In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een hypotheekadviseur, aangeduid als [eiser], en de naamloze vennootschap Obvion N.V. De eiser vorderde de verwijdering van zijn gegevens uit het Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (IR) en het Extern Verwijzingsregister (EVR), waarin hij was geregistreerd na een aangifte van Obvion wegens valsheid in geschrift en poging tot oplichting. De eiser was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, maar Obvion weigerde de registratie te verwijderen, wat de eiser belette zijn beroep als hypotheekadviseur uit te oefenen.
De rechtbank oordeelde dat Obvion onrechtmatig had gehandeld door de registratie pas twee jaar na de aangifte te effectueren en deze niet te verwijderen na de vrijspraak. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen deugdelijke reden was voor de late registratie en dat Obvion onvoldoende had aangetoond dat de eiser een risico vormde voor de financiële sector. De vordering van de eiser om de registratie te verwijderen werd toegewezen, evenals een voorschot op schadevergoeding van € 50.000,-. De rechtbank veroordeelde Obvion ook in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die financiële instellingen moeten betrachten bij het registreren van incidenten en de gevolgen die dit kan hebben voor de betrokkenen, in dit geval de hypotheekadviseur die zijn inkomen verloor door de registratie.