In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma (vof) My Administratie-, Belasting & Consultancybureau en gedaagde sub 2, [gedaagde sub 2]. De vordering betreft een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst die eiser met de vof had gesloten. Eiser had de vof ingeschakeld voor hulp bij het indienen van een herzieningsverzoek bij de Belastingdienst, maar de vof heeft nagelaten dit verzoek in te dienen, ondanks dat eiser hiervoor een bedrag van € 740,00 had betaald. Eiser heeft de vof in gebreke gesteld en de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
De vof heeft in haar verweer gesteld dat er geen sprake was van een tekortkoming, omdat eiser niet de benodigde bewijsstukken had aangeleverd voor het indienen van het herzieningsverzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad geen herzieningsverzoek is ingediend, maar dat de vof ook niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op terugbetaling van een deel van het betaalde bedrag, maar dat er ook een bedrag aan de vof verschuldigd is voor reeds verrichte werkzaamheden. Uiteindelijk is aan eiser een bedrag van € 270,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.
In reconventie heeft de vof een vordering ingesteld tegen eiser, maar deze is afgewezen omdat de vordering onvoldoende was onderbouwd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte op 26 juli 2017.