In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 2 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een tweedehands Volkswagen Golf had gekocht van een garagebedrijf, en het garagebedrijf zelf. De eiser stelde dat hij was gedwaald bij de aankoop van de auto, omdat deze gebreken vertoonde die hij niet had kunnen vaststellen tijdens de koop. De eiser vorderde vernietiging van de koopovereenkomst en stelde dat de garage niet had voldaan aan zijn informatieplicht. De garage betwistte de stellingen van de eiser en stelde dat de auto bij aankoop in goede staat verkeerde en dat er geen gebreken waren die een vernietiging van de overeenkomst rechtvaardigden.
De kantonrechter overwoog dat de eiser niet had voldaan aan zijn stelplicht en dat er onvoldoende bewijs was geleverd om de claim van dwaling te onderbouwen. De rechter concludeerde dat de overeenkomst nog steeds van kracht was en dat de eiser niet onverschuldigd had betaald. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. De reconventionele vordering van het garagebedrijf werd eveneens afgewezen, omdat de voorwaarde waaronder deze was ingesteld niet was vervuld. De kosten aan de zijde van het garagebedrijf werden begroot op € 600,00, terwijl de kosten aan de zijde van de eiser op nihil werden vastgesteld.