In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, hebben eisers, waaronder [eiser sub 1], een kort geding aangespannen tegen de notaris. De eisers vorderden dat de voorzieningenrechter zou bepalen dat de besluiten tot benoeming van [eiser sub 1] als bestuurder van de stichting en als bestuurder van de vennootschap rechtsgeldig zijn genomen. Tevens vroegen zij de notaris te bevelen over te gaan tot inschrijving van [eiser sub 1] bij de Kamer van Koophandel als bestuurder van de vennootschap. De notaris had geweigerd deze inschrijving te doen, omdat er een geschil bestond over de juistheid van de opgaaf van [eiser sub 1].
De voorzieningenrechter oordeelde dat in kort geding niet kan worden bepaald dat de besluiten rechtmatig tot stand zijn gekomen, omdat dit geen voorlopige voorziening betreft, maar een declaratoire uitspraak. De vordering van eisers werd om die reden niet toewijsbaar geacht. De rechter benadrukte dat het handelsregister juist, actueel en volledig moet zijn, en dat de notaris de inschrijving kan weigeren als er redelijke twijfel bestaat over de juistheid van de opgaaf. In dit geval was de notaris bekend met het geschil en had hij het recht om de inschrijving te weigeren.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van eisers tegen de notaris moesten worden afgewezen. De eisers werden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de notaris werden begroot op € 668,00. Dit vonnis is gewezen op 30 januari 2017 door mr. drs. W.J.J. Los.