In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 september 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te beëindigen. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Mestrini, heeft aangevoerd dat de vader, die ook de kinderen heeft erkend, al jarenlang niet in staat is om zich normaal te gedragen en dat hij haar heeft bedreigd en geweld heeft aangedaan. De vader, vertegenwoordigd door mr. G. Nijmeijer, heeft verweer gevoerd en gesteld dat hij de moeder niet beperkt in haar opvoedkundige taken en dat de communicatieproblemen niet zodanig zijn dat beëindiging van het gezag gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds 2003 gezamenlijk gezag uitoefenen, maar dat de relatie en communicatie tussen hen ernstig verstoord zijn. Dit heeft geleid tot een ondertoezichtstelling van de kinderen en een contactverbod voor de vader. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders en dat de situatie niet langer kan voortduren. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder toegewezen en het gezamenlijk gezag beëindigd, waarbij de moeder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. De rechtbank heeft benadrukt dat dit niet betekent dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen mag belemmeren.
De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat de vader in het verleden zijn gezag heeft misbruikt en dat er geen vertrouwen is dat de communicatie tussen de ouders zal verbeteren. De rechtbank heeft geen onderzoek door de raad nodig geacht, omdat dit alleen maar onrust zou veroorzaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om een afschrift van de beschikking aan het centrale gezagsregister toe te zenden.