In deze beschikking van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 augustus 2017, is de toevertrouwing van het minderjarige kind van partijen aan de vrouw toegewezen. De vrouw had verzocht om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, welke door de rechtbank is vastgesteld op € 251,50 per maand, met ingang van 1 oktober 2017. Voor de periode tot 1 oktober 2017 is de bijdrage vastgesteld op € 227,- per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van de man beoordeeld, waarbij rekening is gehouden met zijn ziekte en hersteltijd. De man heeft een netto besteedbaar inkomen (NBI) van gemiddeld € 1.685,- per maand, maar zijn draagkracht voor kinderalimentatie is vastgesteld op € 260,- per maand tot 1 oktober 2017. De rechtbank heeft ook de draagkracht van de vrouw vastgesteld op € 73,- per maand. Daarnaast is de man verplicht om met ingang van 1 oktober 2017 een bijdrage van € 96,- per maand te betalen voor de kosten van levensonderhoud van de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw om een hogere bijdrage afgewezen, omdat de man op dat moment geen draagkracht had om meer bij te dragen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak staat voor partijen geen hogere voorziening open.