ECLI:NL:RBLIM:2017:9192

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
04 6023614/CV 17-4701
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid Nederlandse rechter in consumentenovereenkomst bij internationale luchtvaartgeschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen een Nederlandse reiziger en de Turkse luchtvaartmaatschappij Turkish Airlines. De eiser, die met Turkish Airlines op 7 januari 2017 een vlucht van Istanbul naar Düsseldorf had geboekt, zag zich geconfronteerd met een annulering van de vlucht en een daaropvolgende vertraging van meer dan zeven uur bij de eerstvolgende vlucht. De eiser vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar Turkish Airlines betwistte de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, stellende dat haar statutaire zetel in Ankara, Turkije, ligt en dat de gewone bevoegdheidsregels van de Brussel Ibis-Verordening niet van toepassing zijn.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak. De eiser stelde dat Turkish Airlines een hoofdvestiging in Nederland heeft, maar de rechter oordeelde dat de statutaire zetel in Ankara bepalend is voor de bevoegdheid. De kantonrechter concludeerde dat er geen andere bevoegdheidsgrond was die de Nederlandse rechter rechtsmacht zou geven. De rechter verklaarde zich daarom onbevoegd en veroordeelde de eiser in de proceskosten van Turkish Airlines.

Dit vonnis benadrukt de complexiteit van internationale luchtvaartgeschillen en de noodzaak om de bevoegdheid van de rechter te toetsen aan de hand van de relevante Europese en nationale wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6023614 \ CV EXPL 17-4701
Vonnis van de kantonrechter van 20 september 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. TH.J.J. Dierichs,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TURK HAVAYOLLARI A.O., h.o.d.n. Turkish Airlines,
gevestigd te Schiphol,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G.J. Wilts.
Partijen worden verder aangeduid als [eisende partij] en Turkish Airlines

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie in het incident tot onbevoegdheid
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Turkish Airlines is een buitenlandse vennootschap met een hoofdvestiging te Schiphol.
2.2.
[eisende partij] zou met Turkish Airlines op 7 januari 2017 met vluchtnummer TK 1523 vliegen van Istanbul Atatürk (Turkije) naar Düsseldorf International (Duitsland). Deze vlucht werd geannuleerd.
2.3.
De eerstvolgende vlucht waarmee [eisende partij] vervoerd kon worden van Istanbul naar Düsseldorf was vlucht TK 1525 op 9 januari 2017 met een geplande vertrektijd van 11.45 uur en geplande aankomsttijd van 13.05 uur. Deze vlucht was vertraagd en de aankomsttijd in Düsseldorf was 20.41 uur, zodoende een vertraging van ruim 7 uur.
2.4.
Bij brief van 20 januari 2017 heeft [eisende partij] aanspraak gemaakt op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van 11 februari 2004 vanwege de annulering en de vertraging.
Partijen hebben vervolgens over en weer gecorrespondeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van Turkish Airline tot betaling van € 945,20, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Turkish Airlines heeft het incident tot onbevoegdheid opgeworpen. Daartoe stelt zij dat haar statutaire zetel in Ankara, Turkije, is gelegen. De gewone bevoegdheidsregels van de Brussel Ibis-Verordening zijn daarom niet van toepassing zodat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter dient te worden bepaald aan de hand van het Nederlandse internationaal privaatrecht. De vestiging van Turkish Airlines te Schiphol heeft geen rol gehad bij de boeking op grond waarvan [eisende partij] compensatie vordert. Artikel 2 Rv brengt dus geen bevoegdheid voor de Nederlandse rechter mee. Gesteld noch gebleken is dat er een andere bevoegdheidsgrond voor de Nederlandse rechter zou zijn.
3.3.
[eisende partij] heeft bij antwoord in het incident aangevoerd dat [eisende partij] naast de statutaire zetel in Ankara, Turkije, een vestiging in Nederland heeft. Het betreft hier niet enkel een ‘kantoor of filiaal’ maar het gaat om een hoofdvestiging.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu gedaagde een vennootschap naar buitenlands recht is en statutair gevestigd te Ankara (Turkije) is, heeft de onderhavige zaak internationale aspecten en dient de kantonrechter ambtshalve te oordelen omtrent de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en het toepasselijke recht.
4.2.
Door [eisende partij] is gesteld dat deze kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen nu Turkish Arirlines een hoofdvestiging in Nederland heeft. Zij staat daar ingeschreven onder haar volledige Turkse naam en rechtspersoonlijkheid. [eisende partij] woont in Roermond, zodat de kantonrechter te Roermond op basis van artikel 101 RV relatief bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Ingevolge artikel 2 Rv heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht als de gedaagde in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heet. De woonplaats van een rechtspersoon is – ingevolge artikel 1:10 lid 2 BW – daar waar hij zijn statutaire zetel heeft. De statutaire zetel van Turkish Airlines is gelegen in Ankara, Turkije, en niet in Nederland en er is niet dan wel onvoldoende onderbouwd gesteld dat het centrum van de voornaamste belangen van Turkish Airlines
wel/desondanks in Nederland zou liggen. Het in Schiphol hebben van een hoofdvestiging is daartoe onvoldoende. Artikel 1:14 BW (een persoon die een kantoor of filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of filiaal betreffen mede aldaar woonplaats) is evenmin van toepassing, omdat het kantoor van Turkish Airlines in Nederland geen enkele betrokkenheid had bij de litigieuze vlucht.
4.4.
Voor zover [eisende partij] een beroep doet op artikel 6 e.v. Rv omdat er sprake zou zijn van een daar bedoelde consumentenovereenkomst geldt het navolgende. Er zijn in het onderhavige geval ten aanzien van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter geen verdragen van toepassing. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft dient daarom te worden beantwoord aan de hand van artikel 1 - 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Uit de wetsgeschiedenis van de artikelen 6 en 6a Rv blijkt dat de wetgever met die artikelen heeft beoogd om een rechtsmachtregeling in te voeren die zoveel mogelijk identiek is aan de bepalingen inzake bevoegdheid zoals opgenomen in de Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: EEX-Vo) en het zogenaamde EVEX-verdrag en zoals die bepalingen zijn of worden uitgelegd door het Europese Hof van Justitie (verder: HvJ EU). Dit leidt in de onderhavige zaak, waarin sprake is van een vervoersovereenkomst, tot het volgende.
4.5.
In het onderhavige geval lijkt door [eisende partij] vanwege de verwijzing naar artikel 101 Rv, gesteld te worden dat sprake is van een zogenaamde consumentenzaak. In artikel 6, aanhef, sub d Rv is bepaald dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in zaken betreffende een overeenkomst die wordt gesloten door een partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf en een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, indien die natuurlijke persoon in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en de partij die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf aldaar commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op Nederland en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Deze bepaling bevat dus een rechtsmachtgrond ten behoeve van consumentenovereenkomsten. De EEX-Vo bevat hiervoor bepalingen in de artikelen 15 - 17 EEX-Vo. In artikel 15 lid 3 EEX-Vo is echter bepaald dat het artikel niet geldt voor vervoersovereenkomsten (behoudens de in dat artikel opgenomen uitzondering die hier niet aan de orde is). Gelet hierop kan de rechtsmacht van de aangezochte rechter niet gebaseerd worden op artikel 6, aanhef, sub d Rv inzake de consumentengeschillen.
4.6.
Gelet op voorgaande overwegingen komt daarom aan de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toe, zodat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren.
4.7.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure (in het incident) . De kosten aan de zijde van Turkish Airlines worden begroot op € 100,00.

5.De beslissing in het incident

De kantonrechter
5.1.
verklaart zich onbevoegd,
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten aan de zijde van Turkish Airlines gevallen en tot op heden begroot op € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PL
coll: