ECLI:NL:RBLIM:2017:7259

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
5897911 \ CV EXPL 17-3455
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming na ontdekking hennepkwekerij

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting STICHTING ZOWONEN, eisende partij, en twee gedaagden die een woning huren van de stichting. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, nadat in de woning van de gedaagden een hennepkwekerij was ontdekt. De gedaagden stelden dat zij niet verantwoordelijk waren voor de hennepkwekerij, maar dat een derde deze had aangelegd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden op grond van artikel 7:219 BW aansprakelijk zijn voor de gedragingen van derden die met hun goedvinden het gehuurde gebruiken. De aanwezigheid van de hennepkwekerij werd als een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst beschouwd, wat de ontbinding en ontruiming rechtvaardigde. De kantonrechter wees de vorderingen van de eisende partij toe, maar stelde de ontruimingstermijn vast op twee maanden. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5897911 \ CV EXPL 17-3455
Vonnis van de kantonrechter van 26 juli 2017
in de zaak van:
de stichting STICHTING ZOWONEN,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde gerechtsdeurwaarder F.G.C. Vaessen.,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,wonend [adres gedaagden] ,[woonplaats gedaagden] ,

2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres gedaagden] ,
[woonplaats gedaagden] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. G. Nymeijer.

1.De procedure

1.1.
Eisende partij heeft op gronden als omschreven in de dagvaarding gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de daar vermelde huurovereenkomst ontbonden zal worden verklaard en dat gedaagde partij zal worden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde, kosten rechtens.
1.2.
Gedaagde partij heeft geantwoord.
1.3.
De zaak is op vonnis gesteld waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij huurt van eisende partij de woonruimte met aanhorigheden, staande en gelegen te Geleen, gemeente [woonplaats gedaagden] , aan de [adres gedaagden] . Het gehuurde is bestemd om te worden gebruikt als woonruimte. De huurovereenkomst is aangegaan per 1 augustus 1981.
2.2.
Op 15 februari 2017 is door de politie een in werking zijnde hennepkwekerij in de woning van gedaagde partij aangetroffen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het antwoord van gedaagde partij is de kantonrechter gebleken dat het merendeel van de stellingen van eisende partij niet worden betwist. Gedaagde partij stelt dat niet zijzelf, maar een derde voor diens eigen rekening de hennepkwekerij in de woning van gedaagde partij heeft aangelegd. Aan gedaagde partij is enkel een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld.
3.2.
Kern van het geschil is de vraag of de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het gehuurde een tekortkoming oplevert die toewijzing van de door eisende partij gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Bij de beantwoording van die vraag is het bepaalde in artikel 6:265 BW van belang. Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
3.3.
Naar vaste rechtspraak levert het aanwezig hebben van een hennepkwekerij in een huurwoning, vanwege de daarmee voor het gehuurde en de omgeving gepaard gaande risico’s van brand (als gevolg van dikwijls illegale aansluiting voor elektriciteit), overlast (stank- en wateroverlast), schade (vocht, schimmel) en andere nadelen zonder meer een ernstige tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst. Het levert strijd op met de verplichting van de huurder om zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW). Het is niet van belang of de hiervoor genoemde risico’s zich al dan niet hebben verwezenlijkt. Voldoende is dat met de aanwezigheid van de hennepkwekerij in het gehuurde de mogelijkheid is geschapen dat eisende partij en/of derden daarvan nadeel zouden kunnen ondervinden.
3.4.
Gedaagde partij is aansprakelijk voor het bestaan van de hennepkwekerij in het gehuurde. Dat een derde voor zijn eigen rekening in het gehuurde de kwekerij heeft aangelegd is niet relevant. Gedaagde partij is jegens eisende partij op grond van artikel 7:219 BW immers op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met haar goedvinden daarop bevinden. Het had op de weg van gedaagde partij gelegen om die derde, wat daar verder ook van zij, geen gelegenheid te bieden om in de door gedaagde partij gehuurde woning een hennepkwekerij op te zetten en in werking te stellen.
3.5.
Eisende partij hanteert een ‘zero-tolerance’ beleid ten aanzien van verdovende middelen in haar woningen en informeert – onweersproken – haar huurders hierover regelmatig. Dat gedaagde partij de ernst van het verbod heeft onderschat dient voor haar eigen rekening te blijven. Het kan niet anders dan dat het gedaagde partij duidelijk moet zijn geweest dat zij zich op illegaal terrein bevond. Het had dan vervolgens op haar weg gelegen zich goed te informeren alvorens ze die derde de gelegenheid gaf een hennepkwekerij te beginnen. In beginsel is de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde daarom gerechtvaardigd.
3.6.
De vraag die rest is of toewijzing van de vorderingen van eisende partij desondanks achterwege dient te blijven, op grond van de door gedaagde partij aangevoerde specifieke omstandigheden.
De kantonrechter overweegt dat het belang van eisende partij vooral is gelegen in het voorkomen van schade, criminaliteit en overlast in en rondom het gehuurde om de verhuurbaarheid van haar woningen op peil te houden en om haar (overige) huurders het rustig woongenot te kunnen verschaffen. De keuze van eisende partij om, mede in afstemming van met de gemeente, in deze gevallen een ‘zero-tolerance’ beleid te voeren, weegt zwaar mee bij de beoordeling van de vraag of ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De door gedaagde partij geschetste (persoonlijke) omstandigheden (leeftijd, duur huurovereenkomst, gezondheid) maken naar het oordeel van de kantonrechter niet dat de afweging van de belangen in het voordeel van gedaagde partij dient uit te vallen. Gezien de door gedaagde partij geschetste omstandigheden ziet de kantonrechter wel aanleiding de ontruimingstermijn vast te stellen op twee maanden.
Eisende partij behoeft verder geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat eisende partij bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
3.7.
Gelet op het voorgaande dient de vordering van eisende partij daarom te worden toegewezen. Gedaagde partij zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht € 117,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 368,05

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde, staande en gelegen te [woonplaats gedaagden] aan de [adres gedaagden] ,
4.2.
veroordeelt gedaagde partij, om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis het gehuurde met personen en zaken te ontruimen en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisende partij te stellen,
4.3.
veroordeelt gedaagde partij hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure aan de zijde van eisende partij gevallen en aan die zijde tot op heden begroot op een bedrag van € 368,05,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: