ECLI:NL:RBLIM:2017:7392

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
28 juli 2017
Zaaknummer
02 5959670 CV EXPL 17-4008
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling door tandarts als inspanningsverplichting en niet als resultaatsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een tandarts, aangeduid als [eiser], en een patiënt, aangeduid als [gedaagde]. De patiënt had een behandeling ondergaan waarbij de tandarts een plaatje had vervaardigd om een missende voortand op te vullen. De patiënt was echter ontevreden over het resultaat en weigerde de factuur van € 368,38 te betalen. De patiënt stelde dat het plaatje niet functioneerde en dat hij hierdoor niet gehouden was om te betalen. De tandarts voerde aan dat hij een inspanningsverplichting had en dat hij voldoende inspanning had geleverd, ondanks het ontevreden resultaat.

De kantonrechter oordeelde dat de tandarts inderdaad een inspanningsverplichting had en dat het niet behalen van het gewenste resultaat niet automatisch betekende dat de patiënt niet hoefde te betalen. De rechter stelde vast dat de patiënt het plaatje soms gebruikte, wat erop wees dat het niet volledig ondeugdelijk was. De kantonrechter wees de vordering van de tandarts toe, met uitzondering van de gevorderde rente, omdat de factuur niet was overgelegd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5959670 \ CV EXPL 17-4008
Vonnis van de kantonrechter van 2 augustus 2017
in de zaak van:
[eiser] , tandarts,
wonend, althans praktijkhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde MediCas B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde]
,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van partijen welke gehouden is op 30 juni 2017 en waar geen proces-verbaal van is opgemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft bij tandarts [eiser] een behandeling ondergaan.
2.2.
[eiser] heeft voor [gedaagde] een zogenaamd plaatje gemaakt waardoor het gat van de missende voortand van [gedaagde] zou worden opgevuld.
2.3.
[gedaagde] is niet tevreden over de behandeling en weigert de factuur voor de behandeling daarom te betalen.
3. Het geschil
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 368,38, vermeerderd met de contractuele rente van 0,9% per maand en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij het door [eiser] vervaardigde plaatje niet kan gebruiken, omdat het tijdens het eten uitvalt en het [gedaagde] irriteert. [gedaagde] heeft deze klachten bij [eiser] kenbaar gemaakt waarna deze nog door middel van het plaatsen van haakjes getracht heeft het probleem op te lossen, maar dit heeft niet het gewenste resultaat gehad.
Toen [gedaagde] hierop wederom zijn klachten bij [eiser] heeft geuit, deelde deze mede dat hij niets meer voor hem kon doen, tenzij [gedaagde] bereid was om tegen een fors bedrag zijn gebit te laten renoveren c.q. bruggen te laten plaatsen.
[gedaagde] heeft bij een andere tandarts gevraagd om hulp en deze zei dat het plaatje slechts een noodoplossing was. [gedaagde] is dan ook van mening dat [eiser] ondeugdelijk werk heeft geleverd en [gedaagde] niet gehouden is hiervoor te betalen.
4.2.
[eiser] heeft op zijn beurt gesteld dat hij getracht heeft [gedaagde] te helpen, maar dat zijn gebit in een slechte staat verkeerde. Het plaatje kan in sommige gevallen als noodoplossing worden gebruik, maar er zijn ook patiënten die er jaren mee vooruit kunnen zonder enig probleem. [eiser] heeft in dit kader een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis. Dat [gedaagde] niet goed met het plaatje overweg kan, kan er niet toe leiden dat [gedaagde] daarom de factuur niet hoeft te betalen. [eiser] heeft immers kosten moeten maken om het plaatje te vervaardigen.
4.3.
De kantonrechter is het met [eiser] eens dat het uitvoeren van een tandheelkundige behandeling te kwalificeren is als een inspanningsverplichting en niet als een resultaatsverplichting. Dat leidt ertoe dat wanneer [eiser] voldoende inspanning heeft verricht, maar het gewenste resultaat desondanks niet behaald wordt, dat niet voor rekening van [eiser] dient te komen.
Dat er, zoals [gedaagde] stelt, sprake zou zijn van een ondeugdelijk plaatje, heeft de kantonrechter niet kunnen vaststellen. Immers heeft [gedaagde] ter comparitie verklaard dat hij het plaatje wel soms gebruikt, zoals tijdens een etentje of op de foto. Dat het plaatje daarbij volgens [gedaagde] niet prettig zit en gemakkelijk los komt, kan naar het oordeel van de kantonrechter niet tot de conclusie leiden dat het daarom gebrekkig is en [gedaagde] de onderhavige factuur niet zou hoeven te betalen.
4.4.
Ten aanzien van de gevorderde rente overweegt de kantonrechter dat [eiser] zijn vordering niet heeft onderbouwd door overlegging van de betreffende factuur, waardoor de kantonrechter de gevorderde rente niet kan verifiëren. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
4.5.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. [eiser] heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Daarmee liggen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voor toewijzing gereed.
4.6.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig partijen toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
De kantonrechter is gebleken dat de dagvaarding in velerlei opzichten niet aan de wettelijke vereisten voldoet en in strijd is met de in artikelen 21 en 111 lid 3 Rv neergelegde substantiëringsplicht. Zo ontbreekt de litigieuze factuur, zodat verificatie van het gevorderde bedrag onmogelijk is. Voorts is nagelaten om de feiten volledig weer te geven net zoals er op geen enkele wijze wordt gesproken over het bij [eiser] bekende verweer van [gedaagde] ten aanzien van het gevorderde.
Daarnaast is haar ter comparitie gebleken dat de dagvaarding buiten medeweten van eiser namens hem is opgesteld en aangebracht, hetgeen op zijn minst ongebruikelijk is. In dit alles ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij haar zijn eigen kosten draagt.
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 368,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: JA
coll: NO