6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een portemonnee met inhoud.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van anderen. De verdachte heeft het slachtoffer op een slinkse wijze – door zich voor te doen als een behulpzame man – het café uitgelokt en hem vervolgens van zijn portemonnee beroofd. Het slachtoffer heeft door deze diefstal niet alleen financiële schade geleden, maar ook hinder en overlast ondervonden.
Voorts houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de diefstal
is gepleegd tijdens de nachtelijke uren en op de openbare weg. Dit werkt strafverzwarend, omdat daarmee het gevoel van onveiligheid in de samenleving toeneemt, in het bijzonder
bij het slachtoffer en de toevallige voorbijgangers, die ongewild worden geconfronteerd
met dit strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat een strafbaar feit als het onderhavige, mede gelet op het strafblad van de verdachte, in beginsel oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank acht in dit geval echter aanleiding om voor een andere strafmodaliteit te kiezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft de diefstal gepleegd in een periode waarin hij ook nog een reeks andere strafbare feiten heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt dat de verdachte, vanwege de overlast die hij veroorzaakte, is geplaatst op de “Top X-lijst”. Deze lijst bevat namen van personen die veelvuldig overlast veroorzaken in de maatschappij en vanwege hun criminele gedrag vaak met politie en/of justitie in aanraking komen.
De gemeente, de politie en het Openbaar Ministerie werken nauw samen met verschillende hulpverlenende instanties, zoals het Zorg- en Veiligheidshuis, om deze mensen weer op het rechte pad te krijgen en daarmee de door hen veroorzaakte overlast en/of criminaliteit terug te dringen. Ook in het geval van verdachte is ingezet op hulpverlening en die aanpak lijkt zijn vruchten af te werpen. De verdachte heeft onder begeleiding van diverse instanties zijn leven een positieve wending weten te geven. Hij heeft een eigen woning, een uitkering en
is op zoek naar een dagbesteding.
Sinds de start van dit hulpverleningstraject is de verdachte, behoudens een veroordeling wegens dronken rijden, niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank wil de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte niet doorkruisen
en zal daarom, in plaats van een gevangenisstraf, aan de verdachte een taakstraf opleggen.
Bij het bepalen van de hoogte van deze taakstraf heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, alsmede met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van
30 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht dient bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering te worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.