ECLI:NL:RBLIM:2017:9196

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
6154355 AZ VERZ 17-147
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 21 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Profilplast B.V. De werknemer verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat op 26 juni 2017 door Profilplast was gegeven. De werkgever had het ontslag gebaseerd op verschillende gedragingen van de werknemer, waaronder het indienen van valse bezoekverslagen en het frequent bezoeken van concurrenten. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende dringende redenen had aangevoerd die het ontslag konden rechtvaardigen. De kantonrechter stelde vast dat de meeste gedragingen pas na het ontslag bekend waren geworden en dat de werkgever eerst een onderzoek had moeten instellen naar de gedragingen van de werknemer voordat het ontslag werd gegeven. Hierdoor werd het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag toegewezen.

Daarnaast deed Profilplast een zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, waarbij zij stelde dat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer inderdaad verwijtbaar had gehandeld door niet naar waarheid verslag te doen van zijn werkzaamheden. Dit leidde tot de conclusie dat er een redelijke grond was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 1 oktober 2017, zonder toekenning van een transitievergoeding aan de werknemer, omdat het ontslag het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6154355 \ AZ VERZ 17-147
Beschikking van de kantonrechter van 21 september 2017
in de zaak van:
[de werknemer],
wonend [adres werknemer] ,
[woonplaats werknemer] ,
werknemer,
gemachtigde mr. E.C. de Bie (ARAG),
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PROFILPLAST B.V.,
gevestigd te Sittard,
werkgever,
gemachtigde mr. P.E.M. de Langen-Loeffen,
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.
Partijen zullen hierna [de werknemer] en Profilplast worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 13 juli 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
- het verweerschrift, tevens houdend een zelfstandig verzoek dat strekt tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:671b BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e subsidiair g BW
- de mondelinge behandeling d.d. 7 september 2017.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de werknemer] , geboren op [geboortedag werknemer] 1969, is op 6 januari 2010 bij Profilplast in dienst getreden en vervulde laatstelijk de functie van medewerker verkoop buitendienst (accountmanager) tegen een loon van € 4.090,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.2.
Op 19 juni 2017 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden, waarbij Profilplast [de werknemer] een voorstel tot beëindiging van het dienstverband heeft gedaan.
2.3.
Op 26 juni 2017 heeft [de werknemer] per gemachtigde bericht niet in te kunnen stemmen met een beëindiging van het dienstverband.
2.4.
Per brief van 26 juni 2017 heeft Profilplast BV de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] met onmiddellijke ingang opgezegd. Aan het ontslag op staande voet heeft Profilplast ten grondslag gelegd dat [de werknemer] valse bezoekverslagen heeft ingeleverd, op zeer regelmatige basis lange bezoeken brengt aan concurrenten van Profilplast, frequent lange telefoongesprekken voert met ex-collega’s die bij concurrenten werkzaam zijn, en op sommige dagen pas halverwege de ochtend zijn werkzaamheden aanvangt.
2.5.
Bij brief van 27 juni 2017 heeft [de werknemer] geprotesteerd tegen de opzegging.

3.Het geschil

3.1.
[de werknemer] verzoekt – kort weergegeven – vernietiging van het op 26 juni 2017 gegeven ontslag op staande voet, tewerkstelling en doorbetaling van het loon en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente) en bij wege van provisionele voorziening ex artikel 223 Rv tewerkstelling en doorbetaling van loon en emolumenten voor de duur van de procedure, met nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente).
Subsidiair, voor het geval [de werknemer] ervoor kiest te berusten in de opzegging van de overeenkomst maar niet in de wijze waarop deze opzegging heeft plaatsgevonden, verzoekt [de werknemer] om toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 a BW, de gefixeerde vergoeding ex artikel 7:672 lid 10 BW en de transitievergoeding ex artikel 7:673 BW.
Meer subsidiair verzoekt [de werknemer] toekenning van de transitievergoeding.
3.2.
Profilplast heeft verweer gevoerd.
3.3.
Bij wijze van zelfstandig verzoek wordt door Profilplast verzocht [de werknemer] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ex artikel 7:677 BW lid 2 en de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en 3, primair onderdeel e en subsidiair onderdeel g, BW.
3.4.
[de werknemer] heeft verweer gevoerd en subsidiair, in geval van toewijzing van het verzoek van Profilplast, verzocht om toekenning van de transitievergoeding en billijke vergoeding.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van [de werknemer] tot het vernietigen van het ontslag op staande voet.
4.1.
[de werknemer] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Profilplast is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW).
4.2.
Het geschil van partijen betreft de vraag of het door Profilplast aan [de werknemer] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd.
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Profilplast als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [de werknemer] , die ten gevolge hebben dat van Profilplast redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van [de werknemer] , zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.4.
De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 26 juni 2017 dat [de werknemer] valse bezoekverslagen heeft ingeleverd, op zeer regelmatige basis lange bezoeken brengt aan concurrenten van Profilplast, frequent lange telefoongesprekken voert met ex-collega’s die bij concurrenten werkzaam zijn en op sommige dagen pas halverwege de ochtend zijn werkzaamheden aanvangt.
4.5.
Uit hetgeen ter terechtzitting is besproken kan worden vastgesteld dat Profilplast aan het door haar op 26 juni 2017 gegeven ontslag op staande voet de referentieperiode van één week voorafgaand aan 19 juni 2017 ten grondslag heeft gelegd. Eerst nadien, wellicht in het kader van deze procedure, is door Profilplast een langere periode op onregelmatigheden onderzocht.
Na partijen ter zitting gehoord te hebben, blijft van die bewuste week één (gepland) bezoek onverklaard; het al dan niet plaatsgevonden bezoek aan Plasticentrum te Tholen. Nog afgezien van de vraag of [de werknemer] nu wel of niet dat bezoek heeft afgelegd, dat kan op grond van de thans voorhanden zijnde bescheiden en verklaringen immers niet worden vastgesteld, overweegt de kantonrechter dat een mogelijk niet afleggen van dit (enkele) bezoek geen ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het had op de weg van Profilplast gelegen eerst een onderzoek uit te voeren naar eventuele verdere onregelmatigheden in het functioneren van [de werknemer] . Eerdere gedragingen kunnen immers bijdragen tot het oordeel dat er sprake is van een dringende reden, die dan vervolgens tegelijk met de opzegging zouden dienen te zijn genoemd. Met de gedragingen die, zoals thans aan de orde, pas na het ontslag op staande voet bekend zijn geworden, mag bij de beoordeling of op 26 juni 2017 sprake was van een dringende reden geen rekening worden gehouden.
4.6.
Het voorgaande brengt met zich mee dat Profilplast de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd zonder dringende reden, waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is.
4.7.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter dan op verzoek van [de werknemer] de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Profilplast kan vernietigen, indien Profilplast heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag (op staande voet) niet rechtsgeldig is, zal het primaire verzoek van [de werknemer] tot vernietiging van dat ontslag worden toegewezen. Er is immers sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
4.8.
Nu het ontslag (op staande voet) wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst onverkort blijven voortduren. Profilplast is daarom gehouden tot betaling van het overeengekomen salaris. Partijen zijn het er over eens dat Profilplast het loon van [de werknemer] vanaf 26 juni 2017 onbetaald heeft gelaten, zodat de hierop gerichte vordering in de hoofdzaak inclusief wettelijke verhoging zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald. Alvorens te beslissen op het verzoek tot wedertewerkstelling, zal eerst het (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek worden behandeld en beoordeeld.
4.9.
Tegen de gevorderde vergoeding van de door [de werknemer] op 19 juni 2017 gemaakte reiskosten is geen verweer gevoerd.
Als onbetwist staat vast dat na het gesprek op 19 juni 2017 de leaseauto van [de werknemer] door Profilplast is ingevorderd en [de werknemer] met het openbaar vervoer huiswaarts is gegaan. Gesteld noch gebleken is op welke wijze [de werknemer] bij een regelmatige opzegging zijn leaseauto zou hebben ingeleverd. Wellicht dat hij ook dan met het openbaar vervoer naar huis zou moeten zijn gegaan, of ander vervoer zou hebben moeten regelen, hetgeen ook kosten met zich zou brengen. De thans gevorderde kosten acht de kantonrechter daarom niet toewijsbaar.
4.10.
[de werknemer] vordert verder om Profilplast te veroordelen tot verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie. Deze vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat Profilplast voor het nakomen van deze veroordeling een termijn van twee weken na betekening van deze beschikking heeft alvorens dwangsommen worden verbeurd.
Het zelfstandig verzoek van Profilplast: (voorwaardelijke) ontbinding.
4.11.
Profilplast heeft bij wijze van tegenverzoek – onder andere – verzocht [de werknemer] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding ex artikel 7:677 BW.
Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag (op staande voet) niet rechtsgeldig is en zal worden vernietigd, komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van het verzoek tot het betalen van een schadevergoeding ex artikel 7:677 BW.
4.12.
Tevens verzoekt Profilplast om de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 1 en 3, primair onderdeel e en subsidiair onderdeel g, BW voor het geval (nog steeds) een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat. Hoewel van het hiervoor gegeven oordeel nog hoger beroep openstaat, is in zoverre reeds nu aan de voorwaarde voldaan waaronder Profilplast haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft ingesteld. Daarmee ligt thans de vraag voor of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW.
4.13.
Vastgesteld wordt dat er geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.
4.14.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
4.15.
Profilplast heeft aan het ontbindingsverzoek primair ten grondslag gelegd dat [de werknemer] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten in de zin van artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW. Zo stelt Profilplast dat [de werknemer]
  • valse bezoekrapporten heeft opgemaakt van bezoeken die niet daadwerkelijk zijn afgelegd;
  • regelmatig telefoongesprekken met medewerkers van concurrenten voerde;
  • regelmatig op bezoek ging bij concurrenten in plaats van de in zijn agenda opgenomen klanten en prospects te bezoeken;
  • met regelmaat pas halverwege de dag met werken begon;
  • in strijd heeft gehandeld met zijn taken, verplichtingen en zijn functieomschrijving;
  • de belangen van Profilplast grovelijk heeft verwaarloosd en zich niet als goed werknemers heeft gedragen;
  • de verhoudingen tussen Profilplast en de hem toevertrouwde klanten en prospects ernstig in gevaar heeft gebracht.
4.16.
[de werknemer] betwist hetgeen hem wordt verweten en stelt zich op het standpunt dat hij Profilplast nimmer bewust heeft willen misleiden en/of schaden. Het merendeel van de bezoeken heeft [de werknemer] wel daadwerkelijk afgelegd.
4.17.
De kantonrechter overweegt dat uit de stellingen van partijen en de verklaringen ter mondelinge behandeling van 7 september 2017 genoegzaam duidelijk is geworden dat [de werknemer] inderdaad over een langere periode de bezoekverslagen niet volledig naar waarheid heeft ingevuld. Herhaaldelijk was sprake van een bel-contact en niet van een bezoek.
De functie van [de werknemer] , die vier dagen per week vanuit huis werkte, houdt een behoorlijke mate van vrijheid en zelfstandigheid in om zijn werkzaamheden in te delen. Profilplast moet dan dus in grote mate op [de werknemer] kunnen vertrouwen. Het niet volledig naar waarheid invullen van de bezoekverslagen, het bellen van klanten in plaats van bezoeken (zonder nadrukkelijke toestemming) en het niet transparant en waarheidsgetrouw beheren van de agenda acht de kantonrechter in strijd met de functieomschrijving van [de werknemer] . Het moet voor [de werknemer] dan ook duidelijk zijn geweest dat Profilplast dit gedrag als ontoelaatbaar beschouwde. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [de werknemer] daarmee verwijtbaar gehandeld en wel zodanig dat van Profilplast in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.18.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Profilplast naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding opleveren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW.
4.19.
De volgende vraag die dient te worden beantwoord is die per wanneer de arbeidsovereenkomst dan dient te worden ontbonden.
Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft [de werknemer] verwijtbaar gehandeld. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [de werknemer] zelfs ernstig verwijtbaar gehandeld. Vertrouwen was de basis van de (arbeids)relatie tussen partijen, gelet op de functie die [de werknemer] bekleedde. Dit vertrouwen heeft [de werknemer] bewust ernstig geschaad. Ernstig, nu [de werknemer] zich bewust was van zijn grote mate van zelfstandigheid, terwijl hij (al dan niet moedwillig) de verkeerde verslagen invulde; bezoekverslagen in plaats van belverslagen. Profilplast heeft zo langere tijd niet gemerkt dat [de werknemer] niet die werkzaamheden uitvoerde die in zijn functieomschrijving stonden. Uit de stellingen van partijen blijkt dat [de werknemer] bij uitzondering en in overleg incidenteel toestemming had om klanten te bellen in plaats van te bezoeken. Ook hieruit leidt de kantonrechter af dat het [de werknemer] duidelijk moet zijn geweest dat van hem verwacht werd en ook verwacht mocht worden, dat hij de klanten daadwerkelijk bezocht.
4.20.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst, buiten toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a BW, zal worden ontbonden en wel met ingang van 1 oktober 2017.
4.21.
Uit artikel 7:673 lid 7 onder c BW volgt dat geen transitievergoeding verschuldigd is indien het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Nu hiervoor dienovereenkomstig wordt geoordeeld, wordt aan [de werknemer] geen transitievergoeding toegekend.
Ten aanzien van het incident ex artikel 223 Rv.
4.22.
Omdat in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van Profilplast en de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen.
Inzake het verzoek en het tegenverzoek.
4.23.
In de uitkomst van alle verzoeken tezamen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
Inzake het verzoek van [de werknemer] .
5.1.
vernietigt het op 26 juni 2017 gegeven ontslag op staande voet,
5.2.
veroordeelt Profilplast tot betaling aan [de werknemer] het bedrag van € 4.090,00 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten vanaf 26 juni 2017 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt,
Inzake de voorlopige voorziening.
5.3.
wijst het verzoek af,
Inzake het zelfstandig verzoek vanProfilplast
5.4.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2017,
Inzake alle verzoeken.
5.5.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.6.
verklaart deze beschikking, met uitzondering van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: