ECLI:NL:RBLIM:2017:9203

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
04 6023299/CV 17-4691
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in incassoprocedure met no cure no pay afspraak

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Invorderingsbedrijf B.V. (hierna: IVB) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeert. De gedaagde heeft IVB ingeschakeld voor de incasso van een vordering van € 400,00 op mevrouw [X], die onbetaald is gebleven. IVB heeft een dagvaarding uitgebracht, waarvoor de gedaagde partij de nota onbetaald heeft gelaten, waarna IVB de overeenkomst heeft ontbonden. De Algemene Voorwaarden van IVB zijn van toepassing op deze overeenkomst.

IVB vordert in deze procedure betaling van een bedrag van € 99,07, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij heeft verweer gevoerd, maar beroept zich aanvankelijk op een no cure no pay afspraak, die IVB betwist. In de repliek verwijst IVB naar artikel 20.1 van haar Algemene Voorwaarden, waarin wordt gesteld dat het gerechtelijke executietraject voor rekening en risico van de cliënt is en dat de no cure no pay regeling niet tijdens dit traject geldt. Uiteindelijk trekt de gedaagde partij zijn beroep op de no cure no pay afspraak in.

De kantonrechter oordeelt dat de vordering van IVB niet is betwist en dat deze moet worden toegewezen. De gevorderde handelsrente wordt niet toegewezen, omdat niet is aangetoond dat er sprake is van een handelsovereenkomst. In plaats daarvan wordt de wettelijke rente toegewezen. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van IVB zijn begroot op € 275,91. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6023299 \ CV EXPL 17-4691
Vonnis van de kantonrechter van 20 september 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INVORDERINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde mr. M. Leung,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als IVB en [gedaagde partij] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde partij] heeft aan IVB een opdracht tot incasso verstrekt. [gedaagde partij] had in verband met de verkoop van goederen een vordering op mevrouw [X] , bestaande uit een bedrag van € 400,00. Deze vordering bleef onbetaald en [gedaagde partij] heeft daarop IVB ingeschakeld.
2.2.
[gedaagde partij] heeft aan IVB opdracht gegeven voor het uitbrengen van een dagvaarding, waarvoor IVB heeft gefactureerd. [gedaagde partij] heeft de nota onbetaald gelaten. IVB heeft daarop de overeenkomst ontbonden.
2.3.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van IVB van toepassing.

3.Het geschil

3.1.
IVB vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van een bedrag van € 99,07, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.2.
[gedaagde partij] beroept zich aanvankelijk in deze procedure op een met IVB gemaakte
no cure no payafspraak. IVB betwist het bestaan van een dergelijke afspraak en verwijst in dat verband bij repliek naar artikel 20.1 van haar Algemene Voorwaarden. Daarin is bepaald
dat het gerechtelijke executietraject altijd geheel voor rekening en risico van cliënt is en dat de werkwijze van No Cure No Pay niet tijdens dit traject geldt.
4.3.
[gedaagde partij] beroept zich vervolgens bij dupliek niet langer op de no cure no pay afspraak. Nu [gedaagde partij] voor het overige de vordering van IVB niet heeft betwist komt deze als niet weersproken tussen partijen vast te staan. Dat betekent dat de vordering aan IVB moet worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
4.4.
IVB vordert betaling van de hoofdsom vermeerderd met wettelijke handelsrente. Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW worden toegewezen.
4.5.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.6.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van IVB worden begroot op:
  • dagvaarding € 98,91
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 275,91
4.7.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IVB te betalen een bedrag van € 99,07, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van IVB gevallen en tot op heden begroot op € 275,91,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: