ECLI:NL:RBLIM:2017:8895

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
6220902 AZ VERZ 17-165
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Berekening van de hoogte van de transitievergoeding in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster en haar werkgever, de Stichting Laurentius Ziekenhuis, over de hoogte van de transitievergoeding. De werkneemster, die sinds 2003 in dienst was bij het ziekenhuis, raakte in 2014 arbeidsongeschikt en ontving een WIA-uitkering. Na een periode van re-integratie in een aangepaste functie, vroeg het ziekenhuis in maart 2017 een ontslagvergunning aan, die werd verleend. Bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ontving de werkneemster een transitievergoeding van € 10.087,88, berekend op basis van haar laatstgenoten loon in de scanstraat, waar zij tijdelijk had gewerkt. De werkneemster was van mening dat de transitievergoeding berekend moest worden op basis van haar oorspronkelijke loon, dat zij vóór haar arbeidsongeschiktheid verdiende. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever de transitievergoeding op een onjuiste manier had berekend, door het laatstgenoten loon te hanteren in plaats van het oorspronkelijke overeengekomen loon. De rechter stelde vast dat de werkneemster recht had op een transitievergoeding van € 13.376,00, waarvan nog € 3.288,12 verschuldigd was. De werkgever werd veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6220902 \ AZ VERZ 17-165
Beschikking van de kantonrechter van 13 september 2017
in de zaak van:
[de werkneemster],
wonend [adres werkneemster] ,
[woonplaats werkneemster] ,
werkneemster
gemachtigde mr. H.F.A. Bronneberg,
verzoekende partij in het verzoek,
tegen:
de stichting STICHTING LAURENTIUS ZIEKENHUIS,
gevestigd te Roermond,
werkgever
gemachtigde mr. P.J.W.M. Theunissen,
verwerende partij in het verzoek.
Partijen zullen hierna [de werkneemster] en het Ziekenhuis worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 4 augustus 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift;
- het op 17 augustus 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift en
- de op 30 augustus 2017 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Daarna is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[de werkneemster] , geboren op [geboortedag werkneemster] 1963, is op 16 juni 2003 bij het Ziekenhuis in dienst getreden in de functie van administratief medewerker neurologie. Met ingang van
1 april 2004 is [de werkneemster] de functie van medewerker CDM gaan vervullen voor 22 uur per week en met ingang van 16 juni 2004 is de arbeidsovereenkomst omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.2.
Het loon van [de werkneemster] bedroeg € 2.567,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag en eindejaarsuitkering.
2.3.
Op 23 juni 2014 is [de werkneemster] arbeidsongeschikt geraakt.
2.4.
Door het UWV is aan [de werkneemster] met ingang van 6 september 2016 een WIA-uitkering toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2.5.
Met ingang van oktober 2016 heeft [de werkneemster] in het kader van haar re-integratie passende werkzaamheden in de scanstraat uitgevoerd gedurende gemiddeld 16 uur per week. Het betrof een tijdelijke functie in verband met het project digitalisering poliklinieken. Voor deze werkzaamheden ontving [de werkneemster] een loon van € 1.182,48 bruto per maand exclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
2.6.
Op 9 maart 2017 heeft het Ziekenhuis aan het UWV een ontslagvergunning voor [de werkneemster] aangevraagd.
2.7.
Op 23 maart 2017 heeft het UWV de ontslagvergunning verleend, waarna het Ziekenhuis de arbeidsovereenkomst met [de werkneemster] heeft opgezegd tegen 1 augustus 2017.
2.8.
In juli 2017 heeft Het Laurentius Ziekenhuis een eindafrekening opgemaakt en heeft zij aan [de werkneemster] een transitievergoeding betaald van € 10.087,88 bruto. Bij de berekening van de transitievergoeding heeft het Ziekenhuis het loon gehanteerd dat [de werkneemster] sinds 1 november 2016 verdiende voor haar werkzaamheden in de scanstraat.

3.Het geschil

3.1.
[de werkneemster] verzoekt, na vermindering van haar verzoeken tijdens de mondelinge behandeling, om het Ziekenhuis bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen binnen twee dagen na betekening van deze beschikking:
  • aan haar te voldoen het restant van de verschuldigde transitievergoeding ad € 3.288,12 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 augustus 2017 tot de dag der voldoening;
  • om aan [de werkneemster] een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken waarin het bedrag en de betaling van het hiervoor onder sub 1 verzochte is verwerkt en
  • het Ziekenhuis te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van deze beschikking en te vermeerderen met de nakosten ad € 131,00 dan wel in het geval betekening plaatsvindt, een bedrag van € 191,00.
3.2.
[de werkneemster] stelt dat het Ziekenhuis bij de berekening van de transitievergoeding is uitgegaan van een verkeerd loonbedrag. Het Ziekenhuis heeft bij die berekening het laatst genoten loon toegepast, terwijl het bedongen loon toegepast had moeten worden. [de werkneemster] wijst in dat kader op het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding. Artikel 2, lid 1, van dat besluit bepaalt dat onder loon moet worden verstaan het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand. De bedoeling is ook steeds geweest dat [de werkneemster] zou terugkeren naar haar eigen functie. Het bedongen loon is dan ook niet veranderd. [de werkneemster] wijst in dit verband op de brief van het Ziekenhuis van 1 december 2016 waarin is vermeld dat, als zij (gedeeltelijk) zou hervatten in haar eigen functie, het salaris weer zou worden aangepast. Slechts voor de periode dat zij in de scanstraat werkzaam is geweest, is haar loon aangepast. [de werkneemster] wijst verder op een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 23 juni 2016, waaruit blijkt dat bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van het loon waarop de arbeidsongeschikte werknemer recht zou hebben gehad indien deze niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden.
3.3.
Het Ziekenhuis concludeert tot afwijzing van het verzoek van [de werkneemster] en stelt daartoe - kort gezegd - dat zij in oktober 2016 aan [de werkneemster] een andere passende functie heeft aangeboden en dat [de werkneemster] daarmee heeft ingestemd. Dat betekent dat [de werkneemster] ook heeft ingestemd met de hoogte van het loon van de passende functie. Omdat die functie met ingang van 1 juli 2017 zou komen te vervallen, heeft het Ziekenhuis mede op grond daarvan een ontslagvergunning voor [de werkneemster] aangevraagd. Het Ziekenhuis stelt verder dat haar loondoorbetalingsverplichting reeds op 23 juni 2017 was geëindigd en dat [de werkneemster] inmiddels een andere passende functie had aanvaard, met het daarbij horende loon. Het Ziekenhuis wijst op artikel 2, lid 1, onder a, van het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding, dat bepaalt dat bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van het bruto uurloon vermenigvuldigd met het gemiddelde aantal gewerkte uren per maand in de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Het Ziekenhuis is daarom van mening dat zij de transitievergoeding op de juiste manier heeft berekend.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er over eens dat het Ziekenhuis aan [de werkneemster] een transitievergoeding verschuldigd is, maar partijen verschillen van mening over de hoogte daarvan. [de werkneemster] is van mening dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van het loon dat zij genoot vóórdat zij ziek werd, terwijl het Ziekenhuis van mening is dat de transitievergoeding moet worden berekend op basis van het laatstgenoten loon. Dat was immers het (laatstelijk) overeengekomen loon.
4.2.
Artikel 7:673 lid 2 BW bepaalt op welke wijze de transitievergoeding moet worden berekend. Essentieel onderdeel van die berekening is het loon. Artikel 7:673 lid 10 BW bepaalt vervolgens dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat voor de toepassing van lid 2 wordt verstaan onder loon. Daaraan is uitvoering gegeven in het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (Staatsblad 2014, 538) (hierna: het Besluit loonbegrip), waarvan artikel 2 lid 2 - samengevat - bepaalt dat onder loon wordt verstaan: het bruto uurloon vermenigvuldigd met de overeengekomen arbeidsduur per maand of, in geval van een wisselende arbeidsduur, met de gemiddelde arbeidsduur over in beginsel een periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Van belang is derhalve de hoogte van het loon dat partijen zijn overeengekomen.
4.3.
Anders dan het Ziekenhuis is de kantonrechter van oordeel dat het loon behorende bij de werkzaamheden in de scanstraat niet kan gelden als het overeengekomen loon. Uit de brief van het Ziekenhuis van 1 december 2016 blijkt immers dat [de werkneemster] is ingezet in de scanstraat om op te bouwen in uren en dat dit voorlopig wordt voortgezet omdat re-integratie in de eigen functie op dat moment nog niet mogelijk was. Voorts blijkt uit die brief dat de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte voor de eigen functie van [de werkneemster] is geëindigd en dat zij per 1 november 2016 het loon dat hoort bij de functie in de scanstraat zal ontvangen tot het moment dat zij (gedeeltelijk) zou gaan hervatten in haar (eigen) maatmanfunctie. De werkzaamheden die [de werkneemster] in de scanstraat heeft verricht betreffen derhalve aangepast werk in het kader van haar re-integratie en kunnen niet worden aangemerkt als de bedongen arbeid met het daarbij overeengekomen loon. Dat de loondoorbetalingsverplichting voor de bedongen arbeid op grond van artikel 7:629 lid 1 BW was geëindigd, doet niet ter zake.
4.4.
Verder blijkt uit de nota van toelichting bij het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding: “dat een periode van afwezigheid wegens bijvoorbeeld ouderschapsverlof of ziekte geen gevolgen heeft voor de arbeidsduur als een vaste arbeidsduur was overeengekomen. De oorspronkelijke overeengekomen arbeidsduur wijzigt immers niet als de werknemer tijdelijk minder werkt wegens verlof of ziekte. Bedoelde periode van afwezigheid heeft overigens uiteraard evenmin gevolgen voor de hoogte van het op dat moment voor de betreffende werknemer geldende bruto uurloon.” Naar het oordeel van de kantonrechter volgt uit deze toelichting dat bij de berekening van de transitievergoeding moet worden uitgegaan van de oorspronkelijke overeengekomen arbeidsduur en het daarbij behorende loon.
4.5.
Het Ziekenhuis heeft verder nog aangevoerd dat de werkzaamheden van [de werkneemster] in de scanstraat met ingang van 1 juli 2017 zijn komen te vervallen en dat dit mede als ontslaggrond bij het UWV is aangevoerd, maar van belang is dat uit de beslissing van het UWV blijkt dat de toestemming om de arbeidsovereenkomst met [de werkneemster] op te zeggen is verleend vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid van [de werkneemster] . Voor zover het Ziekenhuis heeft willen aanvoeren dat aan [de werkneemster] een nieuwe functie was aangeboden, die [de werkneemster] heeft aanvaard en die nieuwe arbeidsovereenkomst is opgezegd wegens het vervallen van die functie, gaat dat verweer dus niet op. In dat geval zou immers een ontslagvergunning op grond van het verval van de arbeidsplaats van [de werkneemster] in de rede hebben gelegen.
4.6.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het Ziekenhuis aan [de werkneemster] een transitievergoeding verschuldigd is, gebaseerd op het tussen partijen ten tijde van de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van [de werkneemster] geldende bruto uurloon inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, neerkomende op een bedrag van € 1.824,00 bruto per maand, zoals door [de werkneemster] gesteld en door het Ziekenhuis niet weersproken. Dat betekent dat het Ziekenhuis aan [de werkneemster] een transitievergoeding verschuldigd is van € 13.376,00 bruto. Nu het Ziekenhuis reeds een bedrag van € 10.087,88 bruto heeft betaald, resteert een bedrag van € 3.288,12 bruto, welk bedrag aan [de werkneemster] zal worden toegewezen.
4.7.
De wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW wordt de wettelijke rente over het bedrag van de transitievergoeding gerekend vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, derhalve vanaf 1 september 2017.
4.8.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient het Ziekenhuis te worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [de werkneemster] worden begroot op:
  • griffierecht 78,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 478,00.
4.9.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
4.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt het Ziekenhuis om tegen bewijs van kwijting aan [de werkneemster] te betalen een bedrag van € 3.288,12 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2017 tot aan de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt het Ziekenhuis voorts om aan [de werkneemster] een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken waarin het bedrag en de betaling van hetgeen hiervoor onder sub 5.1 is toegewezen is verwerkt;
5.3.
veroordeelt het Ziekenhuis verder in de proceskosten aan de zijde van [de werkneemster] gevallen en tot op heden begroot op € 478,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking;
5.4.
veroordeelt het Ziekenhuis onder de voorwaarde dat zij niet binnen 2 weken na aanschrijving door [de werkneemster] volledig aan deze beschikking voldoet, in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: FL
coll: