ECLI:NL:RBLIM:2017:9329

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
04 6095269
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van echtgenoten voor kredietovereenkomst na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 september 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ABN AMRO BANK N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een kredietovereenkomst die door een van de echtgenoten is afgesloten. De rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat deze overeenkomst niet binnen de huwelijksgoederengemeenschap valt, waardoor beide (ex-) echtelieden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld aan de bank. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat de afspraken tussen de (ex-) echtelieden de bank niet raken. De vordering van ABN AMRO tot betaling van een bedrag van € 4.858,17, vermeerderd met rente en kosten, wordt toegewezen. De rechtbank wijst erop dat de gedaagde partij niet heeft aangetoond dat de vordering onjuist is en dat zij in de proceskosten wordt veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6095269 \ CV EXPL 17-5545
Vonnis van de kantonrechter van 27 september 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
verder te noemen ABN AMRO,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen ABN AMRO en [gedaagde partij] is een overeenkomst met betrekking tot een rekening-courantverhouding (betaalrekening) tot stand gekomen. De rekening is aan [gedaagde partij] verstrekt in het kader van haar beroep of bedrijf, “ [X] ”.
2.2.
De rekening-courant is bekend onder rekeningnummer 42.90.29.284.
2.3.
Op de rekening-courant is een kredietfaciliteit verleend van € 20.000,00.
2.4.
Op 3 december 2009 bedroeg de vordering van ABN AMRO op [gedaagde partij] € 8.598,67. Op 3 december 2009 is onderhavige vordering in handen van GGN gesteld en geadministreerd onder dossiernummer 70160.
2.5.
Bij GGN was ook een dossier onder nummer 70161 inzake ABN AMRO/ [gedaagde partij] / [ex-echtgenoot gedaagde partij] bekend. Dit dossier is (inmiddels) gesloten.
2.6.
Gedateerd 22 november 2011 hebben [gedaagde partij] en haar ex-echtgenoot een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding tevens echtscheidingsconvenant ingediend. De echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van 16 december 2011. Bij echtscheidingsconvenant hebben de (gewezen) echtelieden – onder andere – een vermogensverdeling gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
ABN AMRO vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 4.858,17, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt ABN AMRO ten grondslag de op de tussen partijen bestaande de rekening-courant ontstane ongeoorloofde debetstand. Tussen partijen heeft een betalingsregeling bestaan, doch deze is door [gedaagde partij] is beëindigd.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat onduidelijk is hoe de aflossing van de twee dossiers bij GGN heeft plaatsgevonden. Door de voortijdige en onduidelijke afhandeling van dossier 70161 is onderhavige vordering ontstaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als onbetwist weersproken staat vast dat [gedaagde partij] een rekening-courantovereenkomst met ABN AMRO heeft gesloten en dat op de daartoe behorende rekening een ongeoorloofde debetstand is ontstaan.
4.2.
Gesteld noch gebleken is dat deze rekening niet tot de huwelijksgoederengemeenschap zou behoren. [gedaagde partij] en [ex-echtgenoot gedaagde partij] zijn jegens ABN AMRO dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de ongeoorloofde debetstand. Het staat ABN AMRO vrij wie zij voor de betaling aanspreekt.
4.3.
[gedaagde partij] beroept zich op tussen haar en haar ex-echtgenoot gemaakt afspraken in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na echtscheiding. Deze afspraken raken ABN AMRO echter niet. Dit zijn afspraken, wat daar verder ook van zij, gemaakt tussen [gedaagde partij] en de [ex-echtgenoot gedaagde partij] . Voor zover [gedaagde partij] van oordeel is dat [ex-echtgenoot gedaagde partij] , in strijd met de gemaakte afspraken, te weinig heeft betaald, staat het [gedaagde partij] vrij om [ex-echtgenoot gedaagde partij] op betaling aan haar zelf aan te spreken of in rechte te betrekken. ABN AMRO staat daar buiten.
4.4.
ABN AMRO heeft haar vordering voldoende inzichtelijk gemaakt. [gedaagde partij] stelt weliswaar dat mogelijk door haar betaalde bedragen zijn toegerekend aan de aflossing van dossier 70161 en/of dat zij mogelijk meer heeft betaald dan [ex-echtgenoot gedaagde partij] , maar dat doet, gelet op hetgeen onder r.o. 4.3. is overwogen niet ter zake. Eenzelfde overweging heeft immers te gelden voor dossier 70161. Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen haar stelling dat het restantbedrag van de oorspronkelijke vordering mogelijk niet juist is, nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door betalingsbewijzen over te leggen. Dit heeft [gedaagde partij] niet gedaan.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
Gelet op het voorgaande dient de vordering aan ABN AMRO te worden toegewezen. [gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van ABN AMRO worden begroot op:
  • dagvaarding € 99,15
  • griffierecht 470,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 969,15
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABN AMRO te betalen een bedrag van € 4.858,17, vermeerderd met de overeengekomen rente van 9,25% per jaar vanaf 2 juni 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van ABN AMRO gevallen en tot op heden begroot op € 969,15,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: