ECLI:NL:RBLIM:2017:7692

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
C/03/238121 / KG ZA 17/365
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de uitvoering van een Business Center overeenkomst en de beëindiging daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen De WERKplaats Urmond B.V. en Luiten Van der Valk Beheer B.V. en Motel Stein B.V. De WERKplaats vorderde dat Luiten Van der Valk zou worden verplicht om de overeenkomst na te komen, terwijl Luiten Van der Valk in reconventie vorderde dat De WERKplaats zou worden verboden om uitlatingen te doen die de indruk wekken dat zij nog contractspartij is. De procedure volgde op een geschil over de uitvoering van een Business Center overeenkomst, waarbij De WERKplaats verantwoordelijk was voor het beheer en de verhuur van een deel van een kantoorgebouw. De WERKplaats stelde dat zij haar target van verhuur niet had behaald, terwijl Luiten Van der Valk betwistte dat de target was behaald. De voorzieningenrechter oordeelde dat Luiten Van der Valk tekortgeschoten was in haar verplichtingen en dat de overeenkomst niet op 30 juni 2017 was geëindigd. De voorzieningenrechter heeft Luiten Van der Valk veroordeeld om binnen 48 uur de overeenkomst na te komen en De WERKplaats weer in de gelegenheid te stellen haar activiteiten uit te voeren. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval van niet-nakoming. De vorderingen van Luiten Van der Valk in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer C/03/238121/ KG ZA 17/365
vonnis in kort geding van 3 augustus 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De WERKplaats Urmond B.V.,
gevestigd te Urmond, gemeente Stein,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. L. Vrakking,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Luiten Van der Valk Beheer B.V.,
gevestigd te Waalre, en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Motel Stein B.V.,
gevestigd Urmond, gemeente Stein,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
advocaat: mr. E.H.H. Schelhaas en mr. M. Siebers.
Partijen worden verder aangeduid als De WERKplaats en Luiten Van der Valk.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 juli 2017, met bijlagen 1 tot en met 14,
  • de brief van Luiten Van der Valk van 18 juli 2017, met conclusie van antwoord tevens de conclusie van eis in reconventie van 19 juli 2017 en de bijlagen 1 tot en met 20,
  • de brief van De WERKplaats van 19 juli 2017, met bijlagen 15 en 16,
  • de brieven van Luiten Van der Valk van 19 juli 2017, met bijlagen 21 tot en met 23,
  • de mondelinge behandeling op 20 juli 2017,
  • de pleitnota van De WERKplaats, met bijlagen 17 tot en met 20,
  • de pleitnota van Luiten Van der Valk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
In maart 2016 heeft Luiten Van der Valk de eigendom verworven van het voormalige DSM-complex (verder: het complex) te Urmond om daarin een bedrijvenverzamelcomplex in te richten. Het complex bestaat uit kantoorgebouwen en parkeerterrein. De WERKplaats is de naam waaronder verschillende vennootschappen een businesscenterconcept exploiteren, onder meer in Maastricht en Sittard.
2.2.
Luiten Van der Valk en De WERKplaats hebben op 28 juli 2016 een zogenoemde “Business Center Urmond (BCU) Overeenkomst” (verder: de overeenkomst) gesloten.
Volgens deze overeenkomst heeft De WERKplaats het management, het beheer, de bemiddeling en de exploitatie met betrekking tot een deel van de gebouwen 6 en 7 van het complex, ter grootte van in totaal 3.280,14 m2, ten behoeve van een businesscenter.
2.3.
De overeenkomst luidt onder meer als volgt:
‘Artikel 1 Duur, opzegging, beëindiging
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor een periode van één jaar, waarna deze overeenkomst wordt voortgezet voor onbepaalde tijd, tenzij zich de situatie vermeld in artikel 1.4. voordoet.
Deze overeenkomst gaat in op 1 juli 2016.
Deze overeenkomst kan door beide partijen worden beëindigd door opzegging. Opzegging dient bij aangetekend schrijven aan het adres van de wederpartij plaats te vinden, met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden tegen het einde van de betreffende maand.
Indien Opdrachtnemer binnen één jaar na ingangsdatum van deze overeenkomst er niet in slaagt om ten minste 1.000 m2 NVO extra te verhuren boven de reeds per 30 juni 2016 door opdrachtgever zelf verhuurde ruimtes (volgens bijlage 1C), zal deze overeenkomst op 30 juni 2017 eindigen, zonder dat Opdrachtgever aan Opdrachtnemer een vergoeding verschuldigd is als bedoeld in artikel 1.5. Partijen kunnen uiterlijk op 30 juni 2017 anders schriftelijk overeenkomen ten aanzien van deze beëindiging.
Indien Opdrachtgever deze Business Center Urmond overeenkomst opzegt, is Opdrachtgever een vergoeding verschuldigd aan Opdrachtnemer, en wel als volgt:
(..)
Vergoedingsstaffel (“penalty’)
verhuurd NVO M2
Staffel
<1000
1.000<2.000
2000>
eenmalige vergoeding in € / m2 NVO
€ -
€ 25,00
€ 25,00
Factor (obv resterende looptijd huurovk)
2
5
Voorbeelberekening Vergoedingsstaffel
verhuurde NVO M2
Staffel
<1000
1.000<1800
1800>
Voorbeeld aantal verhuurde m2
902
1.163
2.23
eenmalige vergoeding in € / m2 NVO
€ -
€ 25,00
€ 25,00
Factor (obv resterende looptijd huurovk)
2
5
Totaal vergoeding
€ -
€ 58.150
€ 278.750
op te zeggen na 1e 2e 3e jaar
(..)
Opdrachtnemer zal voor de huurovereenkomsten voor de verhuur aan derden van ruimtes in gebouw 6 en 7 van het kantoorcomplex met bijbehorende parkeerplaatsen gebruikmaken van het op basis van het standaard (ROZ 30-1-2015) model huurovereenkomst ‘kantoorruimten’ en Algemene Voorwaarden zoals in bijlage 3 nader gespecificeerd is.
(..)
Artikel 3 Huurtarieven, indexering en investeringen
(..)
Partijen komen een geïndexeerde (o.b.v. CPI reeks alle huishoudens, juni 2016=100) “all inclusive” huur voor de business center gebruikers overeen van tenminste € 140 per m2 netto vloeroppervlak (NVO). Dit bedrag bestaat uit (geïndexeerde) € 100 huur en (geïndexeerde) € 40 voor service kosten. Alle bedragen zijn exclusief omzetbelasting.
a. De geïndexeerde kale huurinkomsten van minimaal € 100 p-m2 NVO worden als volgt verdeeld: 25% voor Opdrachtnemer en 75% voor Opdrachtgever;
b. Alle huurinkomsten boven de geïndexeerde kale huur van € 100 p-m2 NVO, zijn voor 100% voor de Opdrachtnemer;
c. De € 40,-- inkomsten t.b.v. servicekosten, zijn 100% voor de Opdrachtgever. Bovenstaande 25%-75% verdeling is uitdrukkelijk
nietvan toepassing op de service kosten.
(..).’
2.4.
Het model huurovereenkomst dat als bijlage 3 bij de overeenkomst is gevoegd, luidt onder meer:
‘De WERKplaats (..), enerzijds optredend als lasthebber van Luiten Van der Valk (..), zijnde de rechtmatige eigenaar van het te verhuren object, en anderzijds handelend als manager, beheerder, bemiddelaar en exploitant van het te verhuren object,
Hierna te noemen ‘Verhuurder’ (..).’
2.5.
Luiten Van der Valk heeft maandelijks de haar toekomende bedragen door middel van een factuur met vermelding van ‘huur’ aan De WERKplaats in rekening gebracht.
2.6.
Luiten Van der Valk heeft in het voorjaar van 2017 kantoorruimte verhuurd aan Fibrant en/of AnQore (Holding B.V.) in het deel van de gebouwen 6 en 7 die aan De WERKplaats ter beschikking zijn gesteld.
2.7.
De WERKplaats heeft op en met ingang van 25 juni 2017 308,27 m2 kantoorruimte in haar deel van de gebouwen 6 en 7 verhuurd aan Phidias B.V. (hierna: Phidias). Phidias is een met De WERKplaats verbonden vennootschap.
2.8.
Luiten Van der Valk heeft bij brief van 28 juni 2017 aan De WERKplaats meegedeeld de overeenkomst ingevolge artikel 1 lid 4 van de overeenkomst te beëindigen per 30 juni 2017. De WERKplaats heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.9.
Bij brief van 3 juli 2017 heeft Luiten Van der Valk de overeenkomst voor zover vereist opgezegd tegen de eerst mogelijke datum. Zij heeft daarbij De WERKplaats gesommeerd haar activiteiten op basis van de overeenkomst te staken. Zij heeft op dezelfde dag de huurders van door De WERKplaats verhuurde ruimten meegedeeld dat De WERKplaats per 1 juli 217 niet langer bevoegd is om op te treden als manager, beheerder, bemiddelaar en exploitant van de door hen gehuurde ruimten en dat Motel Stein B.V. per 1 juli 2017 als zodanig optreedt.
2.10.
Op 5 juli 2017 heeft Luiten Van der Valk de vlaggen van De WERKplaats aan de voorzijde van het pand verwijderd en uit de afgesloten ruimte van De WERKplaats alle sleutels van de kantoren tot zich genomen. Voorts heeft Luiten Van der Valk de gebouwen 6 en 7 onder de naam Business Center A2 te huur aangeboden.
2.11.
Bij e-mail heeft de advocaat van De WERKplaats Luiten Van der Valk gesommeerd om per omgaande een afschrift van de huurovereenkomst voor de tweede verdieping van gebouw 7 aan haar te verschaffen, zich ervan te onthouden catering- en aanverwante activiteiten in het gehuurde te ontplooien, haar brief van 3 juli 2017 aan de huurders van De WERKplaats te rectificeren, de op 5 juli verwijderde vlaggen aan de voorzijde van het pand terug te plaatsen en de sleutels opnieuw tot haar beschikking te stellen. Luiten Van der Valk heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.

3.Geschil

in conventie

3.1.
De WERKplaats heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Luiten Van der Valk zal veroordelen om binnen één uur na betekening van dit vonnis de overeenkomst na te komen en De WERKplaats in de gelegenheid te stellen de overeenkomst na te komen, daaronder mede maar niet uitsluitend begrepen een aantal nader beschreven handelingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met kosten.
3.2.
Luiten Van der Valk voert verweer.
in reconventie
3.3.
Luiten Van der Valk heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, De WERKplaats:
  • zal verbieden om na 24 uur na betekening van dit vonnis uitlatingen te doen waardoor bij derden de indruk wordt gewekt dat zij nog steeds contractspartij is;
  • zal verplichten om na 24 uur na betekening van dit vonnis haar naamsaanduidingen en dergelijk te verwijderen en alle uitlatingen via sociale media te staken,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met kosten.
3.4.
De WERKplaats voert verweer.
in conventie en reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan, voor zover die voor de beslissing in deze zaak van belang zijn.

4.Beoordeling

in conventie
Voorlopig oordeel
4.1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
4.2.
Luiten Van der Valk heeft het De WERKplaats onmogelijk gemaakt om haar activiteiten conform de overeenkomst uit te oefenen. De vorderingen van De WERKplaats zijn erop gericht om de activiteiten weer te kunnen uitoefenen, en dus naar hun aard spoedeisend.
Target
4.3.
Ingevolge art. 1 lid 4 van de overeenkomst eindigt de overeenkomst op 30 juni 2017 indien De WERKplaats er dan niet in is geslaagd om ten minste 1.000 m2 te verhuren. Tussen partijen is in geschil of deze
targetis behaald.
4.4.
In dit verband zijn er enkele vragen van uitleg. Partijen zijn het namelijk niet eens of de verhuur aan Phidias en aan Fibrant en/of AnQore mag worden meegerekend en of rekening mag worden gehouden met vóór 1 juli 2017 gesloten huurovereenkomsten die ingaan na 1 juli 2017.
4.5.
Voor de beantwoording van de vragen komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan art. 1.4 mogen toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mogen verwachten. Bij deze uitleg moet rekening worden gehouden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval.
4.6.
Beide partijen hebben een belang bij de overeenkomst en de in art. 1 lid 4 vervatte regel. Luiten Van der Valk wil, zoals ook op de zitting is aangevoerd, dat zo snel en zo veel mogelijk oppervlak wordt verhuurd. Zij krijgt voor het verhuurde oppervlak servicekosten en een deel van de huurinkomsten (art. 3). Het debiteurenrisico ligt daarbij bij De WERKplaats, zoals op de zitting is bevestigd. De WERKplaats moet huurders aantrekken en met de inkomsten uit verhuur haar investeringen terugverdienen en een inkomen verwerven.
Voor beiden is dus van belang dat er voldoende voortgang is in de verhuur.
4.7.
Het doet er voor Luiten Van der Valk in beginsel niet toe of De WERKplaats oppervlak verhuurt aan een vennootschap die met deze is verbonden, omdat ook die verhuur inkomsten voor Luiten Van der Valk oplevert. Er is dus geen reden om verhuur aan Phidias buiten beschouwing te laten. Dat zou anders kunnen zijn indien het gaat om (uitzonderlijk) korte verhuur die met geen ander doel is aangegaan dan om op de peildatum de
targette halen. Daarvan is echter vooralsnog niet of onvoldoende gebleken. Integendeel, gelet op de plannen die in het voorjaar van 2017 zijn gemaakt ter voorbereiding van de verhuur is het aannemelijk dat verhuur voor langere duur is beoogd.
4.8.
Uit de formulering van art. 1 lid 4 zou kunnen worden opgemaakt dat huurders die via Luiten Van der Valk zijn binnengekomen, buiten beschouwing moeten blijven omdat alleen het resultaat van de eigen inspanning van De WERKplaats telt. Toch kan die uitleg niet worden aanvaard. Luiten Van der Valk heeft een bepaald deel van het complex aan De WERKplaats ter beschikking gesteld om dat deel als businesscenter te exploiteren en te verhuren en De WERKplaats heeft de gelegenheid om dat deel volgens haar eigen businesscenterconcept voor huurders aantrekkelijk te maken. Dat concept betreft onder meer de mogelijkheid van kortdurende huur, het creëren van een
communityen het aanbieden van diensten. Zij benut daartoe onder het atrium als verbindend element.
Uit deze opzet volgt dat Luiten Van der Valk niet buiten tussenkomst door De WERKplaats oppervlak in dat gedeelte van gebouw 6 en 7 kan verhuren. De WERKplaats voert in dat gedeelte immers haar businesscenterconcept uit en zij heeft het oppervlak nodig om inkomsten te verwerven en de
targetste behalen. Bovendien behoort het tot de inspanningen van De WERKplaats om dat deel van het complex aantrekkelijk te maken en te houden voor nieuwe huurders. Voor die inspanningen zou zij geen beloning ontvangen indien het Luiten Van der Valk wordt toegestaan zonder tussenkomst van De WERKplaats oppervlak in dat deel te verhuren aan potentiële huurders voor wie dat deel van het complex aantrekkelijk is (geworden) en die zich om welke reden dan ook rechtstreeks tot Luiten Van der Valk wenden en niet tot De WERKplaats. Ook als het (mogelijk) gaat om potentiële huurders uit het netwerk van Luiten Van der Valk, daargelaten of dit definieerbaar of controleerbaar is, kan het (mede) aan de inspanningen en investeringen van De WERKplaats te danken zijn dat deze partijen in het deel van het complex willen huren waarin De WERKplaats haar businesscenterconcept uitvoert.
4.9.
Het voorgaande brengt mee dat vooralsnog moet worden aangenomen dat ook het oppervlak van het deel van het complex dat is verhuurd aan Fibrant en AnQore in aanmerking moet worden genomen bij de vraag of De WERKplaats haar target heeft behaald.
4.10.
Blijft over de vraag of bij het behalen van de
targetook rekening mag worden gehouden met verhuur die uiterlijk 30 juni 2017 is overeengekomen, maar op een tijdstip na 30 juni 2017 ingaat. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit niet het geval is, omdat het voor Luiten Van der Valk van belang is dat zij inkomsten uit verhuur ontvangt en de
targetdaarmee verband houdt. Luiten Van der Valk had op 30 juni 2017 nog geen inkomsten uit verhuur die pas op een later tijdstip zou aanvangen. Bovendien gaat het concept van De WERKplaats uit van kortdurende huur. Wanneer wel rekening zou worden gehouden met verhuur die na 30 juni 2017 aanvangt, zou dat kunnen leiden tot verstoring van het evenwicht in de verhouding tussen partijen. In dat geval zou immers wel verhuur meetellen die nog moet aanvangen en die nog niet tot inkomsten leidt, maar kortdurende verhuur die na 30 juni 2017 eindigt, niet buiten beschouwing worden gelaten.
4.11.
Voor het antwoord op de vraag of De WERKplaats haar target per 1 juli 2017 heeft behaald, is dit echter niet van belang. Nu vooralsnog moet worden aangenomen dat ook het aan Phidias, Fibrant en AnQore verhuurde oppervlak in aanmerking moet worden genomen, lijdt het geen twijfel dat De WERKplaats de
targetheeft behaald. De overeenkomst is dus naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet op 30 juni 2017 geëindigd. Luiten Van der Valk is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens De WERKplaats door eigenmachtig te beletten dat De WERKplaats na 30 juni 2017 haar activiteiten conform de overeenkomst kon uitvoeren.
Opzegging
4.12.
De volgende vraag is of de opzegging door Luiten Van der Valk tegen 31 oktober 2017 effect heeft.
4.13.
Ingevolge art. 1 lid 3 van de overeenkomst kan de overeenkomst worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden, tegen het einde van de betreffende maand. De WERKplaats heeft echter een beroep gedaan op de handgeschreven toevoeging aan art. 1 lid 5 (‘
op te zeggen na 1e 2e 3e jaar’). Volgens De WERKplaats is hiermee bedoeld dat telkens bij het behalen van een
targetde overeenkomst met een jaar zou worden verlengd, dus:
  • bij verhuur van minder dan 1.000 m2: op te zeggen na het 1e jaar,
  • bij verhuur van 1.000-1.800 m2: op te zeggen na het 2e jaar,
  • bij verhuur van meer dan 1.800 m2: op te zeggen na het 3e jaar.
4.14.
Luiten Van der Valk heeft dit weersproken. Volgens haar heeft de toevoeging betrekking op de vergoeding bij opzegging en is beoogd om vast te leggen dat bij een beëindiging na het eerste jaar en tussen het eerste en tweede jaar de factor 0 van toepassing is en bij een beëindiging tussen het tweede en derde jaar de factor 2 en bij een beëindiging na het derde jaar de factor 5.
4.15.
Aan Luiten Van der Valk kan worden toegegeven dat art. 1.5 niet over opzegging gaat, maar over de vergoeding bij opzegging. Anderzijds heeft de tekst van de handgeschreven toevoeging onmiskenbaar betrekking op de opzegging (‘
op te zeggen na’). De uitleg die Luiten Van der Valk in haar pleitnota heeft gegeven, past niet bij de formulering. De uitleg is ook niet goed te volgen, want in die uitleg zou geen betekenis meer toekomen aan het verhuurde oppervlak. Bovendien verdraagt de uitleg zich niet met de verklaring van R. Luiten dat de vergoeding is bedoeld om het succes dat De WERKplaats met haar activiteiten heeft behaald, te belonen in het geval Luiten Van der Valk de overeenkomst zou willen beëindigen. Ter zitting is verder vast komen te staan dat Luiten de toevoeging bij de tekst heeft geschreven. Luiten bleek, anders dan J. Petit, niet in staat een heldere uitleg van de toevoeging te geven. De uitleg van De WERKplaats is daarentegen duidelijk, passend bij de formulering en aannemelijk. Het ligt immers voor de hand dat partijen hebben beoogd de mogelijkheid van opzegging te beperken ingeval De WERKplaats haar
targetszou behalen, mede in het licht van haar belang om haar businesscenterconcept verder te ontwikkelen en daaraan publiciteit te geven, alsmede om haar de gelegenheid te geven haar investeringen terug te verdienen en een beloning voor haar inspanningen te verkrijgen.
4.16.
De voorlopige conclusie is dan ook dat de overeenkomst is verlengd tot 30 juni 2018.
4.17.
Bij deze stand van zaken behoeft in dit kort geding geen voorlopig oordeel te worden gegeven over de kwalificatie van de overeenkomst, met name niet of en in hoeverre sprake is van een huur- of gemengde overeenkomst.
4.18.
De maatregelen die De WERKplaats heeft gevraagd, zijn erop gericht om te bewerkstelligen dat het eigenmachtig optreden van Luiten Van der Valk waarmee De WERKplaats werd belet haar activiteiten uit te voeren, ongedaan wordt gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat er reden is om dergelijke maatregelen te treffen. Er is verder niet aangevoerd dat een of meer van die maatregelen niet passend zijn voor hetgeen daarmee wordt beoogd. De vordering zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat Luiten Van der Valk een werkbare termijn moet worden gegeven om de maatregelen te nemen.
4.19.
Mede gelet op het eigenmachtig optreden dat Luiten Van der Valk zich jegens De WERKplaats heeft veroorloofd, is er aanleiding om een dwangsom op te leggen, zoals hierna zal worden aangegeven. De voorzieningenrechter zal daarbij bepalen dat boven een bedrag van € 500.000,00 geen dwangsom meer zal worden verbeurd.
4.20.
Luiten Van der Valk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De WERKplaats worden begroot op:
- griffierecht € 618,00
- explootkosten 89,42
- salaris advocaat
816,00
totaal € 1.523,42
in reconventie
4.21.
Uit hetgeen in conventie is overwogen, volgt dat de vorderingen van Luiten Van der Valk moeten worden afgewezen.
4.22.
Luiten Van der Valk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De WERKplaats worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00

5.Beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, Luiten Van der Valk om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis de overeenkomst na te komen en De WERKplaats weer in de gelegenheid te stellen de overeenkomst na te komen, door mede, maar niet uitsluitend:
alle sleutels van de gebouwen 6 en 7 aan De WERKplaats af te geven;
alle vlaggen en andere merkaanduidingen van De WERKplaats terug te plaatsen waar deze zich bevonden op 30 juni 2017, of af te geven aan De WERKplaats, naar keuze van De WERKplaats;
De WERKplaats in de gelegenheid te stellen koffie, frisdrank, catering, kopie-/printgerelateerde diensten en schoonmaak aan te bieden in de gebouwen 6 en 7, en zich te onthouden om een en ander zelf aan te bieden in de gebouwen 6 en 7;
e levering koffie, frisdrank, catering, kopie-/printgerelateerde diensten en schoonmaak aan De WERKplaats te hervatten;
en kopie van de huurovereenkomst met AnQore aan De WERKplaats te overhandigen;
haar brief van 3 juli 2017 aan de huurders van de gebouwen 6 en 7 te rectificeren door middel van een gezamenlijk met De WERKplaats op te stellen en te ondertekenen brief aan die huurders, waarin zakelijk het geschil wordt weergegeven en wordt meegedeeld dat De WERKplaats in elk geval voorlopig haar werkzaamheden zal voortzetten, zodat de huurders zich met betrekking tot de huur uitsluitend tot De WERKplaats moeten wenden;
te gedogen dat De WERKplaats tegen de bij deze gangbare tarieven kantoorruimte in de gebouwen 6 en 7 aan de zittende en toekomstige huurders blijft verhuren;
de uitingen op haar websites met betrekking tot ‘Van der Valk Business Center A2’ terug te brengen in de staat van vóór 30 juni 2017, ten minste inhoudend dat wordt gesproken over ‘De WERKplaats Urmond’ en dat voor verhuurmogelijkheden wordt verwezen naar De WERKplaats;
zich ervan te onthouden nieuwe huurovereenkomsten aan te gaan voor de gebouwen 6 en 7 zonder schriftelijke toestemming van De WERKplaats;
zich ervan te onthouden de huurders in de gebouwen 6 en 7 schriftelijk of mondeling te benaderen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De WERKplaats,
alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en per dag of deel van een dag dat een overtreding voortduurt, met een maximum van € 500.000,00;
5.2.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, Luiten Van der Valk in de proceskosten, aan de zijde van De WERKplaats tot op heden begroot op € 1.523,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot de dag van betaling;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad, Luiten Van der Valk in de proceskosten, aan de zijde van De WERKplaats tot op heden begroot op € 408,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot de dag van betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken.
Type: WL
Coll: