Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 april 2017,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Neen eerst de administratie, dan gaan we tot de rest over." Dit standpunt wordt nogmaals herhaald bij de e-mail van de gemachtigde van [gedaagde partij] van 15 november 2016 (prod. 13). In die e-mail verklaart [gedaagde partij] zich weliswaar bereid de helft van de kosten te voldoen, doch daaraan wordt uitdrukkelijk de voorwaarde verbonden dat de mediaton daadwerkelijk moet zijn gestart en - wederom uitdrukkelijk - dat eerst de gevraagde stukken door [zoon gedaagde partij] moeten zijn ingediend. Anders dan [eisende partij] daaruit kennelijk meent af te leiden is daarin geen onvoorwaardelijke toezegging te lezen van of namens [gedaagde partij] om de helft van de kosten van [eisende partij] voor haar rekening te nemen.
Indien de mediatonovereenkomst op een later tijdstip dan bij aanvang van de eerste mediatonbijeenkomst door partijen ondertekend wordt, kan de mediator ook de contacturen voorafgaand aan de ondertekening bij partijen in rekening kan brengen." Deze bepaling is in het onderhavige geschil niet van toepassing omdat er geen mediatonbijeenkomst is geweest en ook geen mediatonovereenkomst door [gedaagde partij] en [zoon gedaagde partij] is ondertekend. Lid 3 van artikel 7 ziet naar het oordeel van de kantonrechter precies op de onderhavige situatie. In dat lid is het volgende bepaald: "
Indien het niet tot ondertekening van de mediatonovereenkomst door partijen zou komen en de mediaton dus niet start, zijn de betreffende contacturen voor rekening van de mediator." Om die reden bevreemdt het de kantonrechter dat ook dat [eisende partij] in strijd met de inhoud van zijn eigen mediatonovereenkomst betaling vordert van de contacturen, nu vast staat dat het niet tot ondertekening van de mediatonovereenkomst is gekomen en de mediaton niet is gestart.
Heb ik die bevestiging niet binnen 1 week na heden ontvangen, dan laat ik partijen hierbij weten dat ik niet als mediator zal optreden, zodat zij zich tot een andere mediator dienen te wenden. Ik zal de rechtbank daarvan dan dienovereenkomstig berichten." [gedaagde partij] heeft daarop per omgaande gereageerd zoals hiervoor reeds onder 4.5 is vermeld, terwijl de reactie van de gemachtigde van [gedaagde partij] daarop bij haar e-mail van 15 november 2016 ook heel duidelijk was. Bij gebreke van de door [eisende partij] gewenste bevestiging had het op dat moment op de weg van [eisende partij] gelegen te handelen overeenkomstig de inhoud van zijn e-mail van 8 november 2016. Blijkens de hiervoor vermelde urenspecificatie had [eisende partij] toen iets meer dan 1 uur aan de kwestie besteed, zodat zijn inspanningen en daaraan verbonden kosten beperkt waren gebleven. Gesteld noch gebleken is dat er aanwijzingen waren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [gedaagde partij] haar ingenomen standpunt zou herzien. De kantonrechter ziet op grond van het vorenstaande dan ook geen aanleiding voor toewijzing van de vordering, noch op grond van de primaire noch op grond van de subsidiaire grondslag.