In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 augustus 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheers- en Beleggingsmaatschappij Mauriks B.V. (hierna: Mauriks) en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een betalingsachterstand van de gedaagde, die sinds januari 2017 een woonruimte huurde van Mauriks. De huurprijs bedroeg € 650,00 per maand, maar de gedaagde had vanaf februari 2017 geen huur meer betaald. Mauriks vorderde in kort geding de ontruiming van de woning, betaling van de achterstallige huur, een boete, vergoeding van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
De rechtbank oordeelde dat het spoedeisende belang van de ontruiming niet betwist was en dat de huurachterstand van zeven maanden voldoende grond vormde voor de gevorderde ontruiming. De kantonrechter wees de vordering tot ontruiming toe, maar stelde de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en gebruiksvergoeding, inclusief wettelijke rente. De rechtbank wees echter de vorderingen tot betaling van de boete en de waarborgsom af, omdat hiervoor een spoedeisend belang ontbrak.
De gedaagde had geen bewijs geleverd voor zijn verweer dat er gebreken aan het gehuurde waren, wat zijn betalingsachterstand zou rechtvaardigen. De rechtbank stelde de dwangsom voor de ontruiming vast op € 500,00 per dag, met een maximum van € 10.000,00. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.