In deze zaak heeft de kantonrechter op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Profilplast B.V. De werknemer verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 26 juni 2017 door Profilplast was gegeven. De werkgever had het ontslag gebaseerd op verschillende gedragingen van de werknemer, waaronder het indienen van valse bezoekverslagen en het frequent bezoeken van concurrenten. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende dringende redenen had aangevoerd die het ontslag konden rechtvaardigen. De kantonrechter stelde vast dat de meeste gedragingen pas na het ontslag bekend waren geworden en dat de werkgever eerst een onderzoek had moeten instellen naar de gedragingen van de werknemer voordat het ontslag werd gegeven. Hierdoor werd het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag toegewezen.
Daarnaast deed Profilplast een zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij zij stelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer inderdaad verwijtbaar had gehandeld door niet naar waarheid verslag te doen van zijn werkzaamheden. Dit leidde tot de conclusie dat er een redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 oktober 2017, zonder toekenning van een transitievergoeding aan de werknemer, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.