Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Rechtbank Limburg
Op 29 augustus 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld van een taxichauffeur. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 augustus 2017, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschouwde het tenlastegelegde als wettig en overtuigend bewezen, onderbouwd door aangiftes, camerabeelden en processen-verbaal van Belgische verbalisanten die de verdachte op de beelden herkenden. De verdediging stelde echter dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te merken, en dat het signalement van de dader niet overeenkwam met de verdachte.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de beroving van de taxichauffeur op 17 december 2016 vaststond, er onvoldoende bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen. De herkenning door de Belgische verbalisanten was niet onderbouwd en er waren geen sporen van de verdachte aangetroffen in de taxi. De rechtbank concludeerde dat er te veel twijfel bestond over de identiteit van de dader en sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan alle redelijke twijfels tegemoet te komen.