ECLI:NL:RBLIM:2017:799

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
31 januari 2017
Zaaknummer
03/706007-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met zwaar lichamelijk letsel en verwerping van noodweerverweer

Op 27 januari 2017 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 maart 2014 te Gulpen, waar de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer], tegen het hoofd heeft geslagen, wat resulteerde in ernstig letsel aan de oogkas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat het letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden gekwalificeerd, gezien de noodzaak van operatief ingrijpen en de gevolgen voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft het beroep op noodweer van de verdachte verworpen. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit zelfverdediging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich had kunnen onttrekken aan de confrontatie en dat hij de laatste confrontatie zelf had opgezocht. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een noodzakelijke verdediging zoals bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.

De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde de vordering niet-ontvankelijk, omdat deze niet eenvoudig te beoordelen was in het strafgeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/706007-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. P.W. Szymkowiak, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zittingen van de politierechter van 27 februari 2015 en
24 februari 2016. De politierechter heeft op 24 februari 2016 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken. De zaak is vervolgens behandeld op de zittingen van
12 juli 2016 en 14 september 2016. Op de zitting van 13 januari 2017 is de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Mr. D.M.H. Rademakers, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht, heeft namens het slachtoffer het woord gevoerd over de vordering tot schadevergoeding.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op
7 maart 2014 te Gulpen [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van [getuige 1] zoals hij deze op 7 maart 2014 ten overstaan van de politie heeft afgelegd en de getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] en
[getuige 5] .
De officier van justitie heeft voorts naar voren gebracht dat aan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer toekomt. Verdachte heeft naar het oordeel van de officier van justitie tezamen met zijn vrienden bewust de confrontatie met het slachtoffer opgezocht, waarbij het slachtoffer bewust door de groep is ingesloten en bespuugd en belaagd is met tassen. Onder deze omstandigheden kan van een situatie welke noopte tot noodzakelijke verdediging tegen een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding niet worden gesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Naar het oordeel van de raadsman komt uit het dossier en de camerabeelden naar voren dat aangever meermalen de confrontatie met de groep heeft opgezocht, waarbij verdachte door middel van een aantal duwtjes meermalen heeft geprobeerd aangever op afstand te houden. Verdachte zag geen mogelijkheid om aan aangever te ontkomen en durfde niet zijn rug naar hem toe te keren. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op het moment dat aangever verdachte bij zijn kraag pakte en naar zich toe trok, waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Verdachte heeft aangever vervolgens in zijn gezicht geslagen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de bewijsmiddelen
Inleiding
[slachtoffer] heeft op 8 maart 2014 aangifte gedaan van openlijke geweldpleging, gepleegd op 7 maart 2014 op de parkeerplaats van het zwembad Mosaqua te Gulpen.
Aangever heeft verklaard dat hij in zijn auto op zijn zoontje zat te wachten, toen opeens de kofferbak van zijn auto openging. Aangever zag vervolgens een aantal personen weglopen in de richting van Mosaqua. Aangever is toen uit zijn auto gestapt en heeft naar de betreffende jongens geroepen dat ze met hun poten van andermans spullen af moesten blijven en gevraagd waar dit op sloeg. Deze groep jongens bestond uit zes personen. Aangever hoorde dat de jongens riepen dat ze toch niets deden en dat er niets was gebeurd. Er werd door de jongens gescholden. Aangever zag dat de groep in zijn richting kwam lopen. Aangever maakte aanstalten om naar de groep toe te rennen, waarop de groep wegrende. Aangever voelde opeens een klap op zijn achterhoofd. Vervolgens werd er over en weer geschreeuwd en aangever maakte nogmaals aanstalten om achter de groep aan te rennen. De groep rende weg, maar kwam ook weer terug. De groep cirkelde om aangever heen. Aangever kreeg wederom een tik op zijn achterhoofd. Toen aangever zich hierop omdraaide, werd hij met gebalde vuist in zijn gezicht geslagen. Aangever zag dat het een rechtervuist betrof die hem vol op zijn linkeroog raakte. Aangever voelde hevige pijn. Zijn bril brak door de klap doormidden. [2]
Het letsel van [slachtoffer]
is op 7 maart 2014 overgebracht naar het academisch ziekenhuis te Maastricht. Bij [slachtoffer] werden multipele wonden aan de oogleden links waargenomen. Deze wonden zijn in het ziekenhuis meteen gesloten. In de geneeskundige verklaring is opgenomen dat chirurgie zal volgen in verband met orbitawand-fracturen links en een neusfractuur. De geschatte duur van de genezing van de wonden aan de linker oogleden bedraagt enkele weken. [3] Aangever is van 13 maart 2014 tot en met 18 maart 2014 in het ziekenhuis opgenomen. Op 14 maart 2014 is [slachtoffer] onder gehele narcose aan zijn oog geopereerd, waarbij onder meer osteosyntheseplaten in zijn oog zijn geplaatst. [4]
De rechter-commissaris heeft op 23 april 2014 opdracht tot deskundigenonderzoek naar het letsel van [slachtoffer] gegeven. Traumachirurg drs. P.H. Breedveld heeft op 12 juni 2014 het exacte letsel beschreven:
  • multipele wonden aan oogleden links met letsel van canaliculus superior (bovenste traanbuis);
  • blow-out fractuur orbita (oogkas) links bestaande uit fracturen van orbitabodem inclusief orbitaonderrand en voorwand sinus maxillaris, fractuur mediale orbitawand inclusief os nasale, fractuur orbitadak naar sinus frontalis;
  • berlins oedeem van het netvlies, passend bij een stompletsel van de oogbol.
Drs. P.H. Breedveld heeft voorts beschreven dat blow-out fracturen van de orbita (oogkas) veelal worden veroorzaakt door een aanzienlijke kracht op het oog en/of oogkas. Daarnaast heeft drs. P.H. Breedveld het volgende aangegeven: “(…) Bij het slachtoffer was de zijkant van de oogkas en het jukbeen intact, wat samen met blow-outfractuur pleit tegen inwerkende kracht van opzij en voor een inwerkende kracht van de voorzijde komende (…)” Dat het letsel van aangever door slechts een klap met de vlakke hand is ontstaan lijkt de traumachirurg niet waarschijnlijk. [slachtoffer] was ten tijde van het opstellen van het schrijven nog onder behandeling van een oogarts. Over het verloop van het genezingsproces heeft
drs. P.H. Breedveld het navolgende aangegeven: “Het slachtoffer is nog onder behandeling van de Kaakchirurgie en Oogheelkunde. Het genezingsproces is gecompliceerd door een hangende wenkbrauw van het rechter oog, aansluitend aan de operatieve ingreep die het slachtoffer heeft moeten ondergaan. Patiënt heeft een goed herstel doorgemaakt ten aanzien van zijn oogfunctie en is nog onder behandeling van de oogarts, mede vanwege het letsel van de bovenste traanbuis.” [6]
Uit een schrijven van drs. V.C.M.L. Timmer, arts-assistent MKA-chirurgie en
prof. dr. P. Kessler, hoofd afdeling MKA-chirurgie, van 23 juni 2016 blijkt dat [slachtoffer] op deze datum nog steeds klachten aan zijn oog ervoer en hem is geadviseerd niet te duiken in verband met een kans op blindheid. [7]
Verklaringen van getuigen en de verdachte
De getuige [getuige 2] heeft op 29 maart 2014 bij de politie een verklaring afgelegd. De getuige was op 7 maart 2014 in het zwembad Mosaqua aanwezig, waarbij hij zicht had op de parkeerplaats. Op een gegeven moment zag de getuige een groep jongens op de parkeerplaats. De getuige zag dat de jongens probeerden deuren van auto’s open te trekken. Dit probeerden ze ook bij een ouder type Volvo. De getuige zag dat er in deze auto een man zat. De getuige zag dat deze man uit zijn auto stapte en naar de groep toeliep. De getuige is daarop naar buiten gelopen. Hij zag dat het groepje om de man heen liep zoals een groep roofdieren om hun prooi. De getuige is toen naar de groep toegelopen en heeft tegen de jongens gezegd dat er politie zou komen en dat ze weg moesten gaan. De getuige verklaart dat hij toen ter hoogte van het zebrapad dat naar de parkeerplaats leidt, liep. De getuige zag dat de jongens de man wat tikjes gaven met hun handen, terwijl ze om de man heen stonden. Het groepje liep daarna weg. De getuige heeft vervolgens zijn arm om de oudste van het groepje geslagen en hem vriendelijk gevraagd weg te gaan. De getuige liep daarna terug richting het zwembad, waarbij hij zag dat de groep ter hoogte van een heggetje liep, behalve de oudste van de groep. De getuige zag dat de oudste van de groep met zijn rug naar de man toestond. Hij zag dat de jongen zich omdraaide en naar de man toeliep. De getuige zag dat de jongen ineens met zijn rechtervuist een hele harde klap op het hoofd van de man gaf. De man zakte vervolgens in elkaar en viel op zijn knieën. [8] De getuige heeft bij de
rechter-commissaris op hoofdlijnen eenzelfde verklaring afgelegd. [9]
De getuige [getuige 5] heeft op 9 maart 2014 bij de politie een verklaring afgelegd. Op
7 maart 2014 was zij in het zwembad Mosaqua te Gulpen aanwezig. Zij zag dat er op de parkeerplaats een ruzie was tussen een groep jongens en een man. De getuige zag dat de man aan het schreeuwen was en armgebaren maakte naar die jongens en dat die jongens dreigend op de man afkwamen. De jongens liepen vervolgens weer weg, waarop de man armgebaren maakte en de groep weer terugkwam. De getuige zag dat de jongens naar de auto van de man liepen en dat ze naar de man aan het spugen waren. De man gaf een van de jongens vervolgens een klap op zijn wang. Hierna kwamen ze met z’n allen op de man af. De getuige zag dat de jongens met tassen naar de man sloegen. De man en de jongens liepen vervolgens weg van de parkeerplaats, richting het zebrapad. De getuige hoorde de jongens en de man naar elkaar schelden. Ze hoorde dat aangever iets tegen een van de jongens zei van dat zijn vader hem beter had moeten opvoeden. Ze zag dat een van de jongen boos werd en dat die jongen de man bij zijn kraag pakte en dat de man deze jongen ook vast had. Ze zag dat de jongen de man met een rechtse hoek op zijn linkeroog sloeg. Hierop sprong de bril van de man elkaar en viel de man op de grond. [10] De getuige heeft bij de rechter-commissaris eenzelfde verklaring afgelegd, inhoudende dat de man met een vuist werd geslagen. [11]
[getuige 1] , die deel uitmaakte van de betreffende vriendengroep van verdachte heeft bij de politie verschillende verklaringen over het gebeuren afgelegd. Op 7 maart 2014 heeft [getuige 1] tegenover verbalisanten verklaard dat een van de personen uit de groep de kofferbak van een auto opende, waarop de bestuurder van deze auto boos op hem werd en waarna de groep zich tegen de eigenaar van de auto keerde. [12] Tijdens zijn verhoren bij de politie op 8 en 9 maart 2014 heeft [getuige 1] verklaard dat de verdachte is teruggelopen naar de man. De verdachte en de man gingen toen uitdagend voor elkaar staan. Toen kwam die klap, aldus [getuige 1] . [getuige 1] zag dat de verdachte de man toen plotseling met zijn rechtervuist in het gezicht sloeg. Hij zag dat die man meteen met bloed op de grond viel. [getuige 1] heeft in zijn verklaring van 9 maart 2015 de namen van alle betrokkenen genoemd, waaronder de naam van de verdachte. Hij heeft toen ook verklaard dat toen zij richting zwembad waren gelopen, hij het idee had dat de groep de man met rust zou laten. Toen de man hen daarop uitmaakte voor lafaards, rukte de verdachte zich los van [betrokkene] (jongen uit de vriendengroep) en heeft de verdachte die man een vuistslag gegeven. [13] Naar aanleiding van de verklaring van 9 maart 2015 heeft de politie nader onderzoek ingesteld naar de genoemde betrokkenen en hun rol in het geheel.
Camerabeelden
Ter terechtzitting zijn camerabeelden getoond. Op deze camerabeelden heeft de rechtbank waargenomen dat een groep jongens over de parkeerplaats nabij het zwembad Mosaqua loopt. Een van de jongens maakt de kofferbak van een auto open, waarna de man die op de bestuurdersplaats van deze auto zit, uit de auto stapt en achter de groep, die van de man wegloopt, aanrent. De man blijft op een gegeven moment stilstaan, waarop de groep terugloopt naar de man. De groep loopt op de man af, zwaaiend met tassen. De groep blijft in de buurt van de man staan. Te zien is hoe de man met zijn armen zwaait. De rechtbank merkt op dat zij, hoewel dit niet duidelijk is te zien, het aannemelijk acht dat aangever tijdens dit zwaaien de broer van verdachte heeft geraakt, zoals door meerdere getuigen is verklaard. De groep loopt daarna weer weg van de man. De man loopt achter de groep aan. De groep blijft halverwege het zebrapad, dat is gelegen tussen de parkeerplaats en het zwembad, staan. Op de beelden is voorts - zij het beperkt -, te zien dat de groep en de man meermalen naar elkaar toelopen en van elkaar weglopen. Daarna verdwijnen zowel de man als de groep uit beeld. Na enkele seconden komen telkens meerdere personen in beeld, waarbij de exacte identiteit van de personen niet is vast te stellen. Hierna is te zien dat de man achterover op de grond valt. De groep loopt dan weg. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 7 maart 2014 tezamen met zijn vriendengroep de intentie had om te gaan zwemmen in Mosaqua te Gulpen. Toen ze over de parkeerplaats liepen maakte een van zijn vrienden de kofferbak van een auto open. In deze auto zat aangever. Volgens verdachte stapte aangever agressief uit zijn auto en rende richting de groep. De groep is vervolgens naar aangever toegelopen en heeft excuses gemaakt. Aangever begon hierop met zijn armen om zich heen te zwaaien. De groep heeft vervolgens geprobeerd om van de man weg te lopen, waarbij ze met hun tassen hebben gezwaaid in een poging aangever op afstand te houden. Aangever gaf een klap in het gezicht van de broer van verdachte. Aangever bleef de groep hierna op agressieve wijze benaderen. Verdachte zag geen mogelijkheid om weg te komen. Aangever kwam op een gegeven moment zeer dichtbij verdachte. Verdachte heeft aangever drie duwtjes gegeven, met de intentie hem op afstand te houden. Aangever heeft verdachte vervolgens bij zijn kraag gepakt, waarbij aangever met zijn andere hand in zijn broekzak ging. Verdachte was bang dat aangever hem zou gaan slaan, waarop verdachte aangever met de platte hand een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Op de vraag waarom verdachte niet is weggegaan op eerdere momenten en op het laatst, toen dat de getuige [getuige 2] hem probeerde mee te nemen, heeft verdachte verklaard dat aangever steeds dichterbij bleef komen en hij geen kans zag om weg te gaan.
Het oordeel van de rechtbank
Aan de orde is de vraag of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een mishandeling van [slachtoffer] , met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan, ten gevolge waarvan deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Het letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de aard van het letsel, nu het zo ernstig was dat (operatief) medisch ingrijpen noodzakelijk was en de verdachte een tijd zijn reguliere werkzaamheden niet heeft kunnen uitoefenen.
Hoewel voor de bewezenverklaring niet bepalend, acht de rechtbank aannemelijk - gelet op de bevindingen van voornoemde traumachirurg over het letsel, de verklaring van aangever en de hiervoor genoemde getuigenverklaringen – dat de verdachte aangever met een vuist in het gezicht heeft geslagen.
Noodweer?
De raadsman heeft ter zitting een beroep gedaan op noodweer. Voor een succesvol beroep op noodweer is allereerst vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient het feit te worden begaan, geboden door de noodzakelijke verdediging van dat lijf, eerbaarheid of goed. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van haar waarneming op de camerabeelden en de hiervoor aangehaalde getuigenverklaringen vast dat verdachte zich na de eerste confrontatie met aangever, toen de groep wegliep, en ook meerdere keren daarna, telkens aan een volgende confrontatie met aangever had kunnen onttrekken. Getuigen [getuige 2] en [getuige 1] verklaren beiden dat de verdachte de laatste confrontatie juist zelf heeft opgezocht door zelf naar aangever toe te lopen. De rechtbank sluit niet uit dat hij daartoe is overgegaan doordat hij zich door aangever geprovoceerd voelde. Verdachte had evenwel een andere keuze kunnen maken en moeten maken. Verdachte had immers, net als de andere leden van de groep, ook toen weg kunnen lopen van de man. Dat hij dit als enige niet zou hebben gekund, is niet aannemelijk geworden. Gelet op het vorenstaande, kan niet worden gezegd dat er sprake was van een noodzakelijke verdediging tegen een wederrechtelijke aanranding als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht. Dat aangever verdachte direct voorafgaande aan de klap mogelijk heeft vastgepakt bij de kraag, maakt vorenstaande conclusie niet anders, waarbij de rechtbank opmerkt dat er ook is verklaard dat verdachte toen ook aangever bij diens kraag vasthad. Het beroep op noodweer faalt.
De rechtbank komt dan ook tot de volgende bewezenverklaring.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 7 maart 2014 te Gulpen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer] tegen het hoofd heeft geslagen, ten gevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (fracturen in oogkas) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer] . Ten gevolge van deze mishandeling heeft het slachtoffer meerdere fracturen in zijn oogkas opgelopen. Het slachtoffer is aan deze fracturen geopereerd. Het letsel heeft voor het slachtoffer ingrijpende fysieke en voor hem en zijn gezin emotionele gevolgen gehad. Daarnaast heeft het slachtoffer zijn grote hobby duiken moeten opgeven, nu de artsen hebben aangegeven dat bij een gewijzigde druk op de oogkas de kans op blindheid ontstaat.
Verdachte heeft dit alles veroorzaakt door het slachtoffer zo te slaan dat het slachtoffer een gebroken oogkas heeft opgelopen. Dit levert een ernstig strafbaar feit op, ook als meegenomen wordt dat verdachte niet de bedoeling had het slachtoffer zoveel leed te berokkenen. De ernst van het feit is dus niet primair gelegen in de handeling van verdachte op zichzelf; de verwijtbaarheid is met name ingegeven door de gevolgen. De wetgever heeft deze strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de gevolgen bewust in het leven geroepen voor dit soort gevallen. Dan is ook een andere straf gepast dan in een geval dat eenzelfde klap die gevolgen niet zou hebben gehad.
Bij de bepaling van de straf moet niet alleen de ernst van het feit worden gewogen. Ook moet rekening worden gehouden met de belangen van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die ter zitting aan de orde zijn gesteld. De straf moet dus recht doen aan de ernst van het feit, aan de gevolgen voor het slachtoffer, aan de dader en tevens dienen ter voorkoming van andere strafbare feiten.
Dat de verdachte deze ernstige gevolgen voor het slachtoffer niet heeft gewild, daarvan is de rechtbank overtuigd. Uit het reclasseringsrapport van 29 december 2016 komt naar voren dat verdachte volgens de reclassering geen vaardigheidstekorten heeft en er zijn ook geen aandachtspunten die reclasseringsinzet vergen. De reclassering onthoudt zich van een concreet strafadvies. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden is het volgens de reclassering mogelijk aan verdachte een werkstraf op te leggen.
Bij de bepaling van de straf is ook rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat aangever zich bij de confrontatie die heeft geresulteerd in het onderhavige feit ook niet onbetuigd heeft gelaten. Aangever heeft zich eveneens niet onttrokken aan de confrontatie of zich op andere wijze constructief of oplossingsgericht opgesteld.
Hoewel er geruime tijd is verlopen tussen de aanhouding van de verdachte in 2014 en het wijzen van dit vonnis, is de rechtbank van oordeel dat de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM niet is overschreden. Het verloop van die tijd is mede te wijten aan de uitstelverzoeken van de verdediging. Om deze reden zal de rechtbank het tijdsverloop niet verdisconteren in de strafmaat.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de ernst van het feit en het ontstane letsel bij het slachtoffer, de weging van voormelde omstandigheden dient te leiden tot oplegging van een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS). De rechtbank heeft als richtpunt genomen hetgeen als oriëntatiepunt is opgenomen met betrekking tot ‘
mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, enig lichamelijk letsel ten gevolge hebbend’, te weten een taakstraf voor de duur van 120 uren. Hoewel de verdachte in onderhavige strafzaak geen opzet had op zware mishandeling en de mishandeling niet is geschied met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, acht de rechtbank een taakstraf voor deze duur passend, gelet op het zwaar lichamelijk letsel dat het gevolg is van de mishandeling.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 9.394,52, waarvan
€ 5.144,52 aan materiële schade en € 4.250,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij verzoekt primair de vordering toe te wijzen als voorschot onder algemene titel op de door de benadeelde partij geleden en nog te lijden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het smartengeld vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair verzoekt de benadeelde partij de rechtbank een voorschotbedrag vast te stellen, te vermeerderen met de wettelijke rente over het smartengeld vanaf de pleegdatum en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast vordert de benadeelde partij de kosten voor rechtsbijstand ter hoogte van
€ 1.152,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de gehele vordering bij wijze van voorschot voor toewijzing vatbaar. Ten aanzien van de post
‘duikuitrusting’refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel moet worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er geen causaal verband bestaat tussen het delict en de schadepost ‘
duikuitrusting’. Voorts heeft de raadsman naar voren gebracht dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd, temeer nu uit de bijlagen van de vordering van de benadeelde partij blijkt dat aangever naar aanleiding van het incident geen beperkingen meer ervaart. De raadsman heeft ook verwezen naar de eigen schuld van benadeelde partij bij hetgeen is voorgevallen, waarbij bij een eventuele toekenning van schade in elk geval rekening mee moet worden gehouden.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor een behandeling in het strafgeding. Dit nu een beoordeling van de vordering een onderzoek vergt naar de mate van medeschuld van de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij geheel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
Benadeelde partij
- bepaalt dat de vordering van de
benadeelde partij, [slachtoffer] , per adres Pennino Advocaten, mr. D.M.H. Rademakers, Schaesbergerstraat 16, 6467 EC Kerkrade,
niet- ontvankelijkis en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. A.M. Koster-van der Linden en mr. D. Osmic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 januari 2017.
Buiten staat
Mr. A.M. Koster-van der Linden is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 07 maart 2014 te Gulpen, in elk geval in de gemeente
Gulpen-Wittem, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer] ),
(tegen het hoofd) heeft geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk
letsel (fracturen in oogkas), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer 204026515, gesloten d.d. 23 juni 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 216.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2014, pagina’s 120 en 121.
3.Geneeskundige verklaring d.d. 13 maart 2014, pagina 129.
4.Schrijven van drs. A. van Mierlo, AIOS MKA-chirurgie en prof. dr. P. Kessler, hoofd afdeling MKA-chirurgie d.d. 14 maart 2014, bijlage 3 van de vordering benadeelde partij d.d. 22 februari 2016.
5.Schrijven van traumachirurg drs. P.H. van Breedveld d.d. 12 juni 2014, zonder doornummering.
6.Schrijven van traumachirurg drs. P.H. van Breedveld d.d. 12 juni 2014, zonder doornummering
7.Schrijven van drs. V.C.M.L. Timmer, arts-assistent MKA-chirurgie en prof. dr. P. Kessler, hoofd afdeling MKA-chirurgie d.d. 23 juni 2016, zonder doornummering.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 29 maart 2014, pagina’s 168 tot en met 170.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 20 oktober 2015.
10.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 9 maart 2014, pagina’s 155 en 156.
11.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris d.d. 7 juli 2015.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2014, pagina 20 en 21.
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 8 maart 2014, pagina 40 en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 maart 2014, pagina 47.
14.DVD met camerabeelden van de mishandeling, toegevoegd aan het procesdossier en bekeken ter terechtzitting d.d. 13 januari 2017.