In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LINDORFF B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die een doorlopend krediet had afgesloten bij Santander Consumer Finance Benelux BV. De gedaagde partij had twee kredietovereenkomsten, waarbij de eisende partij de vorderingen van Santander had overgenomen. De gedaagde partij was in gebreke gebleven met de betaling van meerdere termijnen, wat leidde tot de opeising van het gehele bedrag door de eisende partij. De gedaagde partij voerde aan dat er een betalingsregeling was getroffen die nog steeds van kracht was, maar de kantonrechter oordeelde dat deze regeling enkel betrekking had op de eerste kredietovereenkomst en niet op de tweede. De rechter concludeerde dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat de betalingsregeling voor beide overeenkomsten gold en dat de vorderingen van de eisende partij terecht waren. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eisende partij toegewezen, met inachtneming van een verrekening van een bedrag dat de gedaagde partij op basis van het protectieplan had kunnen claimen. De gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.125,50, vermeerderd met vertragingsvergoeding, en de proceskosten.