In deze zaak vorderden eisers, werkzaam als woonbegeleiders, betaling van achterstallig loon van hun werkgever, [gedaagde]. Eisers waren sinds 6 maart 2017 in dienst en hadden een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar. Gedurende hun dienstverband ontving ieder van hen in mei en juni 2017 een netto betaling van respectievelijk € 500,00 en € 1.000,00, maar het resterende loon bleef onbetaald. In het kort geding dat volgde, vorderden eisers onder andere het achterstallige loon, vakantiebijslag, en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter oordeelde dat het aannemelijk was dat de loonvordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde], dat hij de arbeidsovereenkomst had vernietigd, werd als onwaarschijnlijk beoordeeld. De kantonrechter wees de vorderingen van eisers toe, inclusief de vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.