Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[handelsnaam],
1.De procedure
- het op 30 juni 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift ex artikel 7:681 BW met inbegrip van een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
- het verweerschrift
- de door [verzoekster] ter zitting ingediende aanvullende bijlagen
- de mondelinge behandeling d.d. 29 augustus 2017
- het schrijven van 29 augustus 2017 van [verzoekster] .
2.De feiten
“Jij moet niet werken vandaag dankje”
3.Het geschil
4.De beoordeling
nahet einde van de arbeidsovereenkomst, terwijl het beding opgenomen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst juist ziet op het verbod tot het verrichten van (gelijksoortige) nevenwerkzaamheden
tijdensde duur van het dienstverband. Het verzoek tot verval van het concurrentiebeding ex artikel 7:653 lid 4 BW zal dan ook worden afgewezen.
€ 400,00(2 punten x € 200,00)
5.De beslissing
- de billijke vergoeding van € 1.936,74 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag van algehele voldoening,
- de vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 968,37 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot aan de dag van algehele voldoening,