Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Verloop van de procedure
- het verweerschrift met bijlagen van ABN, ter griffie van de rechtbank Limburg ontvangen op 13 januari 2017
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 30 januari 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. De verzoeker, een voormalige tandarts, heeft verzocht om vaststelling van de beslagvrije voet, omdat de ABN AMRO Hypotheken Groep B.V. beslag had gelegd op zijn pensioenuitkering. De verzoeker, die in Thailand verblijft, heeft zijn tandartspraktijk verkocht na arbeidsongeschiktheid en is teruggekeerd naar Nederland, waar hij geconfronteerd werd met een hypotheekverkoop door wanbetaling. Hij heeft aangevoerd dat hij door de beslaglegging op zijn uitkering in financiële problemen verkeert en dat er geen rekening is gehouden met een beslagvrije voet.
De ABN AMRO heeft verweer gevoerd en gesteld dat de verzoeker mogelijk meer inkomsten heeft dan zijn pensioenuitkering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker niet is verschenen op de mondelinge behandeling en dat zijn gemachtigde, mr. R. Bothof, ook niet heeft gereageerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn stellingen te onderbouwen en dat het vermoeden van de ABN AMRO niet is weerlegd. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek afgewezen en de verzoeker veroordeeld in de proceskosten van de ABN AMRO, die zijn vastgesteld op € 400,00.
De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de verzoeker is in de kosten van de procedure veroordeeld, wat aangeeft dat de rechtbank de belangen van de verweerster heeft erkend en de verzoeker niet in het gelijk heeft gesteld.