ECLI:NL:RBLIM:2017:8805

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
03/155760-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van portemonnee met inhoud in Venray met bewezenverklaring en strafmaat

Op 11 september 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 augustus 2017. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. I.T.H.L. van de Bergh, werd beschuldigd van het stelen van een portemonnee, geld, waardebonnen, een bankpas en een rijbewijs van de aangever in de nacht van 6 op 7 juni 2012 in Venray. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de portemonnee van de aangever heeft weggenomen door zich voor te doen als een behulpzame man en de aangever naar buiten te lokken. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuige [getuige] als bewijs gebruikt en oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de vordering van de officier van justitie in overweging genomen. De officier had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken geëist, maar de rechtbank besloot om in plaats daarvan een taakstraf van 30 uren op te leggen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de omstandigheid dat hij sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/155760-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 september 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat kantoorhoudende
te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte een portemonnee, een hoeveelheid geld, waardebonnen, een bankpas en een rijbewijs heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit kan worden bewezen, gelet op de aangifte van en de getuigenverklaring van [getuige] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in het dossier onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden
is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het ten laste gelegde. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 13 juni 2012 heeft [naam aangever] (hierna: aangever) aangifte gedaan van diefstal van zijn portemonnee. Aangever heeft verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 juni 2012 op stap was in het centrum van Venray. Omstreeks 00.30 uur was hij met een vriend, genaamd [getuige] , naar café [naam café] in Venray gegaan. Op enig moment vroeg aangever aan een medewerker van café [naam café] of deze een taxi voor hem wilde bellen, waarop de medewerker zei dat het zeker een uur tot anderhalf uur kon duren voordat de taxi ter plaatse was. Een Marokkaanse man, die ook aan de bar zat, zei tegen aangever dat hij wel iets kon regelen. Zij verlieten vervolgens samen het café en liepen in de richting van [naam casino] ’s. Op de hoek bij [naam casino] ’s vroeg de Marokkaanse man geld voor de taxi. Toen aangever zijn portemonnee tevoorschijn haalde, trok de Marokkaanse man deze portemonnee uit zijn handen en rende weg. In de portemonnee zaten onder meer de bankpas en het rijbewijs van aangever, alsmede een hoeveelheid geld en een aantal waardebonnen. [2]
Op 21 juni 2012 is [getuige] door de politie als getuige gehoord. [getuige] heeft verklaard dat hij in de nacht van 6 op 7 juni 2012 samen met aangever in café [naam café] in Venray was geweest. In het café was ook een Marokkaanse man aanwezig, genaamd [verdachte] . Op een gegeven moment vroeg aangever aan een medewerker van het café of deze een taxi wilde bellen. De medewerker van het café zei dat het een hele tijd zou duren voordat er een taxi zou komen. [verdachte] zei dat hij wel een taxi kon regelen, waarop [getuige] , aangever en [verdachte] het café verlieten. Toen zij buiten liepen, hoorde [getuige] dat [verdachte] tegen aangever zei: “Geef maar wat geld, dan regel ik een taxi”. Aangever pakte zijn portemonnee. [verdachte] trok deze portemonnee vervolgens uit de handen van aangever en rende weg. [3]
Op 20 juli 2012 heeft de politie foto’s van de verdachte aan aangever getoond. Aangever herkende de persoon op deze foto’s als de dader van de diefstal. Ook de getuige [getuige] heeft de verdachte op de foto’s herkend als de dader van de diefstal. [4]
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 7 juni 2012 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, een hoeveelheid geld, een bankpas, een rijbewijs en een aantal waardebonnen, toebehorende aan [naam aangever] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd onder ambulante behandeling zal stellen
bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Horst, teneinde zich te laten behandelen
voor een agressie-regulatiestoornis, in combinatie met een behandeling door Vincent
van Gogh (verslavingszorg);
- dat de verdachte tijdens de proeftijd zal meewerken aan begeleiding door Housing
First, aan dagbesteding (vrijwilligerswerk) en aan bewindvoering;
- dat de verdachte tijdens de proeftijd zal meewerken aan urineonderzoek.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de eventueel op te leggen straf in het voordeel van de verdachte rekening moet worden gehouden met het feit dat de verweten gedraging geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, dat de verdachte sindsdien niet meer met politie en justitie
in aanraking is gekomen, alsmede met de omstandigheid dat de verdachte zijn leven in de tussentijd een positieve wending heeft gegeven.
De raadsman heeft verzocht, in geval van een bewezenverklaring, aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde feit is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een portemonnee met inhoud.
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van anderen. De verdachte heeft het slachtoffer op een slinkse wijze – door zich voor te doen als een behulpzame man – het café uitgelokt en hem vervolgens van zijn portemonnee beroofd. Het slachtoffer heeft door deze diefstal niet alleen financiële schade geleden, maar ook hinder en overlast ondervonden.
Voorts houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de diefstal
is gepleegd tijdens de nachtelijke uren en op de openbare weg. Dit werkt strafverzwarend, omdat daarmee het gevoel van onveiligheid in de samenleving toeneemt, in het bijzonder
bij het slachtoffer en de toevallige voorbijgangers, die ongewild worden geconfronteerd
met dit strafbare feit.
De rechtbank is van oordeel dat een strafbaar feit als het onderhavige, mede gelet op het strafblad van de verdachte, in beginsel oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt.
De rechtbank acht in dit geval echter aanleiding om voor een andere strafmodaliteit te kiezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft de diefstal gepleegd in een periode waarin hij ook nog een reeks andere strafbare feiten heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt dat de verdachte, vanwege de overlast die hij veroorzaakte, is geplaatst op de “Top X-lijst”. Deze lijst bevat namen van personen die veelvuldig overlast veroorzaken in de maatschappij en vanwege hun criminele gedrag vaak met politie en/of justitie in aanraking komen.
De gemeente, de politie en het Openbaar Ministerie werken nauw samen met verschillende hulpverlenende instanties, zoals het Zorg- en Veiligheidshuis, om deze mensen weer op het rechte pad te krijgen en daarmee de door hen veroorzaakte overlast en/of criminaliteit terug te dringen. Ook in het geval van verdachte is ingezet op hulpverlening en die aanpak lijkt zijn vruchten af te werpen. De verdachte heeft onder begeleiding van diverse instanties zijn leven een positieve wending weten te geven. Hij heeft een eigen woning, een uitkering en
is op zoek naar een dagbesteding.
Sinds de start van dit hulpverleningstraject is de verdachte, behoudens een veroordeling wegens dronken rijden, niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
De rechtbank wil de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte niet doorkruisen
en zal daarom, in plaats van een gevangenisstraf, aan de verdachte een taakstraf opleggen.
Bij het bepalen van de hoogte van deze taakstraf heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, alsmede met de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank zal, alles afwegende, aan de verdachte opleggen een taakstraf voor de duur van
30 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 15 dagen hechtenis. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht dient bij de uitvoering van deze taakstraf in mindering te worden gebracht, naar rato van twee uren per dag.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.000,- ter zake van het ten laste gelegde feit.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder punt
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder punt
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen
de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter en
mr. M.E.M.W. Nuijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 juni 2012 in de gemeente Venray met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, een hoeveelheid geld, een bankpas, een rijbewijs en een aantal waardebonnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt gedoeld op paginanummers uit het
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam aangever] , pag. 3 en 4.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , pag. 7.
4.De processen-verbaal van bevindingen (met bijgevoegde foto’s), pag. 9 t/m 12.