Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 15 maart 2017
- de akte uitlating van CZ
- de antwoordakte van [gedaagde]
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van een eigen risico dat volgens hen nog openstond. De procedure volgde op een tussenvonnis van 15 maart 2017, waarin de eisende partij was opgedragen om een overzicht van betalingen te overleggen. De eisende partij, CZ, gaf aan niet in staat te zijn om het gevraagde overzicht conform het gegeven format op te maken, maar overhandigde wel een betaaloverzicht zonder kosten. Dit overzicht gaf inzicht in de betalingen, maar de kantonrechter oordeelde dat CZ niet voldoende had aangetoond dat er nog een openstaand bedrag was ten tijde van de dagvaarding in september 2016. De kantonrechter concludeerde dat het eigen risico van september 2014 al anderhalf jaar volledig was voldaan en wees de vordering in conventie af. Ook de in reconventie gevorderde verklaring voor recht werd niet toegewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.