ECLI:NL:RBLIM:2017:7405

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
31 juli 2017
Zaaknummer
03/700068-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling door het gooien van een stoeptegel en steken met een mes

Op 9 februari 2017 heeft de verdachte een zware stoeptegel vanaf een brug op een drukke weg gegooid, waarbij de tegel op een rijdende auto viel. De inzittenden van de auto kwamen met de schrik vrij, maar de auto raakte fors beschadigd. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een poging tot doodslag op de inzittenden. Na het incident hebben de inzittenden en getuigen geprobeerd de verdachte aan te houden, maar hij verzette zich met geweld, waarbij hij met een mes stak, sloeg en schopte. De rechtbank concludeert dat dit een poging tot zware mishandeling en mishandeling oplevert. De verdachte was ten tijde van de feiten onder invloed van een psychose en wordt volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard. Hierdoor is hij niet strafbaar en wordt hij ontslagen van alle rechtsvervolging. Gezien het hoge recidiverisico, wordt de verdachte echter geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor een jaar. Daarnaast moet hij de schade aan de slachtoffers vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700068-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 augustus 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
thans verblijvende bij Radix, John F. Kennedylaan 305, 6419 XZ Heerlen.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.F. Driessen, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 juli 2017. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:(al dan niet met) voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Feit 2:heeft geprobeerd [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 3:[slachtoffer 2] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat de verdachte een stoeptegel vanaf een brug naar beneden heeft gegooid. Hiermee heeft hij het risico genomen dat de 9,5 kilo zware tegel op een auto terecht kwam en de inzittenden zouden komen te overlijden. Niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van voorbedachten rade, zodat de verdachte van de primair tenlastegelegde poging tot moord moet worden vrijgesproken. De officier van justitie acht de subsidiair tenlastegelegde poging tot doodslag wel bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden, nu de verdachte met een mesje [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gestoken. Ook acht de officier van justitie feit 3 bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde (moord) heeft zij zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van voorbedachten rade. Ten aanzien van de doodslag heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen aanmerkelijke kans op de dood was. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ook ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich (met betrekking tot de beoordeling van het bewijs) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
Op 9 februari 2017 rond 16.30-17.00 uur reed [slachtoffer 1] in een personenauto over de N276 binnen de gemeente Sittard-Geleen. Hij reed met een snelheid van 80 kilometer per uur onder een aldaar gelegen fiets- en voetgangersbrug door. Plotseling hoorde hij een harde klap op het dak van de auto. Door de klap werd de gehele achterruit vernield. [2]
[slachtoffer 2] zat op dat moment op de bijrijdersstoel naast [slachtoffer 1] . Hij heeft verklaard dat hij ter hoogte van de voetgangersbrug een harde knal hoorde en hij zag dat er een deuk in het dak van de auto zat. Er vlogen glassplinters door de lucht. Hij zag een man op de brug staan. [3]
Getuigen [getuige 1] , [slachtoffer 3] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij zagen dat een man een (stoep-)tegel vanaf de brug naar beneden gooide. De tegel kwam op een auto terecht. [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij een tegel op de brug zag liggen en dat hij deze tegel omhoog heeft gegooid met de bedoeling deze kapot te maken. Hij wist dat zich onder die brug een weg bevond, waar altijd auto’s rijden. Ook heeft hij verklaard dat hij in een opwelling heeft gehandeld. [5] Op de zitting heeft hij verklaard dat het op de weg rond de spits druk is. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het op het moment dat de steen werd gegooid erg druk was op de weg. [7]
Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte de tegel op de Veeweg, vanaf het aldaar gelegen viaduct over de Middenweg, op die Middenweg heeft gegooid. De tegel is terechtgekomen op een auto rijdende op de Middenweg (N276). [8] De stoeptegel werd later in twee delen in de buurt van het viaduct aangetroffen. Het betreft een stoeptegel van 30 cm bij 30 cm. [9]
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
In de tenlastelegging is opgenomen dat de verdachte de stoeptegel op de Westelijke Randweg heeft gegooid. Dit is onjuist. Uit onderzoek blijkt namelijk dat de steen op de Middenweg werd gegooid. Hoewel door de aangevers en de getuigen ook wisselende straatbenamingen worden gebruikt voor deze locatie, staat vast dat de juiste benaming de Middenweg is, en er geen misverstand bestaat over de plaats waar het incident zich heeft voorgedaan.
De rechtbank stelt aan de hand van voornoemde verklaringen vast dat de verdachte een stoeptegel vanaf een brug heeft gegooid, die vervolgens terecht is gekomen op de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten. Uit de verklaringen van [getuige 1] , [slachtoffer 3] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat de verdachte de stoeptegel bewust vanaf de brug naar beneden heeft gegooid.
Het feitencomplex is aan de verdachte ten laste gelegd als een poging tot moord/doodslag, dan wel een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte hij door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door het gooien van een stoeptegel een auto op de Middenweg zou raken en dat daarbij inzittenden van die auto het leven zouden kunnen laten dan wel ernstig gewond zouden kunnen raken.
De verdachte heeft een stoeptegel vanaf een brug naar beneden gegooid. Hij wist dat zich onder de brug een weg bevond, waarover altijd auto’s rijden. Op het moment dat de verdachte de tegel gooide was het bovendien erg druk op de weg. De verdachte heeft, door desondanks de tegel te gooien, naar het oordeel van de rechtbank dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de door hem gegooide tegel op een auto terecht zou komen.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat de tegel een gewicht had van 9,5 kilo. Het is een feit van algemene bekendheid dat de inslag van een dergelijk zware stoeptegel gegooid vanaf een brug op een met een snelheid van 80 kilometer per uur rijdende auto, kan resulteren in de dood van de inzittenden van die auto.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de inzittenden van de personenauto.
Voorbedachten rade?
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde moord overweegt de rechtbank nog het volgende over “voorbedachten rade”. In zijn uitspraak van 28 februari 2012 (LJN: BR2342) heeft de Hoge Raad overwogen dat voor een bewezenverklaring van ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij vormt, aldus de Hoge Raad, de vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten raad is gehandeld, doch behoeft dit de rechter er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Verdachte heeft verklaard dat hij in een opwelling heeft gehandeld. Hieruit kan niet worden afgeleid dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Nu hiervoor verder in het dossier ook geen aanwijzingen zijn te vinden, zal de verdachte worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot moord. Wel acht de rechtbank de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewezen (feit 1 subsidiair).
Feiten 2 en 3:
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 9 februari 2017 een man achtervolgde, die zojuist een stoeptegel vanaf een brug op een auto had gegooid. Bij de spoorwegovergang aan de Westelijke Randweg te Geleen sprak [slachtoffer 3] de man aan. Om te voorkomen dat de man weg zou gaan, heeft [slachtoffer 3] de man tegen een hek aangeduwd. [slachtoffer 3] voelde vervolgens meerdere steken in zijn rug en linkerzijde. Hij zag dat de man in zijn rechterhand een mes vasthield. [10]
Als gevolg van het steken had [slachtoffer 3] drie steek- dan wel snijwondjes, te weten aan de linkerflank van zijn lichaam, zijn rechterhand en op zijn rug, ter hoogte van zijn rechter nier. [11]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij samen met [slachtoffer 3] de man onder controle probeerde te houden, toen de man plotseling een mes in zijn rechterhand had. Hiermee stak hij twee tot drie keer in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] werd hierbij geraakt, maar omdat hij een dubbele jas droeg, is het mes niet door zijn kleding gekomen. Wel was zijn jas gescheurd. [12]
De verdachte heeft verklaard dat hij een aantal keren heeft gestoken. Desgevraagd heeft hij verklaard dat hij “in het wilde weg” heeft gestoken. [13]
Het mes werd bij de aanhouding van de verdachte inbeslaggenomen. Het mesje had een lemmet van 4 cm. [14]
[slachtoffer 2] heeft verder verklaard dat hij het verzet van de man probeerde te breken. De man sloeg meerdere keren in het gezicht van [slachtoffer 2] . Ook schopte de man [slachtoffer 2] op zijn voet. [15] Geconfronteerd met deze verklaring heeft de verdachte verklaard dat dit in de woede van het gevecht is gebeurd. [16]
[getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de man aan het zwaaien was met zijn vuisten. [17]
Overwegingen ten aanzien van feit 2
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en de verdachte stelt de rechtbank vast dat de verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met een mes met een lemmet van 4 cm heeft gestoken. Uit de letselbeschrijving van [slachtoffer 3] en de schade aan de kleding van [slachtoffer 2] blijkt dat zij beiden ook daadwerkelijk zijn geraakt met het mes. Dit is primair ten laste gelegd als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, door het ongecontroleerd steken met een mes met een lemmet van 4 cm, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] overal op het lichaam had kunnen raken. Niet valt uit te sluiten dat hierbij vitale lichaamsdelen geraakt zouden worden, met alle gevolgen van dien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het handelen van de verdachte tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en acht het primair tenlastegelegde daarom bewezen.
Overwegingen ten aanzien van feit 3
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer 2] , [getuige 2] en de verdachte stelt de rechtbank vast dat de verdachte, nadat hij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] met het mes had gestoken, in gevecht is geraakt met [slachtoffer 2] . Hierbij heeft de verdachte [slachtoffer 2] geslagen en geschopt. De rechtbank acht feit 3 bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

1.Subsidiair

op 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, een stoeptegel van een brug naar beneden heeft gegooid, waarbij deze op de auto van [eigenaar auto] met voornoemde inzittenden terecht is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Primair

op 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

op 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan en op zijn voet te trappen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Feit 2 primair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Feit 3:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater [naam 1] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 16 mei 2017 een rapport uitgebracht. [naam 1] heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een chronisch psychotisch ziektebeeld (mogelijk schizofrenie). Het is zeer aannemelijk dat deze stoornis ook ten tijde van het tenlastegelegde bestond, in die zin dat hij op dat moment in een (floride) psychose verkeerde (verdachte hoorde stemmen en geluiden en zag dingen die er niet waren). Ook het gebruik van amfetaminen en (aanwijzingen voor) het bestaan van een verstandelijke beperking zijn factoren die een rol speelden tijdens het tenlastegelegde.
Door de psychose is er sprake van een forse achterdocht richting derden, hetgeen het incident met het mes kan verklaren. Door de psychose is de verdachte niet in staat zijn eigen waanachtige gedachten te scheiden van de werkelijkheid en zal de verdachte reageren vanuit zijn eigen wanen. De verdachte heeft nagenoeg continu last van bevelshallucinaties, die tot het incident met de stoeptegel hebben geleid.
De psycholoog [naam 2] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 4 mei 2017 een rapport uitgebracht. Ook [naam 2] heeft geconcludeerd dat de verdachte de feiten heeft begaan onder invloed van een psychose. Ook speelde middelengebruik een rol. Vanwege de psychose waarin de verdachte verkeerde, had hij last van hallucinaties en wanen. De verdachte kon de opdrachten die hij kreeg van de stemmen niet weerstaan. Hierdoor werd hij ook boos, wat ervoor zorgde dat de agressieregulatie ernstig verstoord raakte. Het gebruik van amfetamine versterkte dit.
Zowel [naam 1] als [naam 2] hebben geadviseerd de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank komt op basis van de in de rapporten vervatte bevindingen en adviezen tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Nu de rechtbank verdachte voor geen van de bewezenverklaarde en gekwalificeerde feiten strafbaar acht, zal zij verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Door de verdediging is ten aanzien van de feiten 2 en 3 een beroep gedaan op putatief noodweer dan wel putatief noodweerexces. Gelet op bovenstaande conclusie van de rechtbank, zal de rechtbank op dat verweer niet nader inhoudelijk ingaan.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft een zware stoeptegel vanaf een brug op een drukke weg gegooid. De tegel is op een op die weg rijdende auto gevallen. Als gevolg van de klap is de auto fors beschadigd. De twee inzittenden van de auto zijn met de schrik vrijgekomen, maar dit had ook anders kunnen aflopen.
De verdachte heeft met zijn gedrag, hoewel handelend onder invloed van een psychose, de aanmerkelijke kans aanvaard dat meerdere personen zouden komen te overlijden. Dergelijke feiten hebben niet alleen een zeer grote impact op de slachtoffers en hun omgeving, maar zorgen ook voor maatschappelijke beroering en gevoelens van onveiligheid. De verkeersveiligheid op autosnelwegen wordt immers hierdoor zeer ernstig in gevaar gebracht.
Nadat de inzittenden van de auto en enkele getuigen de verdachte probeerden aan te houden, heeft hij zich met geweld hiertegen verzet. Hierbij heeft hij met een mes gestoken, geslagen en geschopt.
Zoals eerder vermeld, hebben psychiater [naam 1] en psycholoog [naam 2] rapporten over de persoon van de verdachte opgemaakt.
De psychiater [naam 1] heeft geconcludeerd dat het recidiverisico hoog is, indien de verdachte op korte termijn en zonder behandeling in de maatschappij zou terugkeren. De verdachte is namelijk verhoogd gevoelig voor nieuwe psychotische ontregelingen.
Eerdere vrijwillige behandelingen hebben beperkt resultaat gehad. De verdachte heeft daarnaast een gebrek aan ziektebesef. Beide factoren leiden ertoe dat enkel een behandeling binnen een gedwongen kader het recidiverisico kan verminderen. Tijdens een gedwongen behandeling kan de verdachte namelijk op adequate medicatie worden ingesteld. De psychiater heeft geadviseerd de verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De psycholoog [naam 2] heeft geconcludeerd dat, indien de verdachte toenemend psychotisch raakt, er een verhoogde kans is dat de verdachte soortgelijke strafbare feiten zal plegen. Ter verkleining van die kans heeft [naam 2] geadviseerd de verdachte gedurende een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te laten plaatsen.
Gelet op de bewezenverklaarde feiten en op hetgeen de deskundigen over verdachte hebben gerapporteerd is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gevaar oplevert voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [eigenaar auto] hebben zich met een vordering tot schadevergoeding in het strafproces gevoegd.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 315,45, bestaande uit € 15,45 aan materiële schade (slaapmedicatie en reiskosten) en € 300,- aan immateriële schade.
[eigenaar auto] vordert een bedrag van 1.463,45, bestaande uit materiële schade (dagwaarde auto, bouwzeil en tape).
Beide benadeelden vorderen dat de vordering wordt verhoogd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen geheel toe te wijzen.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van [eigenaar auto] te verminderen met € 75,-, zijnde het bedrag dat [eigenaar auto] retour heeft ontvangen van het autosloopbedrijf.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel verzocht, deze te beperken tot één dag vervangende hechtenis indien de verdachte de schade niet betaalt. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte schulden heeft en niet aannemelijk is dat de verdachte in de toekomst inkomsten zal genereren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelden als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade hebben geleden.
De vordering van [slachtoffer 1] kan in het geheel worden toegewezen, nu deze vordering niet is betwist en de gevorderde kosten ook alleszins redelijk zijn.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de vordering van [eigenaar auto] met € 75,- verminderd dient te worden, nu [eigenaar auto] dit bedrag voor haar auto heeft ontvangen van de sloper. Het resterende bedrag ad € 1.388,45 zal worden toegewezen.
Beide vorderingen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2017. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd de daaraan gekoppelde vervangende hechtenis te beperken tot één dag, overweegt de rechtbank als volgt.
De schadevergoedingsmaatregel beoogt het herstel van de rechtmatige toestand. Daarbij past in beginsel niet dat de schadevergoedingsmaatregel niet wordt opgelegd of wordt gematigd op grond van de draagkracht van de verdachte. Dat is slechts anders in uitzonderlijke gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdediging aangevoerde omstandigheden niet zo uitzonderlijk zijn dat thans reeds geconcludeerd moet worden dat er geen reële kans is dat de verdachte de schade binnen een redelijke termijn zal kunnen vergoeden. Niet staat vast dat de verdachte in de toekomst geen inkomsten heeft. De verdachte heeft immers reeds eerder een uitkering ontvangen. Niet valt in te zien waarom hij in de toekomst niet weer een uitkering zal ontvangen. Van deze inkomsten kan de verdachte de door hem te betalen schadevergoedingen voldoen.

8.Het beslag

Tijdens het onderzoek werd een mes onder de verdachte in beslag genomen. Met behulp van dit mes heeft de verdachte feit 2 begaan. Het mes zal daarom verbeurd worden verklaard.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte niet strafbaar;
  • ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
  • gelast de
  • heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop de verdachte op basis van dit vonnis wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , van € 315,45, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 februari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [eigenaar auto] , van € 1.388,45, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 23 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 februari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
een mes, Dévents multitool, kleur: blauw (goednummer 904982).
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Hurkens, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. C. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2017.
Buiten staat
Mr. E.C.M. Hurkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, een stoeptegel van een brug naar beneden heeft gegooid op de Westelijke Randweg (waarbij deze op de auto van [eigenaar auto] met voornoemde inzittenden terecht is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, een stoeptegel van een brug naar beneden heeft gegooid op de Westelijke Randweg (waarbij deze op de auto van [eigenaar auto] met voornoemde inzittenden terecht is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2017in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een stoeptegel van een brug naar beneden heeft gegooid op de Westelijke Randweg (waarbij deze op de auto van [eigenaar auto] met voornoemde inzittenden terecht is gekomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes richting voornoemde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] heeft gewezen en/of met voornoemd mes stekende en/of snijdende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes stekende en/of snijdende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 9 februari 2017 in de gemeente Sittard-Geleen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem meermalen, althans eenmaal, (in het gezicht) te slaan en/of op zijn voet te trappen.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie districtsrecherche Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer 2017022577, gesloten d.d. 21 februari 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 89.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] d.d. 9 februari 2017, p. 57 en 58.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 10 februari 2017, p. 75.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 februari 2017, p. 83, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 9 februari 2017, p. 62 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 februari 2017, p. 85 en 86.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 februari 2017, p. 40 en 41.
6.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 februari 2017, p. 83 en 84.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2017, niet doorgenummerd.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2017, p. 53 tot en met 56.
10.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 9 februari 2017, p. 62 en 63.
11.Het geschrift, te weten een geneeskundige verklaring
12.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 10 februari 2017, p. 76.
13.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting d.d. 18 juli 2017 afgelegd.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2017, p. 53.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 10 februari 2017, p. 76.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 februari 2017, p. 44.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 februari 2017, p. 86.