ECLI:NL:RBLIM:2017:7739

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
04 5817877
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van apparatuur op basis van bruikleen of schenking

In deze zaak vordert eiser de teruggave van apparatuur die hij ter beschikking heeft gesteld aan gedaagde, een stichting, tijdens zijn vrijwilligerswerk. Eiser beroept zich op een akte van lening die hij met de voorzitter van de stichting, zijn vader, heeft opgesteld. De kantonrechter oordeelt echter dat eiser zich niet op deze akte kan beroepen, omdat de voorzitter alleen gezamenlijk bevoegd was om overeenkomsten aan te gaan. De vordering van eiser wordt afgewezen.

Eiser heeft van 2005 tot 2016 als vrijwilliger gewerkt bij de stichting in de functie van hoofd ICT. In februari 2015 heeft hij diverse goederen, waaronder Cisco Firewalls en HP servers, aan de stichting ter beschikking gesteld. Na beëindiging van zijn samenwerking met de stichting in januari 2016, heeft eiser geprobeerd de goederen terug te krijgen, maar de stichting heeft dit geweigerd.

De kern van het geschil is of de ter beschikking gestelde goederen als bruikleen of als schenking moeten worden gekwalificeerd. De kantonrechter concludeert dat de akte van lening niet rechtsgeldig is, omdat de voorzitter van de stichting niet bevoegd was om deze akte zelfstandig aan te gaan. Eiser kan daarom geen beroep doen op de akte en de vordering wordt afgewezen. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van de stichting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5817877 \ CV EXPL 17-2522
Vonnis van de kantonrechter van 9 augustus 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend [adres eiser]
,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn en Verlaek Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de stichting [naam stichting],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.A. Visser.
Partijen worden verder in dit vonnis aangeduid als [eiser] en [naam stichting] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is van 2005 tot 2016 als vrijwilliger werkzaam geweest bij [naam stichting] en wel in de functie van hoofd ICT.
2.2.
[eiser] heeft in februari 2015 goederen aan [naam stichting] ter beschikking gesteld, te weten:
  • 2 x Cisco Firewalls
  • 2 x HP V1910 switch
  • 7 x HP Proliant Gen 5 server
2.3.
[eiser] heeft bij e-mailbericht van 18 januari 2016 de samenwerking met [naam stichting] beëindigd.
2.4.
Op 22 april 2016 heeft [eiser] – eveneens per e-mail – [naam stichting] laten weten dat hij de ter beschikking gestelde spullen op 25 april 2016 zou ophalen. [naam stichting] heeft daarop aan [eiser] de toegang tot de studio en andere locaties ontzegd. Ook werd hem verboden de betreffende spullen op te halen.
2.5.
[naam stichting] blijft, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, weigerachtig de spullen aan [eiser] terug te geven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [naam stichting] tot teruggave van de goederen binnen twee weken na vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag of dagdeel dat de goederen niet zijn teruggegeven met een maximum van € 19.000,00, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad € 800,00 en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3.2.
[naam stichting] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] grondt zijn vordering op een op 27 maart 2015 met [naam stichting] gesloten akte van lening. De overeenkomst is aangegaan met [naam stichting] , destijds vertegenwoordigd door de heer [betrokkene] , toenmalig voorzitter van [naam stichting] en vader van [eiser] . In de akte van lening is onder meer opgenomen dat [eiser] de hiervoor onder 2.2. vermelde goederen in kosteloze bruikleen aan [naam stichting] heeft afgestaan.
4.2.
[naam stichting] betwist de door [eiser] gestelde leenovereenkomst en stelt zich daarbij op het standpunt dat die achteraf moet zijn opgemaakt.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt.
4.4.
De kern van de voorliggende procedure betreft de vraag of de goederen die [eiser] aan ter beschikking heeft gesteld als bruikleen moet worden aangemerkt dan wel als schenking moeten worden gekwalificeerd.
4.5.
Partijen houdt daarbij verdeeld de vraag of [eiser] met succes een beroep kan doen op de akte van lening die als productie 1 bij dagvaarding in het geding is gebracht.
4.6.
De kantonrechter acht in dat kader van belang de beantwoording van de vraag of de overeenkomst tussen twee bevoegde personen tot stand gekomen is. Daarover het navolgende.
4.7.
Als niet weersproken staat tussen partijen vast dat [eiser] de betreffende goederen van zijn werkgever om niet heeft gekregen en dat hij aldus rechtmatig eigenaar van deze goederen was. Dat maakt [eiser] dan ook bevoegd om de goederen aan [naam stichting] ter beschikking te stellen. Of er sprake is geweest van een leenovereenkomst dan wel een schenking is in dat verband niet relevant.
4.8.
Vervolgens is aan de orde de vraag of de vader van [eiser] , de heer [betrokkene] , bevoegd was om de akte van lening met [eiser] aan te gaan. [eiser] verwijst in dat kader bij conclusie van repliek naar een uittreksel van de Kamer van Koophandel (productie 2 bij conclusie van repliek) waaruit hij de bevoegdheid van de heer [betrokkene] als (toenmalig) voorzitter van [naam stichting] afleidt.
4.9.
Daarnaast verwijst [eiser] naar artikel 9 lid 5 van de statuten. Hierin is vermeld dat de stichting in- en buiten rechte wordt vertegenwoordigd door hetzij het bestuur, hetzij de voorzitter, hetzij door twee andere bestuursleden.
4.10.
De kantonrechter stelt vast dat het uittreksel waar [naam stichting] naar verwijst de heer [betrokkene] als voorzitter aanmerkt met de vermelding dat hij gezamenlijk bevoegd is (met andere bestuurder(s)).
4.11.
De vermelding in de statuten dat de voorzitter de stichting in en buiten rechte vertegenwoordigd wil niet zeggen dat de voorzitter ook overeenkomsten mag aangaan. Zover reikt de vertegenwoordigingsbevoegd naar het oordeel van de kantonrechter niet. Bovendien merkt [naam stichting] bij dupliek terecht op dat de door [eiser] overgelegde statuten dateren van maart 2017 en aldus niet duidelijk is of deze ook te gelden hadden ten tijde van het aangaan van de leenovereenkomst.
4.12.
Uit het vorenstaande volgt dat [betrokkene] in dezen niet gerechtigd was de betreffende akte van lening met [eiser] aan te gaan. [betrokkene] had daarvoor de toestemming of medewerking van een of meerdere andere bestuurders nodig. Dat betekent dat [naam stichting] niet gehouden kan worden aan de inhoud van de tussen [eiser] en [betrokkene] gesloten akte van lening. Verder blijkt uit niets dat [eiser] op enig moment het voorbehoud heeft gemaakt, dat hij de betreffende goederen bij een eventuele beëindiging van de werkzaamheden bij [naam stichting] weer terug wilde hebben.
4.13.
Aan het verweer van [naam stichting] dat de betreffende akte achteraf is opgemaakt gaat de kantonrechter voorbij, mede gelet op het insinuerend karakter van dit standpunt en bij gebrek aan enige onderbouwing daarvan.
4.14.
De kantonrechter merkt voor het overige nog op dat het voor de hand had gelegen dat het ter kosteloos ter beschikking stellen van de goederen door [eiser] in een omvang als thans aan de orde was opgetekend in de notulen van een bestuursvergadering dan wel anderszins was geadministreerd, zeker nu de betreffende apparatuur van wezenlijk belang was voor de bedrijfsvoering van [naam stichting] . [naam stichting] zou bij een onverhoedse teruggave van de goederen in de problemen kunnen komen.
4.15.
Aan de discussie omtrent het al dan niet – correct – ter beschikking stellen van wachtwoorden en/of accountgegevens zal de kantonrechter voorbij gaan. Gesteld noch gebleken is dat [naam stichting] hierdoor schade heeft geleden en mocht dit wel het geval zijn geweest dan blijft onduidelijk wat de omvang van die schade is. Bovendien verbindt [naam stichting] aan haar stellingen op dit punt geen tegenvordering.
4.16.
Uit het vorenstaande volgt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
4.17.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [eiser] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.18.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [naam stichting] worden begroot op een bedrag van
€ 800,00 als salaris voor de gemachtigde.
4.19.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [naam stichting] gevallen en tot op heden begroot op € 800,00,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ph
coll: