In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Raad Maastricht B.V. De procedure betreft de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, nu de laatste arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 1 juli 2015. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.M.A. Mertens, heeft primair verzocht om vernietiging van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst en om een voorlopige voorziening voor doorbetaling van haar loon. Subsidiair heeft zij verzocht om betaling van de transitievergoeding van € 1.841,00 bruto.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoekster] in dienst is getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met aansluitend twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. De laatste arbeidsovereenkomst eindigde op 31 oktober 2016. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bepalingen van artikel 7:668a BW, zoals die luidden voor 1 juli 2015, van toepassing zijn, omdat de arbeidsovereenkomsten elkaar met tussenpozen van meer dan zes maanden hebben opgevolgd en de periode van 24 maanden niet is overschreden. Hierdoor is er geen sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van de opzegging afgewezen, evenals het verzoek om doorbetaling van loon en de transitievergoeding, omdat deze laatste reeds was betaald. De proceskosten zijn voor rekening van [verzoekster]. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. R.H.J. Otto.