ECLI:NL:RBLIM:2017:7963

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2017
Publicatiedatum
15 augustus 2017
Zaaknummer
5733328 CV EXPL 17-1634
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding wegens onrechtmatige daad in een samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert de eisende partij, een vennootschap onder firma, betaling van onbetaalde facturen van de gedaagde partij, die in het verleden samenwerkte met de eisende partij. De samenwerking is beëindigd, waarna de eisende partij een bedrag van € 18.410,52 vordert, bestaande uit hoofdsom, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde partij voert verweer en stelt dat er afspraken zijn gemaakt over de te betalen bedragen, en dat hij al een deel van de facturen heeft voldaan.

In reconventie vordert de gedaagde partij een schadevergoeding van € 10.500,- wegens onrechtmatige daad, omdat de eisende partij volgens hem onjuiste aangiftes loonbelasting heeft ingediend voor klanten van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft de zaak in beide conventies en reconventies beoordeeld en de eisende partij opgedragen bewijs te leveren van de afspraken over de licentiekosten. De gedaagde partij moet zijn schade nader onderbouwen. De verdere beslissingen zijn aangehouden, en de zaak is verwezen naar de rolzitting voor het indienen van bewijsstukken en het uitlaten over de hoogte van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5733328 CV EXPL 17-1634
Vonnis van de kantonrechter van 5 juli 2017
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[naam VOF],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. I.J.L. Daemen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie
  • de rolbeschikking waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de akte overlegging producties tevens conclusie van antwoord in reconventie
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 mei 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben een aantal jaren samengewerkt, waarbij [eiseres] werkzaamheden uitvoerde voor [gedaagde] . [gedaagde] werkte toentertijd vanuit het kantoor van [eiseres] .
2.2.
De werkzaamheden die [eiseres] verrichtte voor [gedaagde] en bepaalde kantoorkosten werden door [eiseres] aan [gedaagde] gefactureerd.
2.3.
Een deel van de facturen heeft [gedaagde] ondanks sommaties niet betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 18.410,52 (€ 16.572,76 hoofdsom, € 897,03 wettelijke handelsrente tot dagvaarding en € 940,73 buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke handelrente over de hoofdsom vanaf dagvaarding en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert dat [eiseres] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling van € 10.500,- aan schadevergoeding, de proceskosten en de nakosten, de kosten bij gebreke van betaling te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
[eiseres] voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De door [eiseres] gevorderde hoofdsom van € 16.572,76 is als volgt opgebouwd:
Factuurnummer Factuurdatum Factuurbedrag
150735 29-07-2015 € 1.771,44
151074 22-10-2015 € 1.675,85
151146 02-11-2015 € 629,20
151173 16-11-2015 € 1.527,63
151174 16-11-2015 € 14,73
151267 02-12-2015 € 629,20
151268 02-12-2015 € 822,50
151305 21-12-2015 € 3.231,33
160109 20-01-2016 € 429,57
160112 20-01-2016 € 2.207,04
160181 02-02-2016 € 822,09
160182 02-02-2016 € 4.743,20
160217 18-02-2016 € 671,55
161319 31-12-2016 € -107,15
161320 31-12-2016 € -661,76
Totaal € 18.406,42
minus drie betalingen (1 juli 2016, 1 augustus 2016 en 30 januari 2017) van in totaal € 1.833,66.
4.2.
[gedaagde] voert als verweer dat met betrekking tot 2015 tussen partijen is afgesproken dat hij nog € 10.053,47 moest betalen en dat verder alleen facturen 160112 en 160181 moeten worden betaald.
4.3.
[eiseres] erkent dat van de facturen uit 2015 inderdaad niet meer dan € 10.053,47 hoeft te worden betaald, maar stelt dat [gedaagde] in aanvulling hierop alle facturen uit 2016 dient te voldoen.
4.4. 2015
2015 en de erkende facturen van 2016
4.4.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij met betrekking tot het jaar 2015 zijn overeengekomen dat [gedaagde] nog € 10.053,47 moest betalen en dat [gedaagde] het bedrag van de facturen 160112 en 160181 verschuldigd is en de bedragen van de creditfacturen tegoed heeft. [gedaagde] moest dus in ieder geval (€ 10.053,47 + € 2.207,04 + € 822,09 – € 107,15 – € 661,76 =) € 12.313,69 aan [eiseres] voldoen.
4.4.2.
Partijen zijn het er verder over eens dat [gedaagde] hierop in ieder geval al € 1.833,66 in mindering heeft voldaan. [gedaagde] heeft verder nog in zijn rekening-courantoverzicht (productie 3 bij dagvaarding) opgenomen dat hij in 2016 nog de volgende betalingen heeft verricht: op 26 januari 2016 € 1.527,61, op 1 februari 2016 € 2.000,-, op 29 februari 2016 € 1.000,-, op 31 maart 2016 € 1.000,- en op 30 april 2016 € 1.000,-. [eiseres] heeft dit niet betwist. [gedaagde] heeft ter zitting verder nog naar voren gebracht dat hij in 2017, in aanvulling op de betaling van 30 januari 2017, nog drie keer € 583,66 heeft betaald. [eiseres] heeft bevestigd dat dit klopt. Tussen partijen staat daarom vast dat [gedaagde] al € 10.112,25 aan [eiseres] heeft voldaan. Dit betekent dat vooralsnog (€ 12.313,69 - € 10.112,25 =) € 2.201,44 voor toewijzing gereed ligt.
4.5.
Facturen 160109 en 160182
4.5.1.
Volgens [gedaagde] zijn de facturen 160109 en 160182 onterecht omdat die zien op gebruik van programma’s na zijn vertrek, die bovendien niet alleen voor hem zijn aangeschaft en over de betaling waarvan geen afspraken zijn gemaakt. Wel werd ten behoeve van de programma’s en overige kosten per maand ongeveer € 400,- in rekening gebracht via de rekening-courant.
4.5.2.
Volgens [eiseres] moet [gedaagde] ook na zijn vertrek de licentiekosten van voor hem aangeschafte programma’s betalen, omdat die niet per direct konden worden opgezegd. Het programma Prognose werd al gebruikt door [eiseres] , maar hiervan wordt ook geen betaling gevorderd. [gedaagde] betaalde ten behoeve van de licenties € 400,- per maand. Dit was bij de aanschaf van de licenties zo afgesproken, aldus [eiseres] .
4.5.3.
Als inderdaad is afgesproken dat de programma’s zouden worden aangeschaft op de licentie van [eiseres] maar betaald door [gedaagde] , dan is [gedaagde] facturen 160109 en 160182 verschuldigd. Dat de licenties niet per direct konden worden opgezegd toen de samenwerking ten einde kwam, komt in dat geval namelijk voor zijn risico. Dat dit zo is, kan echter vooralsnog niet worden vastgesteld. [gedaagde] betwist deze stelling van [eiseres] immers. [eiseres] heeft echter aangevoerd dat de betreffende afspraak is gemaakt in bijzijn van een derde. De kantonrechter zal [eiseres] daarom bewijs opdragen van haar stelling.
4.6.
Factuur 160217
4.6.1.
Volgens [gedaagde] is factuur 160217 al in rekening gebracht bij factuur 160112.
4.6.2.
[eiseres] betwist dit. Volgens haar ziet factuur 160112 op de bijdrage volgens de planning die aan het begin van het jaar is gemaakt. Gedurende het jaar zijn er klanten bijgekomen waarvoor loonstroken moesten worden gemaakt en ten aanzien van die klanten is uiteindelijk een toeslag van € 15,- in rekening gebracht. Deze toeslag is ook aan [eiseres] in rekening gebracht door de door haar ingeschakelde derde ( [naam derde] ). Dit omdat er voor nieuwe klanten niet het hele jaar inkomsten zijn geweest, terwijl voor deze klanten wel even veel jaarwerk gedaan moest worden als voor andere klanten. [eiseres] berekent deze toeslag ook aan andere opdrachtgevers, wat [gedaagde] volgens haar weet. Gezien de familierelatie heeft [eiseres] de toeslag nooit doorberekend aan [gedaagde] , maar gelet op zijn vertrek moet hij die over 2015 nog wel betalen.
4.6.3.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat er nooit eerder iets aan hem is doorberekend, zelfs niet in 2014, toen er heel veel nieuwe klanten waren bijgekomen. Volgens hem is het raar om een onderscheid te maken voor nieuwe en oude klanten, omdat voor beide even veel jaarwerk verricht moet worden.
4.6.4.
Uit de stellingen van [eiseres] volgt dat er met [gedaagde] nooit afspraken zijn gemaakt over de verschuldigdheid van een toeslag als er gedurende het jaar nieuwe klanten bijkwamen voor wie loonstroken gemaakt moeten worden. [eiseres] heeft voor 2015 eenzijdig besloten dat [gedaagde] de toeslag over dat jaar wel moet betalen. Een eenzijdig besluit leidt echter niet zonder meer tot een betalingsverplichting aan de zijde van [gedaagde] . Dat sprake is van een overeenkomst, oftewel aanbod en aanvaarding, of een andere grondslag die leidt tot een betalingsverplichting, is door [eiseres] niet gesteld. De vordering zal in zoverre worden afgewezen bij eindvonnis.
4.7.
Overig
4.7.1.
Partijen hebben verder nog gediscussieerd over de kosten van o.a. de administratieve ondersteuning en [gedaagde] heeft in zijn rekening-courantoverzicht nog andere facturen naar voren gebracht. De kantonrechter gaat hier niet op in, aangezien deze kosten en facturen niet door [eiseres] ten grondslag zijn gelegd aan haar vordering.
4.7.2.
Vanwege de te geven bewijsopdracht zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in reconventie
4.8.
De € 10.500,- vordert [gedaagde] omdat [eiseres] volgens hem een onrechtmatige daad heeft gepleegd door willens en wetens 21 onjuiste aangiftes loonbelasting in te dienen ten behoeve van klanten van [gedaagde] . [gedaagde] had deze 21 klanten al ondergebracht bij een ander loonservicebureau, dat hun aangiftes al had ingediend, maar [eiseres] heeft deze aangiftes ingetrokken en vervolgens nihilaangiftes gedaan. Voor zover dit laatste is gebeurd door de door [eiseres] ingeschakelde derde ( [naam derde] ) in plaats van [eiseres] zelf, dan is [eiseres] hiervoor toch aansprakelijk, aldus [gedaagde] . [gedaagde] biedt aan het gevorderde bedrag nog nader te onderbouwen. Het gaat om kosten die zijn gemaakt omdat het nieuwe loonservicebureau zijn hele systeem moest nakijken om te kijken of daar de fout zat, omdat contact met de belastingdienst moest worden opgenomen en omdat de betreffende klanten moesten worden bezocht, met alle bel- en reiskosten van dien. Dit in aanvulling op de correctie-uren.
4.9.
[eiseres] brengt hiertegen het volgende naar voren. [eiseres] heeft contact opgenomen met [naam derde] en voorgesteld van de klanten van [gedaagde] een aparte groep te maken. [eiseres] wist niet dat [naam derde] nog actie zou ondernemen ten aanzien van die klanten. Het is blijkbaar mis gegaan omdat het systeem automatisch nihil-aangiftes aanmaakt als er gegevens ontbreken. [eiseres] heeft dus niets willens en wetens gedaan.
4.10.
Tussen partijen staat vast dat goede aangiftes van 21 klanten van [gedaagde] zijn vervangen door verkeerde aangiftes. [eiseres] heeft dit immers niet betwist. Of dit het gevolg is van door [eiseres] of [naam derde] ondernomen acties of van een automatische actie van het systeem van [naam derde] , doet niet ter zake. Het was voor [eiseres] duidelijk dat [gedaagde] zelf zorg zou dragen voor de afhandeling van de 21 aangiftes. Het was dan aan [eiseres] om ervoor te zorgen dat er door haar dan wel de door haar ingeschakelde derde geen actie meer werd ondernomen met betrekking tot die klanten, of op zijn minst om [gedaagde] erop te attenderen dat hij contact op moest nemen met [naam derde] , wat [eiseres] niet heeft gedaan. Hiermee is sprake van een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt oftewel een onrechtmatige daad, die aan [eiseres] kan worden toegerekend. [eiseres] moet de schade die [gedaagde] hierdoor heeft geleden dan ook betalen.
4.11.
Vooralsnog kan niet worden vastgesteld wat die schade is, omdat [gedaagde] ermee volstaat te stellen dat hij per klant ongeveer 5 uur heeft geïnvesteerd, welke uren moeten worden afgerekend voor € 100,- per uur. Dit is onvoldoende, zeker nu [eiseres] hiertegen verweer heeft gevoerd. [gedaagde] had de onderbouwing eigenlijk al in de conclusie van antwoord moeten geven, maar gelet op het verweer van [eiseres] , uiterlijk voorafgaand aan de comparitie. Hij mocht niet volstaan met het aanbod de onderbouwing alsnog in te dienen. Nu echter vaststaat dat [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld, het aannemelijk is dat het herstel van deze nihilaangiftes [gedaagde] schade heeft berokkend en omdat nog geen eindvonnis gewezen kan worden, zal de kantonrechter [gedaagde] alsnog in de gelegenheid stellen zijn schade nader te onderbouwen. Hierbij geldt overigens dat de door [gedaagde] geïnvesteerde eigen uren niet zonder meer voor vergoeding in aanmerking komen. Als bijvoorbeeld vrije tijd is geïnvesteerd, dan is dit geen in aanmerking te nemen schadepost. Dit is anders indien de werkzaamheden om een en ander op te lossen ten koste zijn gegaan van andere, betaalde werkzaamheden. Alleen dan heeft de verloren tijd immers geleid tot vermogensderving. Het gaat dus niet zozeer om de door [gedaagde] geïnvesteerde tijd, maar om de vanwege deze geïnvesteerde tijd geleden vermogensderving.
4.12.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
draagt [eiseres] op te bewijzen dat partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de in rekening gebrachte licenties zou betalen,
5.2.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
2 augustus 2017voor akte aan de zijde van [eiseres] om bewijsstukken over te leggen en/of, als zij (tevens) bewijs wil leveren door het horen van getuigen, om de namen van de getuigen en de verhinderdata van alle betrokkenen – dus ook van [gedaagde] en zijn gemachtigde – op te geven voor enquête te houden in juli, augustus of september 2017,
in reconventie
5.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
2 augustus 2017voor akte aan de zijde van [gedaagde] waarin hij zich dient uit te laten over de hoogte van de schade met inachtneming van hetgeen de kantonrechter heeft overwogen onder 4.11.,
in conventie en in reconventie
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD