ECLI:NL:RBLIM:2017:8880

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
6079955 CV EXPL 17-5180
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugdraaien van een transactie tussen handelaren over een tweedehands Toyota personenwagen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een andere besloten vennootschap, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de gevolgen van het terugdraaien van een transactie over de verkoop van een tweedehands Toyota personenwagen. De eiseres vorderde betaling van bedragen van € 150,44 en € 951,00, alsmede vertragingsrente en vergoeding van vermogensschade, en vroeg om een uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. De eiseres had de auto op 14 maart 2017 gekocht voor € 17.600,00, maar na de levering ontstonden er problemen met ontbrekende accessoires, wat leidde tot een verzoek tot ontbinding van de koop en terugbetaling van de koopsom.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 juni 2017, waarna verschillende schriftelijke en mondelinge uitwisselingen tussen partijen plaatsvonden. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres ten onrechte de zaak had aangebracht bij de kantonlocatie Maastricht, aangezien de gedaagde gevestigd was in Beek. Desondanks besloot de kantonrechter de zaak onder zich te houden. De rechter concludeerde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde tekort was geschoten in haar verplichtingen, en dat de gedaagde zich had gehouden aan de afspraken die waren gemaakt over de terugname van de auto en restitutie van de koopprijs.

Uiteindelijk werd de vordering van de eiseres in zijn geheel afgewezen, en werd de eiseres veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de gedaagde. De rechter oordeelde dat de eiseres niet kon blijven vasthouden aan haar aanspraken op rente en kosten, gezien de omstandigheden van de zaak en de toezeggingen die waren gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer 6079955 CV EXPL 17-5180
Vonnis van de kantonrechter van 13 september 2017 (bij vervroeging)
in de zaak
besloten vennootschap
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats 1]
verder ook aan te duiden als “ [eiseres] ”
eisende partij
gemachtigde mr. A.J.G. Bisscheroux, advocaat te Kerkrade
tegen
besloten vennootschap
[gedaagde]
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats 2] aan de [adres]
verder ook aan te duiden als “ [gedaagde] ”
gedaagde partij
procederend bij haar directeur [naam directeur gedaagde]

1.De procedure

[eiseres] heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 9 juni 2017 in rechte betrokken voor een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding. Tegelijk daarmee zijn aan [gedaagde] twaalf (deels meervoudige) producties betekend.
[gedaagde] heeft ter rolzitting van 21 juni 2017 (de datum waartegen de zaak aangebracht was) mondeling van antwoord gediend en verweer gevoerd.
Vervolgens heeft [eiseres] op 19 juli 2017 gerepliceerd, op welke repliek [gedaagde] schriftelijk voor de rolzitting van 2017 met een dupliek gereageerd heeft.
Hierna is vonnis bepaald. De uitspraak is - bij vervroeging - op vandaag gesteld.

2.Het geschil

[eiseres] vordertde veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling aan haar van bedragen van € 150,44 en € 951,00, althans in billijkheid door de rechter te bepalen bedragen aan vertragingsrente respectievelijk op de voet van art. 6:96 BW te vergoeden vermogensschade, nog te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over de beide posten, alsmede tot betaling van de aan haar zijde te liquideren kosten van de procedure en de eventuele nadere uitvoeringskosten bij executie van een veroordelend vonnis. Omdat [gedaagde] ook in Duitsland actief is, vraagt [eiseres] tot slot om waarmerking van een te wijzen (veroordelend) vonnis als Europese executoriale titel.
[eiseres] baseert haar vordering op de volgende feitelijke omstandigheden en/of stellingen. Op een door [gedaagde] als autohandelaar te koop aangeboden personenwagen met accessoires is door [eiseres] ten behoeve van een klant gereageerd, waarna overeenstemming tussen partijen bereikt is voor een door [eiseres] te betalen koopprijs van € 17 600,00. Deze prijs is op 14 maart 2017 aan [gedaagde] betaald. Op of omstreeks die datum is de gekochte auto bij [gedaagde] ‘opgehaald’ (dat wil zeggen dat toen - in juridische termen - de levering plaatsgevonden heeft). Partijen hebben vervolgens per e-mail contact gehad over het ontbreken van een deel van de onder de koop vallende accessoires, waarbij [gedaagde] een korting op de betaalde prijs voorstelde en [eiseres] (al dan niet op instigatie van de klant) ontbinding van de koop en algehele terugbetaling verlangde. [gedaagde] heeft aanvankelijk niet gereageerd op een per e-mail zijdens [eiseres] op 18 maart 2017 aangezegde ontbinding noch op een (tevens per e-mail verzonden) brief van 4 april 2017 waarbij de gemachtigde van [eiseres] haar sommeerde tot terugbetaling van de koopsom (tegen retournering van de auto) op een termijn van twee dagen, onder aanzegging van een claim tot schadevergoeding.
De sommatie zijdens mr. Bisscheroux is herhaald in een e-mailbericht van 11 april 2017 waarin ook gereageerd is op tegenwerpingen die de directeur van [gedaagde] geuit had toen hij hierover telefonisch op 6 april 2017 aan de tand gevoeld was. Dit bericht bevatte een nieuwe termijn van twee dagen om aan de sommatie te voldoen als [gedaagde] gevrijwaard wilde zijn van in rekening te brengen rente en kosten. [gedaagde] reageerde in voorlopige vorm op dit bericht op 13 april 2017 en liet op 17 april 2017 weten alsnog (na overleg met de eigen advocaat) de auto terug te nemen en de koopprijs te restitueren. Per e-mailbericht van 21 april 2017 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan deze algehele ongedaanmaking van de transactie een termijn van een week verbonden. [gedaagde] heeft nog diezelfde dag gezorgd voor het ophalen van de auto bij [eiseres] en betaling van het bedrag van € 17 600,00. Op 1 mei 2017 heeft mr. Bisscheroux aan [gedaagde] bericht dat [eiseres] niet wenste af te zien van een aanspraak op vergoeding van rente en kosten, nu [gedaagde] aldus niet voldeed aan de op 4 april 2017 gestelde termijneis. [gedaagde] heeft afwijzend gereageerd op deze eis tot betaling van in totaal € 1 101,44, stellend dat de gestelde termijn te kort was en dat zij er alles aan gedaan heeft om het conflict met bekwame spoed op te lossen. Uitvoerig gaat [eiseres] vervolgens in het acht pagina’s omvattende exploot van dagvaarding in op de juridische grondslagen van haar met de vordering van 1 mei 2017 sporende eis tot betaling van € 1 101,44 (non-conformiteit ex art. 7:17 BW; tekortkoming die ontbinding rechtvaardigde ex art. 6:265 BW met daaruit resulterend onder meer een direct opeisbare vordering tot schadevergoeding ex art. 6:96 / 6:74 / 6:83 BW en tot vergoeding van rente ex art. 6:119 BW; ingetreden verzuim van [gedaagde] op de voet van art. 6:83 aanhef en sub c. BW). Ook besteedt zij nog een gehele pagina van het exploot aan onderbouwing van haar aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Hoewel het hier gaat om een vordering die de appelgrens niet bereikt, besteedt [eiseres] drie alinea’s van het exploot aan het belang van uitvoerbaarheid bij voorraad van een te wijzen vonnis omdat zij vermoedt dat [gedaagde] appel zal aanwenden om nakoming van haar verplichtingen ‘uit te stellen’.
[eiseres] weerspreekt in voortgezet debat de bij antwoord tegen de vordering ingebrachte stellingen en verweren. Die tegenwerpingen en nadere stellingen van eisende partij komen vrijwel geheel neer op een herhaling van zetten. [gedaagde] (haar directeur) had kunnen weten waar zij (hij) aan toe was en was gewaarschuwd voor de gevolgen van talmen. De haar gestelde termijn was NIET ‘onredelijk kort’. [eiseres] hecht er ook belang aan dat haar advocaat de ‘brief’ van 21 april 2017 aldus afsloot: “Alle rechten voorbehoudend, verblijve (…)”. In ditzelfde e-mailbericht mag ‘in redelijkheid’ geen afstand van recht gelezen worden, wat [gedaagde] wel lijkt te willen doen.
Het verweer van [gedaagde]heeft tot strekking dat de vordering - die haar ten zeerste verbaasd heeft omdat het probleem al lang opgelost was - zich in volle omvang niet voor toewijzing leent. Zij acht het onredelijk dat [eiseres] nu probeert ‘de advocaatkosten’ op haar te verhalen. Directeur [naam directeur gedaagde] zegt in reactie op de eis tot terugdraaien van de transactie te hebben laten weten een en ander nog even met zijn eigen advocaat te willen afstemmen. Na dit beraad is op maandag 17 april 2017 besloten de auto terug te nemen, zoals [eiseres] verlangde. Via mr. Bisscheroux heeft [gedaagde] diezelfde dag gevraagd hoe en wanneer tot teruggave overgegaan kon worden. Pas op 21 april 2017 reageerde mr. Bisscheroux en nog diezelfde dag heeft [gedaagde] de zaak rondgemaakt (auto opgehaald; aankoopbedrag gerestitueerd). Die nadere afspraak van 21 april acht [gedaagde] bindend, temeer waar zij van haar kant steeds duidelijk geweest is.
[gedaagde] heeft bij dupliek nog benadrukt dat zij tegemoet had willen komen aan de wensen van de klant voor wie [eiseres] zei te handelen, door de kwestie van de ontbrekende cruisecontrol met een financiële tegemoetkoming op te lossen. [gedaagde] zegt twijfels te hebben over het beroep dat [eiseres] in plaats van de eindgebruiker zegt te doen op non-conformiteit. In weerwil van het feit dat zij zich daarom eigenlijk niet verplicht achtte zich neer te leggen bij de ontbinding van de kant van [eiseres] , is meegewerkt aan de van de andere kant gewenste oplossing om een ‘juridische procedure’ te voorkomen (die er nu toch gekomen is…).
Waar nuttig en nodig zullen specifiekere en/of meer in detail tredende stellingen van partijen aan de orde komen en gewogen worden bij de overwegingen in het volgende onderdeel van deze uitspraak (‘de beoordeling’)
.

3.De beoordeling

Ten onrechte heeft [eiseres] de zaak aangebracht bij de kantonlocatie Maastricht van de Limburgse rechtbank omdat de gedaagde partij gevestigd is in Beek, volgens het zaakverdelingsreglement van de Rechtbank Limburg behorend tot het deelressort waarvoor de kantonrechter Roermond aangewezen is. Omdat [gedaagde] zich evenwel naar deze wijze van aanbrengen gevoegd heeft, zal de kantonrechter de zaak onder zich houden en partijen een verwijzing naar Roermond (met alle kosten van dien) besparen. Art. 108 Rv leent zich in dit geval voor analoge toepassing.
Het mag dan wellicht begrijpelijk of voorstelbaar zijn dat [eiseres] vrijwel onmiddellijk na de met [gedaagde] op 14 maart 2017 (geheel) voltooide transactie van koop en levering van een (tweedehands) personenwagen (‘occasion’) een advocaat inschakelde, minder voor de hand ligt dat [eiseres] zich als autohandelaar er niet zelf bij de levering van overtuigd heeft dat de gekochte auto ‘conform’ was. Dat laatste behelsde - zoals de kantonrechter op gezag van [eiseres] moet aannemen - dat [eiseres] voor haar klant, die daar klaarblijkelijk zeer aan hechtte, had moeten nagaan of alle op de website genoemde accessoires en in het bijzonder de cruisecontrol aanwezig waren. Zeker voor een autohandelaar een tamelijk eenvoudig vast te stellen controlehandeling. Die controle vond blijkens later telefoon- en e-mailverkeer pas achteraf plaats, en mogelijk pas toen de klant zelf er opmerkzaam op werd. Vier dagen later - op zaterdag 18 maart 2017 - verkoos directeur [naam directeur eiseres] per e-mailbericht aan [gedaagde] zich alsnog op non-conformiteit te beroepen en de koopovereenkomst te ontbinden. Klaarblijkelijk deed hij dit na overleg met / op gezag van mr. Bisscheroux aan wie immers een afschrift van het bericht gestuurd is (zie prod.2 bij exploot). Een door [gedaagde] gesuggereerde andere oplossing (via de prijs en/of alsnog inbouw van cruisecontrol) is niet met zoveel woorden van de hand gewezen, maar was impliciet voor [eiseres] blijkbaar niet aanvaardbaar. Onbekend is gebleven waarom dit zo was. Toch zou zo’n oplossing niet op voorhand als onredelijk aan te merken zijn, mede afhankelijk van de onbekend gebleven (nadere) wensen van de evenzeer onbekende klant in kwestie.
Hoe dit ook zij, feit is dat [gedaagde] - in weerwil van het feit dat zij het met de redenering van [eiseres] oneens was - zich neergelegd heeft bij de wens tot het ongedaan maken van koop en levering. Daarom heeft zij uiteindelijk op vrijdag 21 april 2017 de auto bij [eiseres] laten ophalen en de koopprijs van € 17 600 gerestitueerd. Vaststaat dat [eiseres] via haar advocaat bij een in de namiddag van dinsdag 11 april 2017 verzonden e-mailbericht aan [gedaagde] had laten weten dat rechtsmaatregelen noodzakelijk zouden worden (dat hij deze ‘van stapel zou laten gaan’) als niet ‘binnen 2 dagen na heden’ de koopprijs geretourneerd en de auto bij [eiseres] opgehaald zou worden. Dat bericht ging enerzijds vergezeld van de aankondiging dat ‘cliënte zijn (sic!) ongenoegen over uw bedrijf ook op andere wijze kenbaar (zou) maken’, maar bevatte anderzijds de geruststellende toezegging dat [eiseres] in het kader van een regeling bereid was bij inwilliging van het verlangde ongedaan maken van de transactie ‘de door u verschuldigde rente en kosten niet ten laste van uw bedrijf te brengen’. In de vroege ochtend van donderdag 13 april 2017 heeft [gedaagde] daarop per e-mail aldus gereageerd dat zij eerst in het aanstaande paasweekend overleg kon plegen met haar advocaat, waarna mr. Bisscheroux nader zou vernemen. Van de kant van de gemachtigde van [eiseres] bleef een reactie uit, ook op de vraag van [gedaagde] wat nu precies bedoeld was met het kenbaar maken van ongenoegen over het bedrijf van [gedaagde] . Vervolgens is in de namiddag van Tweede Paasdag (17 april 2017) het voor [eiseres] verlossende bericht aan mr. Bisscheroux gestuurd dat - na consultatie van de advocaat - gebruik zou worden gemaakt van het aanbod en dat de Toyota-personenwagen teruggenomen zou worden onder restitutie van de koopprijs en vrijwaring van [eiseres] . Aanvullend zijn voor de verdere tenuitvoerlegging de tenaamstelling van de auto, de wijze van terughalen en de op te stellen inkoopverklaring nader aan de orde gesteld.
Op dit laatste bericht heeft mr. Bisscheroux eerst op vrijdagochtend 21 april 2017 per er-mail gereageerd en wel aldus: “De auto wordt niet door mijn cliënte opgehaald (bedoeld zal zijn: gebracht). Een medewerker van uw bedrijf kan de auto ophalen bij cliënte nadat de koopprijs is geretourneerd per bank. Een en ander dient nu wel binnen 1 week na heden zijn beslag te krijgen. Alle rechten voorbehoudend, verblijve Met vriendelijke groet, A.J.G. Bisscheroux”. Vervolgens heeft [gedaagde] aan die wens / die opdracht nog dezelfde dag uitvoering gegeven door zowel tot betaling van € 17 600 over te gaan als de auto bij [eiseres] op te (laten) halen. Alles in de veronderstelling dat daarmee de kous af was. Maar dat was buiten de waard gerekend.
In een e-mailbericht aan [gedaagde] van bijna een week later - maandag 1 mei 2017 16:53 uur - bevestigde mr. Bisscheroux de handelingen waarmee koop en levering teruggedraaid waren, maar liet hij weten dat zijn cliënte niet bereid was ‘om af te zien van de door u verschuldigde rente en kosten’. Die bereidheid was - naar mededeling van de advocaat - ‘vervallen’ omdat betaling niet plaatsgevonden had binnen de termijn van twee dagen die [gedaagde] op 4 en 11 april voorgehouden was. En daarmee was het geschil weer op de wagen en de gerechtelijke procedure een feit, want [gedaagde] was het hiermee van harte oneens.
De kantonrechter deelt de opvatting van [gedaagde] dat het in de gegeven omstandigheden niet aangaat van haar te verlangen dat zij alsnog over de brug komt met een vergoeding van rente en buitengerechtelijke kosten en/of van andere door [eiseres] aangeroerde schade als winstderving. [eiseres] mag, mede door de redactie van het bericht d.d. 21 april 2017 van haar advocaat aan [gedaagde] en door het feit dat deze naliet op het gemotiveerde uitstelverzoek d.d. 13 april 2017 van [gedaagde] te reageren, gehouden worden aan haar via de advocaat op 11 april 2017 gedane toezegging dat afgezien zou worden van een aanspraak op (vergoeding van) rente en kosten indien binnen twee dagen aan de eis van [eiseres] voldaan zou worden. Dat [gedaagde] het paasweekend nuttig besteed heeft door zich er in ruggespraak met haar advocaat van te overtuigen dat het van wijsheid getuigde te voldoen aan de verlangens van [eiseres] , valt haar geenszins kwalijk te nemen. Sterker nog: het heeft geen onredelijk uitstel veroorzaakt en heeft er per saldo toe geleid dat ook rustig de tijd genomen is om een aantal formaliteiten te regelen zoals de hernieuwde tenaamstelling van de auto. Waar mr. Bisscheroux het bovendien zonder aanwijsbare noodzaak geraden achtte om aan de brief van 11 april 2017 nog een dreigende passage over het beschadigen van de naam van het bedrijf van de wederpartij toe te voegen, kon [gedaagde] het extra geraden achten om een advocaat te raadplegen alvorens de volledige eigen schade van tenietdoening van een lucratieve transactie voor haar rekening te nemen. Als [eiseres] het uitstel van enige dagen na 13 april 2017 al als een bezwaar mocht hebben ervaren, ware het aan haar gemachtigde geweest dat terstond aan [gedaagde] op 13 april 2017 te melden en zeker niet te wachten tot 21 april met een reactie op de al dagen bekende bereidheid van [gedaagde] tot onverwijlde medewerking. Tot slot is niet van belang ontbloot dat mr. Bisscheroux weliswaar de brief van 21 april 2017 over de door [gedaagde] geaccordeerde uitvoering van de wensen van [eiseres] weliswaar afsloot met de frase “Alle rechten voorbehoudend”, maar dat wij allen weten dat dit een stoplap zonder bijzondere betekenis is. Het mag dan zo zijn dat met het bericht wellicht ook geen ‘afstand van recht’ gedaan is, maar het tegendeel (in die zin dat daarmee kenbaar gemaakt is dat [eiseres] onverkort vasthield aan een aanspraak op vergoeding van rente en kosten) is er net zo min in te lezen. Dan had de gemachtigde van [eiseres] duidelijker moeten zijn en had [gedaagde] zich eventueel kunnen bedenken door het alsnog te laten aankomen op een in rechte uit te vechten geschil over de gerechtvaardigdheid van een beroep op ontbinding zijdens [eiseres] .
Concluderend: [gedaagde] mocht [eiseres] ook op 17 april 2017 (en later zelfs op 21 april 2017) nog houden aan de toezegging dat het geschil over de onderhavige autoverkoop beslecht kon worden met gesloten beurzen (waarbij dan wel de over een weer in maart 2017 geleverde prestaties ongedaan gemaakt zouden worden). Het uitstel dat zij op 13 april 2017 eenzijdig bedong ten opzichte van de op 11 april 2017 zijdens [eiseres] gestelde termijneis, was door de omstandigheden te rechtvaardigen. Door [gedaagde] desondanks te blijven houden aan die strikte termijn voor handhaving van haar aanbod om af te zien van een aanspraak op vergoeding van rente, kosten en/of schade handelt [eiseres] in strijd met de norm van artikel 6:248 BW. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is het onaanvaardbaar een zodanig enge uitleg aan de eigen bedoelingen te geven dat [gedaagde] alsnog aangesproken wordt op meer dan zij reeds (tegen haar zin) gedaan heeft. De vordering van [eiseres] wordt op al haar onderdelen afgewezen.
Dit impliceert dat [eiseres] veroordeeld wordt tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] begroot worden op een bedrag van € 100,00 aan kosten van bezoek aan de rolzitting inclusief reizen en verlet. Omdat [gedaagde] hier niet op aangedrongen heeft, zal uitvoerbaarverklaring bij voorraad in dit geval achterwege blijven.

4.De beslissing

De kantonrechter komt tot het navolgende oordeel:
- De vordering van [eiseres] wordt in het geheel afgewezen.
- [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis bepaald op een totaalbedrag van € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal en is in het openbaar uitgesproken.
Type: HS