de schoenen nog aan. [4]
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [naam aangever] en de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] , die wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] - in onderlinge samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] door middel van aanmaakblokjes de BMW 320d in brand heeft gestoken, waardoor gemeen gevaar voor deze auto en de zich daarin bevindende goederen te duchten was.

Feit 2 primair (03/702525-15)

Op 1 juli 2014 omstreeks 02:24 uur heeft er een brand gewoed in het pand aan de [adres 2] te Schinveld, in de gemeente Onderbanken. Dit pand is ook wel bekend als “ [naam café] ”. Het gehele pand is door de brand verwoest. De eigenaar van het pand, genaamd [benadeelde partij 4] , heeft aangifte gedaan van brandstichting. [5]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over deze brand verklaard dat hij deze samen met de verdachte heeft gesticht. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de verdachte had gezegd dat het pand afgebroken zou worden. De verdachte en [medeverdachte 1] zijn het pand binnengegaan, waarop de verdachte aanmaakblokjes bij het keukenblok en op een aantal vuilniszakken heeft neergelegd. [medeverdachte 1] is zelf naar de meterkast gelopen en heeft daar wat hout, een houten mandje en wat andere rotzooi tegenaan gezet. Daar heeft [medeverdachte 1] aanmaakblokjes bij gelegd. [medeverdachte 1] en de verdachte hebben dit aangestoken en zijn weggegaan. Ze zijn richting Duitsland gereden, teruggekomen, nog een keer Duitsland ingereden, teruggekomen en toen naar de woning van [medeverdachte 1] gereden. [6] In zijn vijfde verhoor heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij daarna zelf 112 heeft gebeld, omdat ze bang waren dat het een Duitse uitruk zou worden. Dit zou betekenen dat zij zelf geen melding zouden krijgen van de brandweer om de brand te blussen. [medeverdachte 1] heeft de melding gedaan met de telefoon van de verdachte. Hij heeft gebeld hebben onder de naam [naam] . [7] Deze 112-melding is nader onderzocht. Uit dit onderzoek volgt dat er inderdaad om 02:24 uur een melding is gedaan onder de naam [naam]
. [8] Volgens rechercheurs is tijdens deze melding op de achtergrond te horen dat iemand zegt dat er een redvoertuig wordt ingezet. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat dit de verdachte is. [9]
Uit de historische gegevens van de 112 alarmcentrale te Driebergen blijkt dat er met een Iphone voorzien van het Imei-nummer [imei-nummer] gebeld is. [10] Uit onderzoek blijkt dat hierin de simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [getuige 6] heeft gezeten van begin 2014 tot 8 juni 2014. [getuige 6] heeft hierover verklaard dat zij de telefoon van de verdachte had gekregen, omdat het hare defect was. Na het verbreken van de relatie heeft zij de telefoon aan verdachte teruggegeven. [11] Vanaf 7 juli 2014 blijkt in de Iphone een simkaart met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [getuige 7] te zitten. Dit blijkt [meisjesnaam getuige 7] , gescheiden van [naam ex-echtgenoot getuige 7] , te zijn. Ook zij werd als getuige in dit onderzoek gehoord. Zij verklaarde met de verdachte een relatie te hebben gehad en dat zij de telefoon in juni of juli 2014 van hem heeft gekregen, omdat haar telefoon defect was. Zij had de telefoon nog in haar bezit. [12] Het Imei-nummer kwam overeen met het nummer uit de historische gegevens. [13]
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [benadeelde partij 4] en de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] , die wordt ondersteund door het onderzoek naar de 112-melding en het onderzoek naar de historische gegevens van de telefoon waarmee de melding is gedaan - in onderlinge samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] , de brand in [naam café] heeft aangestoken, waardoor gemeen gevaar voor deze [naam café] en de zich daarin bevindende goederen te duchten was. Aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij zijn telefoon had uitgeleend aan de medeverdachte [medeverdachte 1] , hecht de rechtbank - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - geen geloof, temeer niet nu de verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring komt en deze verklaring geen steun vindt in het dossier.

Feit 3 primair (03/702525-15)

Op 11 augustus 2014 heeft er een brand gewoed in het verenigingsgebouw van de hondenvereniging ’De Doorbijters’, gelegen aan de [adres 3] te Brunssum. [naam aangever 3] heeft namens de vereniging aangifte gedaan van brandstichting. De politie heeft, zo volgt uit een opmerking op deze aangifte, van de bevelvoerder van de brandweer te horen gekregen dat het vuur voornamelijk aan de buitenzijde van de blokhut had gewoed en dat het hier ook is ontstaan. [14]
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft over deze brand verklaard dat hij de brand samen met de verdachte heeft aangestoken. Het initiatief kwam van hen samen. Zij reden met de auto van [medeverdachte 1] de berg op en zagen de blokhut. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] de verdachte daar afgezet. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij niet precies weet hoe het pand in brand is gestoken, omdat hij zelf met zijn auto op en neer heeft gereden terwijl de verdachte de brand stichtte. Volgens [medeverdachte 1] heeft de verdachte gezegd dat hij een heel pak aanmaakblokjes in een hoek had gelegd en had aangestoken. [15]
Op 29 augustus 2014 heeft de getuige [getuige 5] verklaard dat [medeverdachte 1] en de verdachte gezamenlijk tegen haar hebben verteld dat ze dit samen hebben gedaan. [16]
De rechtbank acht, gelet op de aangifte van [naam aangever 3] en de gedetailleerde verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 1] , die wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 5] - in onderlinge samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] , door middel van het aansteken van aanmaakblokjes brand heeft gesticht aan het verenigingsgebouw, waardoor gemeen gevaar voor dit verenigingsgebouw en de zich daarin bevindende goederen te duchten was.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1. primair (03/721498-14)
op 21 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en vervolgens deze aanmaakblokjes in/onder een personenauto (te weten een BMW 320d) (geparkeerd op de Dorpsstraat te Bingelrade) te plaatsen, ten gevolge waarvan genoemde auto gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde auto en gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2 primair (03/702525-15)
op 1 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en deze aanmaakblokjes in een pand, gelegen aan de [adres 2] te Schinveld, te deponeren, ten gevolge waarvan genoemd pand is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor genoemd pand en in het pand aanwezige goederen te duchten was;
3 primair (03/702525-15)
op 11 augustus 2014 in de gemeente Brunssum, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met aanmaakblokjes en vervolgens deze aanmaakblokjes tegen een pand, gelegen aan de [adres 3] te gooien en/of te deponeren, ten gevolge waarvan voornoemd pand gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor genoemd pand en in het pand aanwezige goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1 primair (03/721498-14), 2 primair (03/702525-15) en 3 primair (03/702525-15):
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte

De GZ-psycholoog S. Labrijn heeft over de geestvermogens van de verdachte op 8 februari 2015 een rapport uitgebracht. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en het daarin vervatte advies tot de conclusie dat bij de verdachte geen sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De straf en de maatregel

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit.

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in een periode van twee maanden schuldig gemaakt aan het samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] in de nachtelijke uren opzettelijk in brand steken van twee panden en een auto. Brandstichting behoort tot één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties voor personen of goederen kunnen ontstaan. In casu was er zeker sprake van gemeen gevaar voor goederen: de ‘ [naam café] ’ is volledig afgebrand en de BMW alsook het verenigingsgebouw van de hondenvereniging gedeeltelijk. Dergelijke branden, elkaar in korte tijd opvolgend, veroorzaken grote angst en onrust in de samenleving, in de gemeente Onderbanken en Brunssum specifiek, en bij de slachtoffers in het bijzonder. Te meer, nu de branden telkens in de nachtelijke uren zijn gesticht.
In het bijzonder vindt de rechtbank strafverzwarend dat de verdachte als lid van de vrijwillige brandweer zelf de branden heeft aangestoken. Brandweerlieden hebben een voorbeeldfunctie en zijn bij uitstek de personen die onder meer bij (uitslaande) branden ervoor zorgen dat, met gevaar voor eigen leven, de veiligheid van personen en goederen wordt beschermd door met de geëigende middelen de branden tegemoet te gaan. De maatschappij moet en mag kunnen vertrouwen op brandweerlieden wanneer hun belangrijke inzet benodigd is. Dat vertrouwen wordt door de handelwijze van de verdachte ernstig aangetast. Verder heeft de verdachte misbruik gemaakt van de publieke middelen die de brandweer ten dienste staan om mensen of goederen te beschermen tegen een brand. Deze middelen hadden immers niet ingezet hoeven te worden als verdachte geen branden had gesticht. Bovendien heeft verdachte er niet bij stilgestaan dat ook elders branden hadden kunnen uitbreken, met mogelijk desastreuze gevolgen omdat de middelen inzet daar niet (of niet tijdig) konden worden ingezet.
De ernst van de feiten, in combinatie met het gevaar en de angst die de branden hebben veroorzaakt, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een andere strafsoort is niet aan de orde. De rechtbank wil met het oog op de generale preventie een duidelijk en krachtig signaal afgeven aan de samenleving dat brandstichtingen, zeker door brandweerlieden, niet licht worden opgevat.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met justitie.
De rechtbank heeft verder bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit dat verdachtes recht op een behandeling van zijn proces binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, is geschonden, nu de zaak pas ruim drie jaren na de aanhouding van verdachte leidt tot een eindvonnis in eerste aanleg. De rechtbank vindt in deze termijnoverschrijding aanleiding een lagere straf op te leggen dan zij zonder deze verdragsschending zou hebben opgelegd.
De rechtbank zal afwijken van de eis van de officier van justitie nu hij meer feiten dan de rechtbank bewezen achtte. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een
gevangenisstrafopleggen voor de duur van
18 maandenmet aftrek van het voorarrest. De rechtbank ziet geen reden voor het opleggen van een voorwaardelijk gedeelte van de straf.

De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

De vorderingen van de benadeelde partijen

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1 primair (03/721498-14))
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 4.280,03. De schade bestaat uit de dagwaarde van de BMW 320dA (bouwjaar 2004) en de stallings- en bergingskosten. Zij vordert geen wettelijke rente of oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [naam vof benadeelde partij 2] v.o.f. (feit 2 primair (03/721498-14))
De benadeelde partij [naam vof benadeelde partij 2] v.o.f. vordert een schadevergoeding van € 5.267,20, geheel bestaande uit materiële schade. De schade bestaat uit de schadekosten die niet zijn vergoed door de schadeverzekeraar. Daarnaast vordert zij de wettelijke rente en verzoekt zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 3 primair (03/721498-14))
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een schadevergoeding van € 1.860,00. De schade bestaat uit het vervangen en aanplanten van coniferen en het vervangen van een tuinhuisje. Zij vordert geen wettelijke rente of oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] (feit 4 (03/721498-14))
De benadeelde partij [benadeelde partij 6] vordert een schadevergoeding van € 188.166,19, bestaande uit € 184.666,19 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade. Zij verzoekt daarbij betaling van de wettelijke rente. Ook verzoekt de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten van € 6.414,71.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feit 2 primair (03/702525-15))
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] vordert een schadevergoeding van € 188.250,00. De schade bestaat uit vermogensverlies door de vernietiging van het pand (de opstalwaarde) en uit sloop- en saneringskosten. Daarnaast vordert zij de wettelijke rente.

Het standpunt van de officier van justitie

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1 primair (03/721498-14))
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Hij verzoekt de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak van de medeverdachte.
De vordering van de benadeelde partij [naam vof benadeelde partij 2] v.o.f. (feit 2 primair (03/721498-14))
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt. Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast verzoekt hij de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak van de medeverdachte.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 3 primair (03/721498-14))
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering, wat betreft de aanschafkosten voor nieuwe coniferen, voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt. Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Daarnaast verzoekt hij de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak van de medeverdachte. De kosten voor het nieuwe tuinhuis moeten volgens de officier van justitie nog nader worden onderzocht, omdat de vermeende schade nog niet concreet is, reden waarom hij meent dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] (feit 4 (03/721498-14))
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing gereed ligt, met uitzondering van de aanschaf van de nieuwe vrachtwagen. Hij vordert de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feit 2 primair (03/702525-15))
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van de opstalwaarde te complex is en een onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. De officier van justitie vordert de benadeelde partij voor dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De sloop- en saneringskosten acht hij wel voor toewijzing vatbaar. Hij verzoekt de rechtbank om de verdachte tevens te veroordelen tot het betalen van de wettelijke rente. Daarnaast verzoekt hij de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk op te leggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak van de medeverdachte.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt in het verlengde van de bepleite vrijspraak, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren of de vorderingen af te wijzen. Voorts stelt de raadsman dat de vorderingen te complex zijn en een onevenredige belasting opleveren van het strafgeding.

Het oordeel van de rechtbank

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1 primair (03/721498-14))
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. De verdediging heeft de vordering als zodanig niet betwist, waardoor de rechtbank de vordering van € 4.280,03 in zijn geheel zal toewijzen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk opleggen, aangezien deze vordering tevens is ingediend in de strafzaak van de medeverdachte. Verdachte wordt aldus veroordeeld tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, te voldoen voor zover deze vordering niet reeds door of namens de medeverdachte is betaald.
De vordering van de benadeelde partij [naam vof benadeelde partij 2] v.o.f. (feit 2 primair (03/721498-14))
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte wordt vrijgesproken van het in brand steken dan wel vernielen van strobalen van Reumkens, de benadeelde partij niet-ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 3 primair (03/721498-14))
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte wordt vrijgesproken van het in brand steken dan wel vernielen van de coniferenhaag van [benadeelde partij 3] , de benadeelde partij niet-ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] (feit 4 (03/721498-14))
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte wordt vrijgesproken van de brandstichting op het terrein van de palletfabriek, de benadeelde partij niet-ontvankelijk is.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] (feit 2 primair (03/702525-15))
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank bepaalt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Het beslag

De rechtbank verklaart verbeurd de aanmaakblokjes nu er tussen de aanmaakblokjes en de gepleegde strafbare feiten een zekere relatie bestaat. De rechtbank gelast de teruggave van de Iphone aan verdachte.

De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
  • spreekt de verdachte vrij van de onder parketnummer 03/721498-14 tenlastegelegde feiten 2, 3 en 4;
  • spreekt de verdachte vrij van het onder parketnummer 03/702525-15 tenlastegelegde feit 1;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de bewezenverklaarde feiten tot een gevangenisstraf van
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
Feit 2, feit 3 en feit 4 (03/721498-14) en feit 2 (03/702525-15):
  • bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 3] , [naam vof benadeelde partij 2] v.o.f. niet-ontvankelijk zijn;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk is en dat zij haar vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Feit 1 primair (03/721498-14):
  • veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] , wonende te [woonplaats] , te betalen € 4280,03;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , van € 4280,03, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 52 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
Beslag
- verklaart verbeurd de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
- (2371695) 5 aanmaakblokjes (Quicklight);
- gelast de teruggave van het volgende inbeslaggenomen voorwerp aan de veroordeelde:
- (2377943) 1 GSM Iphone Apple.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.A. Wilschut, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en
mr. M.E. Notermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Klompe, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2017.
Buiten staat
Mr. M.E. Notermans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/721498-14 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) deze aanmaakblokjes in een (personen)auto (te weten een BMW 320d) (geparkeerd op de Dorpstraat te Bingelrade) te plaatsen, ten gevolge waarvan genoemde auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde auto en omringende, geparkeerd staande, auto's en het daar bevindende ontmoetingscentrum, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, te weten een BMW 320d, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 4 augustus 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) die aanmaakblokjes in een of meer strobalen heeft geplaatst, ten gevolge waarvan voornoemde strobalen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor omringende strobalen en/of een aanhangwagen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere strobalen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 19 augustus 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) die aanmaakblokjes in een coniferenhaag heeft geplaatst,
ten gevolge waarvan die coniferenhaag geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die coniferenhaag en/of omliggende beplanting en/of aangrenzend tuinhuisje en/of bijbehorende woning, gelegen aan [adres 1] te Schinveld, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een coniferenhaag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 16 augustus 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) die aanmaakblokjes in een of meer pallets heeft geplaatst, ten gevolge waarvan een grote hoeveelheid pallets geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor meerdere pallets en/of een of meer loodsen op het terrein van de palletfabiek [benadeelde partij 6] Pallets, gelegen aan de [adres 5] te Bingelrade, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Aan de verdachte is onder parketnummer 03/702525-15 ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 augustus 2014 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) deze aanmaakblokjes in/onder een (personen)auto, te weten een Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken] , te plaatsen, ten gevolge waarvan genoemde auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde auto en/of zich in de auto bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen,
te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 7 augustus 2014 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, te weten een Volkswagen Caddy, gekentekend [kenteken] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Terberg Leasing B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 1 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) deze aanmaakblokjes in een pand, gelegen aan de [adres 2] te Schinveld, te gooien en/of te deponeren, ten gevolge waarvan genoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemd pand en en/of de bij het pand behorende stal en/of in het pand aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 1 juli 2014 in de gemeente Onderbanken, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pand, gelegen aan de [adres 2] te Schinveld, en/of goederen welke in genoemd pand aanwezig waren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 11 augustus 2014 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een of meer aanmaakblokjes, althans met een brandbare stof, en/of (vervolgens) deze aanmaakblokjes in een pand, gelegen aan de [adres 3] te gooien en of deponeren, ten gevolge waarvan voornoemd pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemd pand en
in het pand aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2014 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een pand, gelegen aan de [adres 3] , en/of goederen, geplaatst in genoemd pand, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Hondenvereniging De Doorbijters, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Parkstad, proces-verbaalnummer 2014078861, gesloten d.d. 3 februari 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 653.
2.Proces-verbaal van aangifte namens [benadeelde partij 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 75-76.
3.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 237-238.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , doorgenummerde dossierpagina 79.
5.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij 4] , doorgenummerde dossierpagina’s 149 en 150.
6.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] , doorgenummerde dossierpagina 258.
7.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] , doorgenummerde dossierpagina 265.
8.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina 28, waar per abuis 01:24 uur in plaats van 02:24 uur is vermeld. Dit betreft, gelet op de historische gegevens (doorgenummerde pagina 392) waarop de melding zelf om 2:24:11 is waar te nemen, een kennelijke verschrijving.
9.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] , doorgenummerde dossierpagina 297.
10.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpagina’s 28-29.
11.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 6] , doorgenummerde dossierpagina 632.
12.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 7] , doorgenummerde dossierpagina 639.
13.Geschrift, zijnde een foto van de Iphone, doorgenummerde dossierpagina 641.
14.Proces-verbaal van aangifte namens ‘De Doorbijters’, doorgenummerde dossierpagina’s 188 en 189.
15.Processen-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte 1] , doorgenummerde dossierpagina’s 249, 250, 275, 276.
16.Proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 5] , doorgenummerde dossierpagina 489.