In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en zijn werkgever, Axenta B.V., over de eindafrekening na beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, die sinds 1 september 2010 in dienst was, verzocht de kantonrechter om betaling van een transitievergoeding van € 7.302,74 bruto, alsook uitbetaling van openstaande vakantiedagen en een resterende bonus over 2015. De arbeidsovereenkomst eindigde op 17 maart 2017 na een door het UWV goedgekeurde ontslagaanvraag.
De kantonrechter oordeelde dat Axenta de transitievergoeding verschuldigd was, maar dat de werkgever vanwege liquiditeitsproblemen niet in staat was om het bedrag in één keer te betalen. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van de transitievergoeding toe, met wettelijke rente vanaf 17 april 2017. Wat betreft de openstaande vakantiedagen oordeelde de kantonrechter dat de werknemer geen recht had op vergoeding, omdat uit de verlofregistratie bleek dat hij op de door hem gestelde dagen verlof had gehad.
Daarnaast werd de vordering van de werknemer met betrekking tot het commissieloon afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn vordering. De kantonrechter concludeerde dat de werkgever wel een deel van de bonus over 2015 aan de werknemer moest betalen, maar dat het resterende bedrag niet duidelijk was gespecificeerd. Uiteindelijk werd de vordering tot betaling van de transitievergoeding en het resterende deel van de bonus toegewezen, terwijl de overige vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.