In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert de eiseres, een voormalige echtgenote, dat de gedaagde, haar ex-echtgenoot, zijn medewerking verleent aan de verkoop van de gezamenlijke woning. De partijen zijn op 15 december 1998 in gemeenschap van goederen gehuwd en zijn op 28 april 2010 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de woning aan de man wordt toegedeeld, onder de voorwaarde dat de hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit de hoofdelijkheid van de verplichtingen. De vrouw is echter nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de hypothecaire leningen, terwijl de man in de woning woont en deze nog niet heeft overgenomen.
De eiseres stelt dat er een spoedeisend belang is bij haar vorderingen, omdat zij niet langer hoofdelijk aansprakelijk wil zijn voor de hypotheekschuld en de woning niet onverdeeld kan blijven. De gedaagde betwist het spoedeisend belang en voert aan dat de woning al te koop staat. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres recht heeft op verkoop van de woning, aangezien zij niet hoeft te dulden dat de woning onverdeeld blijft. De rechter wijst de vordering van de eiseres toe en bepaalt dat de gedaagde binnen twee weken zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning via een makelaar. Indien de gedaagde niet meewerkt, kan de rechter de verkoop zonder zijn instemming laten doorgaan.
De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 30 augustus 2017.