ECLI:NL:RBLIM:2017:8584

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
31 augustus 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
6219943 CV EXPL 17-6136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot loondoorbetaling in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 31 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een oproepkracht bij Valkenhuizen Exploitatie BV, en de gedaagde partij, Valkenhuizen. De eiser vorderde loondoorbetaling na zich ziek te hebben gemeld op 21 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat Valkenhuizen het loon van de eiser vanaf mei 2017 onbetaald heeft gelaten, ondanks dat de bedrijfsarts had gerapporteerd dat de eiser niet in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De eiser vorderde een bruto bedrag van € 1.682,00 per maand, vermeerderd met wettelijke verhogingen en de afgifte van loonstroken. De rechtbank oordeelde dat het spoedeisend belang van de eiser voortvloeit uit de aard van de vordering en dat er voldoende aannemelijkheid was dat de eiser in een bodemprocedure gelijk zou krijgen. De rechtbank heeft de vordering tot doorbetaling van het loon vanaf 21 mei 2017 toegewezen, inclusief wettelijke verhogingen over de maanden mei en juni 2017. De rechtbank heeft ook bepaald dat Valkenhuizen de loonstroken over de maanden mei tot en met juli 2017 moet afgeven, op straffe van een dwangsom. De proceskosten zijn voor Valkenhuizen, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 6219943 CV EXPL 17-6136
Vonnis van 31 augustus 2017
in het kort geding van
[eiser] ,
wonend te [woonplaats] , aan de [adres]
eisende partij,
gemachtigde mr. R.J. Ruiter
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VALKENHUIZEN EXPLOITATIE BV.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. B.M.M. Custers.
Partijen zullen hierna [eiser] en Valkanhuizen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 8 augustus 2017 met producties 1 tot en met 3
  • de op 16 augustus 2017 per e-mail om 8:55 uur ontvangen nagekomen producties 4 en 5 en om 10:30 uur ontvangen productie 6 van de zijde van [eiser]
  • de op 16 augustus 2017 per e-mail om 17:18 ontvangen producties 1 tot en met 9 van de zijde van Valkenhuizen
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 17 augustus 2017, waar beide gemachtigden aan de hand van een pleitnota de respectieve standpunten van partijen nader hebben toegelicht.
1.2.
Ter zitting is afgesproken dat partijen nog nader zullen trachten tot een regeling te komen en dat de meest gerede partij uiterlijk 24 augustus 2017 zal laten weten of nog om vonnis verzocht wordt. Bij e-mailbericht van 24 augustus 2017 heeft mr. Ruiter aan de griffie te kennen gegeven dat partijen er niet in geslaagd zijn de zaak in der minne te regelen en dat zij om vonnis verzoeken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is per 9 februari 2017 krachtens arbeidsovereenkomst als oproepkracht in dienst getreden bij Valkenhuizen als medewerker in een carwash voor de duur van zeven maanden, derhalve tot 9 september 2017, tegen een bruto uurloon van € 10,06.
2.2.
Op 21 mei 2017 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
2.3.
De bedrijfsarts heeft op 24 mei 2017 en op 31 mei 2017 aan Valkenhuizen gerapporteerd over de telefonische consult dat hij die dagen had met [eiser] . In het rapport van 24 mei 2017 staat - voor zover hier relevant - het volgende vermeld:

Klachtenbeeld gelijk aan klacht zoals vermeld op ziekmelding:
Ja, het klachtenbeeld is gelijk aan het klachtenbeeld zoals vermeld op de ziekmelding. En derhalve reeds door betrokkene met werkgever gecommuniceerd.
Omschrijving Beperkingen (FML):
Op de domeinen persoonlijk, sociaal en fysiek functioneren.
Conclusie en prognose:
Betrokkene is bekend met een chronische medische aandoening waarvoor hij een halt jaar geleden ondersteunende behandeling heeft voorgeschreven gekregen. Deze is een maand geleden gewijzigd en hierop heeft betrokkene sterk gereageerd. lvm met de ontstane klachten is de behandeling nu tijdelijk stopgezet. 3-5 moet betrokkene retour behandelaar en wordt het vervolgbeleid bepaald.
Betrokkene geeft aan dat er dingen hebben gespeeld op het werk, welke niet bevorderlijk waren voor vermindering klachten, echter deze zijn volgens betrokkene geen reden van de ziekmelding. Betrokkene gaat er nog steeds van uit dat deze zaken besproken en opgelost kunnen worden.
Advies/mogelijkheden in eigen werk of aangepast werk,
Gezien de aard van de klachten/beperkingen zie ik momenteel geen benutbare
arbeidsmogelijkheden in eigen/aangepast werk. Het streven is om tijdens het volgend contactmoment werkafspraken te maken. Dit is met betrokkene gecommuniceerd.”
In het rapport van 31 mei 2017 heeft de bedrijfsarts vervolgens het volgende geschreven:

Beperkingen:
Op de domeinen persoonlijk, sociaal en fysiek functioneren.
Conclusie/Prognose:
Betrokkene geeft aan dat het eerder slechter dan beter met hem gaat. Hij heeft opnieuw zijn behandelaar gesproken en deze heeft aangegeven dat hij zijn chronische ondersteuning nog niet opnieuw mag opstarten daar dit de klachten doet verergeren. Dit is de reden waarom deze onlangs is gestopt. Nu deze ondersteunende behandeling is gestopt ervaart betrokkene nu ook andere klachten.
Betrokkene is doorverwezen voor gerichte adequate behandeling. Het intakegesprek vindt morgen plaats.
Het is belangrijk dat betrokkene dingen blijft ondernemen.
Advies /Mogelijkheid vervangend/aangepast werk /eventueel re-integratieplan:
Rekening houdend met de aard van de klachten/beperkingen adviseer ik om betrokkene miv week 24 te laten starten met 2 x 2 uur eigen werk.
Ik verzoek werkgever om contact op te nemen met betrokkene om afspraken rondom de werkdagen/tijden te maken. Betrokkene is in afwachting hiervan.
2.4.
Vanaf mei 2017 heeft Valkenhuizen - ook na daartoe op 31 juli 2017 schriftelijk te zijn aangemaand - het loon onbetaald gelaten.
2.5.
Bij brief van 15 juni 2017 heeft Valkenhuizen aan [eiser] te kennen gegeven dat de loonbetaling zal worden stopgezet omdat hij “die dag de instructies van zijn leidinggevende niet heeft opgevolgd”.
2.6.
Valkenhuizen heeft [eiser] te kennen gegeven dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert de veroordeling van Valkenhuizen:
  • tot betaling van € 1.682,00 bruto (per maand), te vermeerderen met de wettelijke verhoging over de maanden mei tot en met augustus 2017 en daarna steeds per maand tot de rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband;
  • tot betaling van de wettelijke verhoging over het loon tot en met april 2017;
  • tot afgifte van de loonstroken over de maanden maart tot en met augustus 2017, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag dat Valkenhuizen daar mee in gebreke blijft,
  • tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Valkenhuizen heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering (loon).
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient te worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Ten aanzien van de omvang van het loon over de periode 1 tot en met 20 mei 2017 heeft Valkenhuizen gesteld dat [eiser] over die periode 56 uur heeft gewerkt, onder verwijzing naar een geparafeerd urenstaatje over die maand (productie 8 van Valkenhuizen). Dit urenstaatje is door [eiser] onvoldoende specifiek betwist zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. De verwijzing door [eiser] naar de nauwelijks leesbare productie 6 van zijn zijde waaruit volgens hem blijkt dat hij in de maand mei 2017 134 uur heeft gewerkt, wordt gepasseerd, mede doordat dit lijstje verder ook maar van enige toelichting verstoken is gebleven. Dat lijstje vermeldt ook slechts een aantal namen met wat tijdstippen per dag eronder en lijkt meer op een vooraf opgesteld rooster dan op een registratie achteraf van daadwerkelijk gewerkte uren.
Het onbetaald gelaten loon over die periode is door Valkenhuizen becijferd op € 571,76 bruto, welk bedrag door [eiser] niet specifiek is betwist, zodat dit zal worden toegewezen. Overigens heeft Valkenhuizen ter zitting reeds toegezegd dit bedrag zo spoedig mogelijk uit te zullen betalen, maar dat ter zijde.
4.4.
Uitgaande van genoemde 56 uur over de periode 1 tot en met 20 mei 2017, wordt een gemiddeld aantal uren over mei 2017 berekend van 86,8 uren (56/20x31), hetgeen leidt tot een gemiddeld aantal uren over de laatste drie maanden voorafgaand aan de ziekmelding (159 over maart 2017, 148 over april 2017 en 86,8 over mei 2017) van 131,27 uren per maand, hetgeen resulteert in een bruto maandloon van € 1.320,58 exclusief vakantiebijslag.
4.5.
Dat het loon vanaf 15 juni 2017 niet meer verschuldigd is, zoals Valkenhuizen stelt onder verwijzing naar de brief van 15 juni 2017, kan niet worden gevolgd, nu de inhoud van die brief zoals onder 2.4. weergegeven veel te vaag is omtrent hetgeen [eiser] verweten wordt en ook overigens van een gegronde reden om het loon vanaf dat moment niet meer door te betalen niet is gebleken (nog daargelaten dat [eiser] stelt die brief nooit ontvangen te hebben). Daarbij dient ook niet uit het oog te worden verloren dat [eiser] op dat moment nog slechts op arbeidstherapeutische basis aan het werk was: gesteld noch gebleken is immers dat [eiser] op dat moment al weer arbeidsgeschikt was verklaard.
4.6.
Dit laatste heeft tevens zijn weerslag op de stelling van Valkenhuizen dat zij in ieder geval vanaf 30 juni 2017 het loon niet meer verschuldigd is. Zij verwijst daartoe naar productie 6 van haar zijde, zijnde een e-mailbericht van 28 juni 2017 aan [eiser] van de leidinggevende van [eiser] met de volgende inhoud - voor zover relevant - :

U kunt u morgen of vrijdag om 12uur melden in heerlen, bij de heer [naam 1] of [naam 2] . Zij zullen aangeven wat uw werkzaamheden zijn, die 2 uur.
Volgens Valkenhuizen heeft [eiser] zich op 30 juni 2017 niet bij de heer [naam 1] gemeld om aldaar afspraken te maken omtrent het hervatten van de passende werkzaamheden.
Ter zitting heeft [eiser] echter te kennen gegeven dat hij zich wel degelijk bij de heer [naam 1] gemeld heeft en dat hij daar ook een stevig gesprek mee heeft gehad. Daar komt nog bij dat [eiser] stelt dat hij na 30 juni 2017 ook nog een keer gewerkt heeft, hetgeen niet is betwist, en dat hij zich pas daags vóór de zitting voor de eerste keer moest melden bij de bedrijfsarts. Al met al is er onvoldoende zekerheid dat een beroep van Valkenhuizen in een bodemprocedure op een uitsluitingsgrond als bedoeld in art. 7:629 lid 3 zal slagen. Zij laat zich er niet over uit op welke uitsluitingsgrond zij zich precies beroept en stelt veel te weinig omtrent wat van [eiser] in het kader van zijn reintegratie vanaf het moment van zijn ziekmelding (in haar optiek en gerelateerd aan de rapportages van de bedrijfsarts) precies mocht worden verwacht. Onder punt 10 en 11 van de pleitnota noemt Valkenhuizen enkele gedragingen van [eiser] die zij hem verwijt (het niet opvolgen van instructies, verboden telefoongebruik op het werk, rokens tijdens werktijd en het niet dragen van de juiste kleding) doch van de zijde van Valkenhuizen is geen verslag van een functioneringsgesprek overgelegd dan wel een formele schriftelijke waarschuwing aan het adres van [eiser] waarin hem de consequenties van bepaald concreet handelen of van een herhaling daarvan in het vooruitzicht worden gesteld. De gestelde bedreiging aan het adres van zijn leidinggevende de heer [naam leidinggevende] zijn door [eiser] gemotiveerd betwist en staan derhalve niet vast.
4.7.
Op grond van bovenstaande overwegingen zal de vordering tot doorbetaling van het loon vanaf 21 mei 2017 worden toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging over het loon over mei en juni 2017 omdat dit te laat is betaald, met dien verstande dat wordt uitgegaan van het loon zoals becijferd onder 4.4. en dat het loon over augustus en over (1 tot en met 8) september 2017 nog niet opeisbaar is.
4.8.
De wettelijke verhoging over het loon tot en met april 2017 wordt afgewezen. Het verweer van Valkenhuizen hieromtrent, te weten dat het loon per kalendermaand steeds pas in de maand erna werd uitbetaald, berekend aan de hand van urenbriefjes die vóór de 15e van de maand erna ingeleverd dienden te worden, is door [eiser] niet betwist. Dat deze praktijk niet in overeenstemming is met hetgeen in de arbeidsovereenkomst vermeld staat, mag dan zo zijn, doch het is niet op voorhand onaannnemelijk dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat - onder meer nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] ooit over een te late betaling heeft geklaagd - partijen kennelijk afwijkende afspraken hebben gemaakt over het moment van betalen. Dit onderdeel van de vordering is in kort geding derhalve niet toewijsbaar.
4.9.
De loonstroken vanaf mei 2017 tot en met juli 2017 dienen nog door Valkenhuizen afgegeven te worden. De loonspecificaties over augustus en september 2017 zijn nog niet opeisbaar. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot € 500,00.
4.10.
Valkenhuizen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 580,10, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 78,00 aan griffierecht en € 102,10 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Valkenhuizen om aan [eiser] € 571,76 bruto te betalen als zijnde het loon over de periode 1 tot en met 20 mei 2017, alsmede het loon vanaf 21 mei 2017 tot 2 september 2017 op basis van € 1.320,58 bruto per maand,
5.2.
veroordeelt Valkenhuizen om aan [eiser] de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW te betalen over het loon van de maanden mei en juni 2017,
5.3.
veroordeelt Valkenhuizen om aan [eiser] binnen twee weken na betekening van dit vonnis de loonspecificaties over de maanden mei, juni en juli af te geven, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag vanaf de vijftiende dag na betekening voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 500,00,
5.4.
veroordeelt Valkenhuizen tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de datum van dit vonnis begroot op € 580,10,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Hoekstra en is in het openbaar uitgesproken.
RK