In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een tandarts, aangeduid als [eiser], en een patiënt, aangeduid als [gedaagde]. De patiënt had een behandeling ondergaan waarbij de tandarts een plaatje had vervaardigd om een missende voortand op te vullen. De patiënt was echter ontevreden over het resultaat en weigerde de factuur van € 368,38 te betalen. De patiënt stelde dat het plaatje niet functioneerde en dat hij hierdoor niet gehouden was om te betalen. De tandarts voerde aan dat hij een inspanningsverplichting had en dat hij voldoende inspanning had geleverd, ondanks het ontevreden resultaat.
De kantonrechter oordeelde dat de tandarts inderdaad een inspanningsverplichting had en dat het niet behalen van het gewenste resultaat niet automatisch betekende dat de patiënt niet hoefde te betalen. De rechter stelde vast dat de patiënt het plaatje soms gebruikte, wat erop wees dat het niet volledig ondeugdelijk was. De kantonrechter wees de vordering van de tandarts toe, met uitzondering van de gevorderde rente, omdat de factuur niet was overgelegd. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.