In deze zaak vordert de eiser, een particulier, betaling van een bedrag van ruim € 9.000,00 van de gedaagde partij, een postzegelhandelaar, voor Chinese postzegels die door de eiser zouden zijn ingeleverd. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 10 mei 2017 de gedaagde partij toegelaten om tegenbewijs te leveren van het feit dat de Chinese zegels, die in kavel 1784 zijn opgenomen, door de eiser zijn ingeleverd. De gedaagde partij heeft drie getuigen gehoord, maar slaagt er niet in om het voorshands bewezen feit te ontzenuwen. De getuigenverklaringen wijzen erop dat de gedaagde partij niet kan aantonen dat de zegels niet door de eiser zijn ingeleverd. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde partij niet in staat is geweest om tegenbewijs te leveren en wijst de vordering van de eiser toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eiser zijn begroot op € 1.370,31. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.