ECLI:NL:RBLIM:2017:7244

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
5879861 cv 17-3149
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en beoordeling van bewijsvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 26 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Wageningen, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij vorderde betaling van een openstaande zorgpremie van € 122,19, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de premie over de maand september 2016 was betaald, onderbouwd met een overzicht van bankafschrijvingen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat de gedaagde partij geen bewijs heeft geleverd dat de premie voor september 2016 daadwerkelijk was betaald. De kantonrechter oordeelde dat de door gedaagde overgelegde bankafschrijvingen niet compleet waren en dat storneringen niet zichtbaar waren op het door gedaagde ingediende overzicht. Hierdoor werd de vordering van de eisende partij toegewezen, met een veroordeling tot betaling van € 73,79, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 maart 2017. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten, die op € 278,05 werden begroot. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5879861 \ CV EXPL 17-3149
Vonnis van de kantonrechter van 26 juli 2017
in de zaak van:
de naamloze vennootschap MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde]
,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft met eisende partij een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 122,19, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisende partij vordert de premie over de maand september 2016. Gedaagde partij stelt dat de premie over die maand is betaald en legt een overzicht van zijn bankrekening over waarop zeven afschrijvingen staan vermeld in de periode 2 mei 2016 tot 30 november 2016. Eisende partij stelt vervolgens dat de premiebetaling voor de maand september 2016 op 2 september 2016 werd gestorneerd en legt een specificatie over van de betalingen die zij met betrekking tot het jaar 2016 van gedaagde partij heeft ontvangen en waarop deze betalingen zijn afgeboekt. Bij dupliek stelt gedaagde dat hij de betaling van 3 mei 2016, voorkomende op het door hem bij antwoord in geding gebrachte overzicht, niet terug ziet op de specificatie van eisende partij.
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat de betaling van 17 mei 2016, die eisende partij heeft afgeboekt op de openstaande premie van maart 2016 niet op het door gedaagde geproduceerde overzicht voorkomen. Het overzicht dat gedaagde in geding heeft gebracht betreft geen compleet doorlopend overzicht van alle mutaties van de desbetreffende bankrekening doch een selectie van afboekingen, welke selectie kennelijk door gedaagde partij is samengesteld. Op een dergelijk overzicht zullen dan ook de storneringen niet terug te vinden zijn, nu dit immers bijschrijvingen betreft en gedaagde partij slechts afschrijvingen van zijn rekening heeft geselecteerd. Nu gedaagde partij geen betalingsbewijs heeft overgelegd waaruit valt af te leiden dat het de betaling van de premie voor de maand september 2016 betreft zal de vordering van eisende partij worden toegewezen.
4.3.
Eisende partij maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden.
De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu de wettelijk verplichte aanmaning niet voldoet aan hetgeen artikel 6:96 lid 6 BW vereist.
4.4.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.5.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 278,05
4.6.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 73,79, vermeerderd met de wettelijke rente over € 73,00 vanaf 27 maart 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 278,05,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: