ECLI:NL:RBLIM:2017:8587

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
6210191 CV EXPL 17-6054
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering in kort geding toegewezen aan zorgverleners

In deze zaak vorderden eisers, werkzaam als woonbegeleiders, betaling van achterstallig loon van hun werkgever, [gedaagde]. Eisers waren sinds 6 maart 2017 in dienst en hadden een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. Gedurende hun dienstverband ontving ieder van hen in mei en juni 2017 een netto betaling van respectievelijk € 500,00 en € 1.000,00, maar het resterende loon bleef onbetaald. In het kort geding dat volgde, vorderden eisers onder andere het achterstallige loon, vakantiebijslag, en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat het aannemelijk was dat de loonvordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde], dat hij de arbeidsovereenkomst had vernietigd, werd als onwaarschijnlijk beoordeeld. De kantonrechter wees de vorderingen van eisers toe, inclusief de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 6210191 CV EXPL 17-6054
vonnis in kort geding van 30 augustus 2017
in het kort geding van
1.
[eiseres sub 1] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
en
2)
[eiseres sub 2]
wonend te [woonplaats 2] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. Y. Kunze
tegen
[gedaagde] ,
handelend onder de naam [handelsnaam]
,
kantoorhoudend te [woonplaats 3] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. R.G.P. Voragen.
Partijen zullen hierna [eiseres sub 1] , [eiseres sub 2] (gezamenlijk: eisers) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 8 augustus 2017
  • de van de zijde van [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] op 23 augustus 2017 ontvangen nadere producties
  • de conclusie van antwoord d.d. 23 augustus 2017 en de nog diezelfde dag ontvangen nadere productie
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 24 augustus 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers zijn sinds 6 maart 2017 krachtens arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar in dienst van [gedaagde] in de functie van woonbegeleidster groep en woonbegeleidster ambulant bij een werkweek van gemiddeld 24 uur en tegen een bruto salaris van € 16,90 per uur.
2.2.
Eisers hebben de overeengekomen arbeid steeds verricht.
2.3.
[gedaagde] heeft in mei 2017 aan eisers (ieder, zo begrijpt de kantonrechter dit) een bedrag van € 500,00 netto betaald en in juni 2017 een bedrag van € 1.000,00 netto.
2.4.
[gedaagde] heeft het overeengekomen loon verder volledig onbetaald gelaten.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Eisers vorderen de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
- het achterstallige loon vanaf aanvang arbeidsovereenkomst tot en met juli 2017, in totaal € 8.652,80 ieder, te vermeerderen met vakantiebijslag en te verminderen met het reeds betaalde bedrag (van € 1.500,00 ieder), alsmede met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding;
- het loon van € 1.757,60 bruto per maand vanaf 1 augustus 2017 te vermeerderen met vakantiebijslag;
- een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 977,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van voldoening;
- de proceskosten en de nakosten met rente.
3.2.
Eisers beroepen zich op de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende
(loon)betalingsverplichting van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak
(loonvordering) en staat daarmee vast.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het (in hoge mate) aannemelijk dat de onderhavige loonvordering(en) in een aanhangig te maken bodemprocedure zullen worden toegewezen, zodat de gevorderde voorzieningen voor toewijzing in aanmerking komen. Zoals ter zitting reeds te kennen is gegeven, acht de kantonrechter het zeer onwaarschijnlijk dat het verweer van [gedaagde] , inhoudende dat hij de arbeidsovereenkomst op 27 juli 2017 (buitengerechtelijk) heeft vernietigd, enige kans van slagen zal hebben in een bodemprocedure (en derhalve ook niet in dit kort geding). Het gegeven dat de vorige werkgever van eisers in financieel zwaar weer verkeerde waardoor (ook) daar sprake was van een achterstand in de loonbetaling, doet op geen enkele wijze af aan de uit de onderhavige arbeidsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting van [gedaagde] als werkgever jegens eisers. Dat [gedaagde] , zoals hij zegt, de arbeidsovereenkomst niet zou hebben gesloten indien hij had geweten van de betalingsproblematiek bij de vorige werkgever van eisers (dat hij dat niet wist wordt overigens betwist door eisers, maar dat terzijde), kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet tot een vernietiging (die op grond van art. 3:53 BW terugwerkende kracht heeft) van de arbeidsovereenkomst leiden. Een dergelijke omstandigheid - waarbij opgemerkt wordt dat [gedaagde] slechts uitermate summiere uitleg geeft over de vraag waarom die betalingsproblematiek bij de vorige werkgever in déze zaak überhaupt relevant is (die relevantie dient de kantonrechter zelf maar te bedenken?) - behoort immers geheel tot het ondernemersrisico van [gedaagde] . En zelfs indien een rechter in een bodemprocedure al tot vernietiging over zou gaan, dan nog heeft te gelden dat de rechter op grond van lid 2 van genoemd artikel aan een vernietiging geheel of ten dele haar werking kan ontzeggen en aan de partij die daardoor (door de vernietiging) onbillijk wordt bevoordeeld (in casu [gedaagde] ), de verplichting kan opleggen tot een uitkering in geld aan de partij die daardoor onbillijk wordt benadeeld (in casu eisers). Onweersproken staat vast dat eisers de bedongen arbeid hebben verricht en zij dienen daarvoor betaald te worden, zo simpel is het. Het verweer lijkt dan ook tegen beter weten in te worden gevoerd.
4.4.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal eveneens worden toegewezen nu gebleken is dat eisers genoodzaakt waren om kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te maken, de gestelde daartoe verrichte werkzaamheden niet door [gedaagde] worden betwist en deze het kostenbedrag - berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten - rechtvaardigen.
4.5.
[gedaagde] zal als de volledig in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisers tot de datum van dit vonnis begroot op € 577,21, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 78,00 aan griffierecht en € 99,21 aan explootkosten, inclusief rente.
4.6.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze worden toegewezen.
4.7.
De incidentele vordering van [gedaagde] wordt overigens - voor zover al nodig, nu het immers lijkt alsof die vordering slechts is ingesteld voor het geval eisers ongelijk zouden krijgen en in de proceskosten zouden worden veroordeeld - afgewezen. Een duidelijke wettelijke grondslag voor die vordering ontbreekt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan ieder der eisers van:
- het achterstallige loon vanaf aanvang arbeidsovereenkomst tot en met juli 2017, in totaal € 8.652,80, te vermeerderen met vakantiebijslag en te verminderen met het reeds betaalde bedrag, alsmede met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van voldoening;
- het loon van € 1.757,60 bruto per maand vanaf 1 augustus 2017, te vermeerderen met vakantiebijslag totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
- een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten ad € 977,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisers tot de datum van dit vonnis begroot op € 577,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door eisers volledig aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.1. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag der voldoening, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst de incidentele vordering van [gedaagde] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken.
RK