ECLI:NL:RBLIM:2017:7965

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 augustus 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
04 5389181
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M.J.F. Piette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van eigen risico door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van een eigen risico dat volgens hen nog openstond. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 maart 2017, waarin de eisende partij was opgedragen om een overzicht van betalingen te overleggen. De eisende partij, CZ, gaf aan niet in staat te zijn om het gevraagde overzicht conform het gegeven format op te maken, maar overhandigde wel een betaaloverzicht zonder kosten. Dit overzicht gaf inzicht in de betalingen, maar de kantonrechter oordeelde dat CZ niet voldoende had aangetoond dat er nog een openstaand bedrag was ten tijde van de dagvaarding in september 2016. De kantonrechter concludeerde dat het eigen risico van september 2014 al anderhalf jaar volledig was voldaan en wees de vordering in conventie af. Ook de in reconventie gevorderde verklaring voor recht werd niet toegewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5389181 \ CV EXPL 16-9261
Vonnis van de kantonrechter van 16 augustus 2017
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP, ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adresgegevens gedaagde]
,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde mr. J.P.C.M. van Riet.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 15 maart 2017
  • de akte uitlating van CZ
  • de antwoordakte van [gedaagde]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 15 maart 2017 en volhardt bij de inhoud daarvan. In dat tussenvonnis is CZ in de gelegenheid gesteld om een overzicht als bedoeld in artikel 4.4. van dat tussenvonnis over te leggen.
2.2.
Bij akte geeft CZ aan niet in staat te zijn een dergelijk overzicht conform het gegeven format op te maken. CZ legt een betaaloverzicht over zonder kosten waarbij alles conform het betaalkenmerk of omschrijving geboekt is die door [gedaagde] bij de betreffende betaling is aangegeven. Verder legt CZ diverse sommatiebrieven over.
2.3.
Uit het overzicht van CZ volgt inzichtelijk welke betalingen op welke wijze geboekt zijn. Duidelijk aangegeven is in welk geval geen kenmerk aan de betaling was gegeven -de juistheid daarvan volgt ook uit het rekeningoverzicht van [gedaagde] bij antwoordakte- of wanneer het kenmerk de lading niet langer dekte omdat de gekenmerkte betaling al eerder volledig was voldaan. Consequentie van dit alles volgens CZ is dat ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding € 526,50 openstond. Dit moge zo zijn maar specifiek is gedagvaard voor het eigen risico in september 2014 dat oorspronkelijk € 229,17 bedroeg. Uit het overzicht van CZ volgt dat dit in verschillende stapjes is voldaan door toerekening van betalingen, laatstelijk een betaling van 26 januari 2015. Dat daarbij geen rekening is gehouden met rente en kosten maakt dit niet anders, nu immers CZ in de gelegenheid was gesteld om de juiste toerekening van betalingen op grond van de wettelijke bepalingen aan te tonen. Indien zij dit niet doet of niet kan komt dit voor rekening en risico van CZ.
Conclusie is dan ook dat ten tijde van het dagvaarden in september 2016 het eigen risico van september 2014 reeds anderhalf jaar volledig voldaan was, althans dat door CZ niet onderbouwd is gesteld dat er nog een restant zoals gevorderd bestond ten tijde van het dagvaarden.
In conventie betekent dit dat het gevorderde afgewezen dient te worden. Uit het overzicht dat door [gedaagde] niet voldoende is betwist, volgt echter eveneens dat de in reconventie gevorderde verklaring voor recht niet toegewezen kan worden.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
2.4.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal de kantonrechter de kosten tussen hen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
2.5.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het in conventie en reconventie gevorderde af;
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piette en in het openbaar uitgesproken.
type: AP/PL
coll: