ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
C/03/239274 / KG ZA 17-423
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huuropzegging door de bewindvoerder en de gevolgen voor medebewoners

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 16 augustus 2017, vorderden de medebewoners van een huurwoning dat de bewindvoerder de huuropzegging introk. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huuropzegging een eenzijdige rechtshandeling was die niet meer ongedaan gemaakt kon worden, aangezien deze de betrokken persoon had bereikt. Er was onvoldoende bewijs van onrechtmatig handelen door de bewindvoerder, waardoor de vordering werd afgewezen. In reconventie vorderde de bewindvoerder ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding. De ontruimingsvordering werd afgewezen vanwege onderhandelingen met de verhuurder, maar de gebruiksvergoeding werd toegewezen vanaf de datum van huuropzegging. De voorzieningenrechter benadrukte dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd werden, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Vonnis in kort geding in gevoegde zaken van 16 augustus 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/03/239274 / KG ZA 17-423 van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. C.A.M.J.M. Joosten te Venlo,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [naam gedaagde] BEWINDVOERING,
wonende te Horst,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.T.E. Verhaeg te Horst,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/03/239439 / KG ZA 17-431 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen te Venlo,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [naam gedaagde] BEWINDVOERING,
wonende te Horst,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen te Venlo.
Partijen zullen hierna [eiser] , [naam gedaagde] en [eiseres] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de exceptie tot onbevoegdheid
  • de pleitnota van [naam gedaagde]
  • de eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [moeder eisres] , de moeder van [eiser] en [eiseres] heeft een huurovereenkomst gesloten met Woonwenz betreffende de woning aan de [adres] te [plaats] . Met ingang van 16 juli 2017 is er een bewind ingesteld over de goederen die toebehoren aan mevrouw [moeder eisres] en een mentorschap ten behoeve van haar ingesteld met benoeming van [naam gedaagde] tot bewindvoerder en mentor.
2.2.
Mevrouw [moeder eisres] verblijft bij de Zorggroep Noord- en Midden Limburg, locatie D’n Horstgraaf te Venlo. [naam gedaagde] heeft bij brief van 21 juli 2017 de huur opgezegd van de woning aan de [adres] te [plaats] omdat mevrouw [moeder eisres] niet meer in de woning verblijft. Woonwenz heeft bij brief van 2 augustus 2017 bevestigd dat de huurovereenkomst per 21 augustus 2017 eindigt. [naam gedaagde] heeft de beëindiging van de huurovereenkomst per 21 augustus 2017 aan [eiser] en [eiseres] bij brief van 21 juli 2017 kenbaar gemaakt.
2.3.
Er heeft overleg plaatsgevonden tussen [eiser] en [eiseres] vergezeld van hun advocaten, [naam gedaagde] en Woonwenz over een eventueel voorgezet gebruik van de huurwoning door [eiser] en [eiseres] . Woonwenz heeft aan dit voortgezet gebruik voorwaarden gesteld. Omdat [eiser] en [eiseres] zich nader over die voorwaarden wilden beraden is het niet tot afspraken gekomen omtrent een voortgezet gebruik vanaf 21 augustus 2017.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser] en [eiseres] vorderen samengevat – dat [naam gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de huuropzegging intrekt op straffe van een dwangsom.
3.2.
[naam gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[naam gedaagde] vordert samengevat – dat [eiser] en [eiseres] hoofdelijk worden veroordeeld tot ontruiming van de woning aan de [adres] en leeg en bezemschoon aan Woonwenz opleveren op verbeurte van een dwangsom, alsmede hoofdelijke veroordeling tot betaling aan [naam gedaagde] van een gebruiksvergoeding van € 436,39 aan huur, € 102,00 voor Essent en € 10,00 voor Wml voor elke maand dat [eiser] en [eiseres] de woning in bezit zullen houden tot aan de datum dat Woonwenz de beschikking over de woning krijgt.
4.2.
[eiser] en [eiseres] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

bevoegdheid

5.1.
[naam gedaagde] stelt vooraf de bevoegdheid van de rechtbank ter discussie en stelt dat de zaak aanhangig gemaakt had moeten worden bij de kantonrechter nu het feitelijk een huurgeschil betreft. [eiser] en [eiseres] betwisten de onbevoegdheid.
5.2.
De voorzieningenrechter verwerpt de bevoegdheidsexceptie nu de voorzieningenrechter immers in gevolge artikel 254 Rv in alle spoedeisende zaken bevoegd is een voorziening te treffen. Dat ingevolge lid 4 van dit artikel ook de kantonrechter bevoegd is tot het geven van een voorziening in zaken waarin de kantonrechter te gronde bevoegd is maakt dit niet anders.
ontvankelijkheid
5.3.
[naam gedaagde] stelt dat [eiser] en [eiseres] niet ontvankelijk zijn in hun vordering nu zij geen partij zijn bij de tussen mevrouw [moeder eisres] en Woonwenz gesloten huurovereenkomst. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser] en [eiseres] hun vordering gronden op een onrechtmatige daad dan wel onrechtmatig handelen van [naam gedaagde] jegens hen hierin bestaande dat de redelijkheid en billijkheid zou gebieden dat [naam gedaagde] de gedane huuropzegging intrekt.
verkeerde partij
5.4.
[naam gedaagde] stelt dat [eiser] en [eiseres] de verkeerde partij hebben gedagvaard nu zij [naam gedaagde] in privé hebben aangesproken en niet in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van mevrouw [moeder eisres] . Ook dit verweer zal de voorzieningenrechter passeren nu immers [naam gedaagde] is gedagvaard handelende de onder de naam [naam gedaagde] Bewindvoering en hoewel het formeel juist is dat [naam gedaagde] slechts in haar hoedanigheid van bewindvoerder de rechthebbende in rechten vertegenwoordigt is het in dit geval, waar het feitelijk slechts een orde maatregel betreft in afwachting van een beslissing te gronde, voor een ieder volstrekt duidelijk in welke hoedanigheid [naam gedaagde] wordt aangesproken.
huuropzegging
5.5.
[eiser] en [eiseres] vorderen [naam gedaagde] te veroordelen de huuropzegging in te trekken. De voorzieningenrechter stelt vast dat [naam gedaagde] een verklaring heeft gedaan als bedoeld in artikel 3:37 BW; een eenzijdige rechtshandeling. Intrekking van een dergelijke verklaring kan ingevolge lid 5 van dat artikel slechts werking hebben indien zij eerder dan of gelijktijdig met de ingetrokken verklaring de betreffende persoon bereikt. Kortom intrekking van de huuropzegging is wettelijk gezien niet meer mogelijk. [eiser] en [eiseres] stellen dat [naam gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hen door de huur van de woning waarin ook zij verblijven op te zeggen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat binnen het bestek en de beperkte mogelijkheden tot nader en uitgebreid onderzoek van deze voorlopige voorziening, onvoldoende is gebleken van een onrechtmatig handelen door [naam gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling is immers gebleken dat [naam gedaagde] zich heeft ingespannen een regeling te treffen zodat een voorgezette bewoning door [eiser] en [eiseres] gerealiseerd kon worden. Dat [eiser] en [eiseres] vervolgens nog wilden onderhandelen over de voorwaarden die Woonwenz stelde aan een voortgezet gebruik van de huurwoning kan in redelijkheid niet aan [naam gedaagde] worden tegengeworpen. De vordering van [eiser] en [eiseres] wordt afgewezen.
5.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
[naam gedaagde] vordert in reconventie kort gezegd veroordeling van [eiser] en [eiseres] tot ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het kader van deze ordemaatregel, gelet op de onderhandelingen die zijn gevoerd over het voortgezet gebruik en het definitieve karakter van de gevorderde ontruimingsvordering een toewijzing van deze vordering nog niet aan de orde is. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat de vordering ter zake de gebruiksvergoeding wel moet worden toegewezen nu immers niet ondenkbaar is dat het voorgezet gebruik op 21 augustus 2017 nog niet formeel is gerealiseerd en van [naam gedaagde] niet verlangd mag en kan worden dat de gebruikskosten ten laste van mevrouw [moeder eisres] komen.
6.2.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
7.3.
veroordeelt [eiser] en [eiseres] hoofdelijk des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [naam gedaagde] van een gebruiksvergoeding van € 436,39 aan huur, € 102,00 voor Essent en € 10,00 voor Wml voor elke maand dat [eiser] en [eiseres] de woning met ingang van 21 augustus 2017 in bezit zullen houden tot aan de datum dat Woonwenz de beschikking over de woning krijgt.
7.4.
verklaart dit vonnis in reconventie in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.P. Drijkoningen en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: HM