ECLI:NL:RBLIM:2017:9036

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
19 september 2017
Zaaknummer
6066818 AZ VERZ 17-114
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over eindafrekening en transitievergoeding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Axenta B.V., over de eindafrekening na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, die sinds 1 september 2010 in dienst was, verzocht de kantonrechter om betaling van een transitievergoeding van € 7.302,74 bruto, alsook uitbetaling van openstaande vakantiedagen en een resterende bonus over 2015. De arbeidsovereenkomst eindigde op 17 maart 2017 na een door het UWV goedgekeurde ontslagaanvraag.

De kantonrechter oordeelde dat Axenta de transitievergoeding verschuldigd was, maar dat de werkgever vanwege liquiditeitsproblemen niet in staat was om het bedrag in één keer te betalen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de transitievergoeding toe, met wettelijke rente vanaf 17 april 2017. Wat betreft de openstaande vakantiedagen oordeelde de kantonrechter dat de werknemer geen recht had op vergoeding, omdat uit de verlofregistratie bleek dat hij op de door hem gestelde dagen verlof had gehad.

Daarnaast werd de vordering van de werknemer met betrekking tot het commissieloon afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn vordering. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever wel een deel van de bonus over 2015 aan de werknemer moest betalen, maar dat het resterende bedrag niet duidelijk was gespecificeerd. Uiteindelijk werd de vordering tot betaling van de transitievergoeding en het resterende deel van de bonus toegewezen, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6066818 \ AZ VERZ 17-114
Beschikking van de kantonrechter van 19 september 2017 bij vervroeging
in de zaak van:
[de werknemer],
wonend [adres werknemer] ,
[woonplaats werknemer] ,
werknemer,
gemachtigde mr. S.P. van der Beek-Verdoorn,
verzoekende partij,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AXENTA B.V.,
gevestigd te Echt,
werkgever,
gemachtigde mr. R.M.I. Cornelissen,
verwerende partij.
Partijen zullen hierna [de werknemer] en Axenta worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Dit blijkt uit het navolgende:
  • het verzoekschrift met producties
  • het verweerschrift met producties
  • de nadere productie 7 van verweerder van 29 augustus 2017
  • de nadere producties 14 tot en met 18 van 4 september 2017
  • de mondelinge behandeling van het verzoekschrift van 5 september 2017
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de werknemer] is op 1 september 2010 bij Axenta in dienst getreden als verkoper/vertegenwoordiger tegen een bruto salaris van € 3.120,83 per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Per 17 maart 2017 is na een door het UWV gehonoreerde ontslagaanvraag een einde gekomen aan de arbeidsovereenkomst.
2.3.
Axenta is op grond van het bepaalde in artikel 7:673 lid 1 BW een transitievergoeding aan [de werknemer] verschuldigd, aangezien het dienstverband ten minste twee jaar heeft geduurd en Axenta de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] heeft opgezegd. Axenta heeft de transitievergoeding – die is vastgesteld op een bedrag van € 7.302,74 bruto – nog niet voldaan.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Roermond, is Axenta onder meer veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag. Axenta heeft grotendeels aan deze veroordeling in kort geding gevolg gegeven.
2.5.
Axenta heeft de openstaande premie ad € 582,00 bij zorgverzekeraar Anderzorg op 29 augustus 2017 ten behoeve van [de werknemer] voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[de werknemer] verzoekt de kantonrechter – nadat hij ter zitting het verzoek ten aanzien van de premie ziektekostenverzekering heeft ingetrokken – Axenta te veroordelen:
I. tot betaling aan [de werknemer] van de transitievergoeding ad € 7.302,74 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
II. tot betaling aan [de werknemer] van een uitkering in geld over de zes vakantiedagen die [de werknemer] nog niet heeft opgenomen, tot heden begroot op € 933,12 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente tot aan de dag der algehele voldoening;
III. tot betaling aan [de werknemer] van de resterende bonus over 2015 ad € 1.175,00 netto en het commissieloon aangaande de periode van 1 april 2016 tot 1 januari 2017 ad € 3.695,50 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemde bedragen tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. tot betaling aan [de werknemer] van de buitengerechtelijke incassokosten groot
€ 911,88, exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van voornoemd bedrag tot aan de dag der algehele voldoening;
V. in de kosten van deze procedure.
3.2.
Axenta voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in debat dat Axenta de transitievergoeding van € 7.302,74 bruto verschuldigd is. Axenta heeft ter zitting nogmaals aangegeven dat zij vanwege liquiditeitsproblemen niet in staat is het nettobedrag van € 4.633,58 in een keer aan [de werknemer] uit te betalen. [de werknemer] heeft niet gereageerd op het door Axenta gedane voorstel om het bedrag in vier termijnen te voldoen.
4.2.
De kantonrechter overweegt op dit punt het navolgende.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat Axenta de door haar gestelde betalingsonmacht op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd. Zo geeft Axenta geen enkel inzicht in haar financiële positie op dit moment en laat zij het bij de blote stelling dat de markt weliswaar op dit moment weer iets aan trekt, maar dat zij nog steeds niet in staat is de transitievergoeding in een keer aan [de werknemer] te betalen. Elke feitelijke onderbouwing van deze stelling ontbreekt.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat Axenta geen enkele poging heeft ondernomen om een aanvang te maken met het betalen van de transitievergoeding. Het blijft bij het enkele aanbod van 12 juni 2017 om per 1 juli 2017 met deelbetalingen te beginnen. Hoewel [de werknemer] daarop niet heeft gereageerd, had Axenta uit eigen beweging met de termijnbetalingen kunnen starten. Het had vervolgens op de weg van [de werknemer] gelegen om deze deelbetalingen al dan niet te accepteren.
4.5.
Nu niet althans in onvoldoende mate is gebleken dat betaling van de transitievergoeding in een som ineens leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van Axenta zal de kantonrechter aan de door Axenta verzochte termijnbetaling voorbij gaan. Het verzoek tot betaling van de transitievergoeding zal aan [de werknemer] worden toegewezen. De wettelijke rente zal op grond van het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW worden toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, te weten 17 april 2017.
4.6.
Voorts is aan de orde de vraag of [de werknemer] aanspraak kan maken op uitbetaling van zes vakantiedagen. [de werknemer] stelt zich daarbij op het standpunt dat deze ten onrechte niet zijn uitbetaald, nu hij immers op de Belgische feestdagen gewoon heeft gewerkt en Axenta tussen Kerst en Nieuwjaar geen verplichte bedrijfssluiting kende. Axenta heeft de stellingen van [de werknemer] op dit punt nadrukkelijk betwist. Zij heeft in dat verband bij haar verweerschrift de verlofkaart van [de werknemer] en ook andere medewerkers overgelegd. Uit de verlofregistratie zoals die ten aanzien van [de werknemer] is bijgehouden blijkt dat [de werknemer] op de door hem gestelde dagen verlof heeft gehad. Daarnaast kan ook uit de verlofkaarten van andere medewerkers worden afgeleid, dat er tussen Kerst en Oud en Nieuw niet werd gewerkt. [de werknemer] heeft de inhoud van de door Axenta in dit kader overgelegde producties in ontoereikende mate weten te weerleggen. Zo heeft [de werknemer] niet aangevoerd dat de door Axenta bijgehouden verlofregistratie niet deugt, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan zal uitgaan.
Dat betekent dat [de werknemer] geen aanspraak meer kan maken op vergoeding van niet genoten vakantiedagen.
4.7.
Partijen houdt voorts verdeeld de vraag of Axenta nog commissieloon aan [de werknemer] dient te voldoen. Op dit punt wordt het volgende overwogen.
4.8.
[de werknemer] stelt zich op dit punt op het standpunt dat partijen een commissieloon zijn overeengekomen van 0,07% per klant c.q. order. [de werknemer] verwijst in dat verband naar de e-mails van 11 juli 2016, 21 oktober 2016 en 7 november 2016 die als productie 12 bij het verzoekschrift zijn overgelegd. Axenta betwist een en ander en voert daarbij aan dat er nimmer afspraken zijn gemaakt over uitkering van een bonus en commissieloon in 2016. Axenta geeft in dit kader wel aan dat zij over het jaar 2015 geheel onverplicht aan [de werknemer] een bonus heeft uitgekeerd. Axenta heeft erkend dat een gedeelte van die bonus over het jaar 2015 nog aan [de werknemer] moet worden voldaan.
4.9.
De kantonrechter stelt voorts vast dat een afspraak omtrent uitkering van commissieloon nimmer door partijen schriftelijk is vastgelegd. Echter, de betalingen van Axenta aan [de werknemer] die in de nader overgelegde producties 16 tot en met 18 zijn terug te vinden, geven aan dat er over orders in 2015 commissieloon is betaald. Axenta heeft de inhoud van deze producties niet weersproken en een en ander staat haaks op het standpunt van Axenta dat er nooit commissie is betaald. Ook het feit dat in het beëindigingsvoorstel van 9 december 2016 wordt gesproken over commissieloon duidt er op dat er kennelijk tussen partijen een afspraak bestond over betaling van commissieloon. Axenta heeft de berekeningen zoals die door [de werknemer] op de diverse facturen zijn aangetekend niet betwist.
4.10.
[de werknemer] vordert een bedrag van € 3.695,50 netto aan commissieloon over de periode van 1 april 2016 tot 1 januari 2017. [de werknemer] onderbouwt zijn vordering door verwijzing naar productie 12 bij verzoekschrift. De kantonrechter is van oordeel dat uit deze productie 12 geen nettobedrag van € 3.695,50 kan worden herleid. [de werknemer] maakt zijn vordering dan ook in het geheel niet inzichtelijk. Het had op de weg van [de werknemer] gelegen om aan zijn vordering een deugdelijke berekening c.q. specificatie ten grondslag te leggen. Nu een dergelijke berekening c.q. specificatie ontbreekt, dient zijn vordering op dit punt als zijnde onvoldoende onderbouwd te worden afgewezen.
4.11.
Ten aanzien van het restant van de bonus 2015 overweegt de kantonrechter het navolgende.
4.12.
Partijen blijven verdeeld over de vraag of het restende deel van de bonus 2015 – in casu € 1.175,00 – een bruto of netto bedrag betreft. [de werknemer] stelt zich op het standpunt dat het een netto bedrag betreft nu er reeds een gedeelte van € 300,00 netto is betaald. Axenta gaat uit van een bruto bedrag en verwijst in dat kader naar een e-mailbericht van
7 november 2016 van directeur [X] aan [de werknemer] .
4.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient de beantwoording van de vraag of het in casu gaat om een netto of bruto bedrag in het midden te blijven. Het is voor de kantonrechter niet mogelijk netto bedragen toe te kennen, nu immers niet bepaalbaar is op welk moment en/of op welke wijze het uit te keren bedrag fiscaal wordt belast. De kantonrechter zal dan ook een nominaal bedrag van € 1.175,00 aan [de werknemer] toewijzen, waarop in mindering strekt het reeds betaalde netto bedrag van € 300,00. De facto betekent dit dat aan [de werknemer] wordt toegewezen het nominale bedrag van € 875,00.
4.14.
Resumerend komt de kantonrechter tot de slotsom dat de vordering van [de werknemer] voor wat betreft de transitievergoeding als ook het resterende deel van de bonus over het jaar 2015 aan hem dient te worden toegewezen. De overige vorderingen – vergoeding van zes vakantiedagen en het commissieloon over de periode 1 april 2016 tot 1 januari 2017 – dienen aan [de werknemer] te worden ontzegd.
4.15.
Door de handelwijze van Axenta heeft [de werknemer] zich genoodzaakt gezien zijn vordering ter incasso uit handen te geven. De daarmee gepaard gaande kosten komen de kantonrechter niet onredelijk voor en ook deze kosten liggen voor toewijzing gereed.
4.16.
Nu partijen over en weer in het gelijk c.q. ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Axenta om aan [de werknemer] te betalen de transitievergoeding ter hoogte van € 7.302,74 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Axenta om aan [de werknemer] te voldoen het nominale bedrag van € 875,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt Axenta om aan [de werknemer] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 911,88, exclusief btw,
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.M.P. Brouns en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: