ECLI:NL:RBLIM:2017:7220

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 juli 2017
Publicatiedatum
25 juli 2017
Zaaknummer
04/050508-03
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met schizofrenie en impulsregulatiestoornis na feitelijke aanranding van de eerbaarheid

Op 25 juli 2017 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid van vier vrouwen, waaronder twee minderjarigen. De veroordeelde, die lijdt aan schizofrenie en een stoornis in de impulsregulatie, had in 2004 tbs opgelegd gekregen, welke in 2015 voorwaardelijk was beëindigd. De rechtbank moest nu beslissen op een vordering tot verlenging van de tbs, ingediend door het openbaar ministerie, na een eerdere afwijzing van de vordering in 2016.

De psychiater had geen aanleiding gezien om de tbs te verlengen en adviseerde om te onderzoeken of een civielrechtelijke machtiging mogelijk was, gezien het risico van maatschappelijke teloorgang. De officier van justitie en de raadsvrouw van de veroordeelde vroegen om afwijzing van de vordering, omdat niet voldaan zou zijn aan het gevaarscriterium. De rechtbank oordeelde echter dat het gevaar voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs vereiste. De rechtbank wees op het risico dat de veroordeelde zonder begeleiding en structuur op straat zou komen te staan, wat zou kunnen leiden tot recidive.

De rechtbank besloot de tbs met één jaar te verlengen en gaf de reclassering de opdracht om actief op zoek te gaan naar een passende woonvoorziening voor de veroordeelde, zodat hij de nodige begeleiding zou ontvangen om recidive te voorkomen. De beslissing werd genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de toekomst van de veroordeelde, die niet in staat is zelfstandig een sociaal-maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen zonder hulp.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/050508-03 (vordering verlenging TBS)
Datum uitspraak : 25 juli 2017
Tegenspraak
Beslissing van de meervoudige kamer op een vordering van het openbaar ministerie in het arrondissement Limburg
De vordering houdt in dat de rechtbank beslist op de op 9 december 2016 ter griffie van de rechtbank ingekomen vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboortegegevens],
thans verblijvende bij BW Diemen (HVO Querido) te Diemen,
hierna te noemen [veroordeelde] .
Raadsvrouw is mr. R. van den Hemel, advocaat kantoorhoudende te Dordrecht.

1.De stukken

In het dossier bevinden zich onder andere:
  • de vordering van de officier van justitie d.d. 9 december 2016;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 2 mei 2017, waarbij het onderzoek in raadkamer is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd;
  • het proces-verbaal van de raadkamerzitting van 16 april 2017;
  • het aanvullend verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging terbeschikkingstelling d.d. 12 april 2017 van Reclassering Nederland;
  • de rapportage van 21 maart 2017, opgemaakt door psychiater [naam 1] met betrekking tot beoordeling RM;
  • het proces-verbaal van de raadkamerzitting van 10 januari 2017;
  • de psychiatrische rapportage Pro Justitia d.d. 7 januari 2017, opgemaakt door [naam 2] , psychiater;
  • het verlengingsadvies van Reclassering Nederland d.d. 8 december 2016 van J.A. [naam 3] , reclasseringswerker, en V.J.J. van Zaanen, Unitmanager;
  • een email van FPA Heiloo d.d. 27 september 2016 van [naam 5] , GGZ-arts, betreft de beoordeling voor het afgeven van een rechterlijke machtiging aan [veroordeelde] ;
  • de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 11 augustus 2016 – gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 9 februari 2016 – waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar is verlengd;
  • het aanvullend verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging terbeschikkingstelling d.d. 27 juli 2016 van Reclassering Nederland;
  • het aanvullend verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging terbeschikkingstelling d.d. 27 mei 2016 van Reclassering Nederland;
  • het omtrent [veroordeelde] opgemaakte voortgangsverslag toezicht van Reclassering Nederland d.d. 27 mei 2016;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 9 februari 2016, waarbij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is afgewezen;
  • de beslissing van de rechtbank Limburg d.d. 21 juli 2015, waarbij de verpleging van overheidswege van [veroordeelde] voorwaardelijk is beëindigd;
  • het vonnis van de (toenmalige) rechtbank Roermond d.d. 21 november 2003;
- het persoonsdossier van [veroordeelde] .
De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 9 december 2016 houdt in dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling zal verlengen met één jaar. In raadkamer van 16 april 2017 en 11 juli 2017 heeft de officier van justitie gevorderd de vordering af te wijzen.

2.De procesgang

Bij vonnis van de (toenmalige) rechtbank Roermond d.d. 21 november 2003 is [veroordeelde] ter beschikking gesteld. De terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van (viermaal) feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van die maatregel eiste. De genoemde delicten betreffen misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De termijn van de terbeschikkingstelling is gaan lopen op 9 januari 2004.
De terbeschikkingstelling is voor het laatst bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 11 augustus 2016 met een jaar verlengd. Genoemde beslissing is gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Limburg van 9 februari 2016, waarbij de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling werd afgewezen.
Op 10 januari 2017 is de behandeling van de vordering van de officier van justitie geschorst teneinde een onafhankelijke psychiater onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van het afgeven van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ.
Uit de rapportage van 21 maart 2017 van psychiater [naam 1] blijkt dat er op dat moment geen aanleiding is om over te gaan tot het afgeven van een geneeskundige verklaring met het oog op het verkrijgen van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ.
De behandeling in raadkamer is op 16 april 2017 hervat, waarna op 2 mei 2017 het onderzoek in raadkamer is heropend en geschorst teneinde de reclassering een aanvullend rapport te laten opmaken op basis van de actuele stand van zaken en de nieuwe ontwikkelingen omtrent plaatsing van [veroordeelde] bij HVO Querido of een andere instelling.
Op 11 juli 2017 is de behandeling hervat en het onderzoek in raadkamer gesloten. Ter openbare zitting zijn gehoord de officier van justitie, [veroordeelde] , zijn raadsvrouw en, als deskundigen, mevrouw [naam 3] , toezichthouder van [veroordeelde] bij Reclassering Nederland, de heer [naam 4] , persoonlijk begeleider van [veroordeelde] bij BW Diemen (HVO Querido) en mevrouw [naam 6] , forensisch werker bij FPA Heiloo.

3.Het standpunt van de reclassering

In het advies d.d. 8 december 2016 van de reclassering is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Vanaf 1987 is er contact met GGZ wegens psychotische symptomatologie. Tussen 1987 en 2000 wordt [veroordeelde] zes keer opgenomen op een PAAZ afdeling, eenmaal met een IBS. Zijn problematiek wordt geclassificeerd als schizofrenie, paranoïde type. Er is sprake van akoestische hallucinaties en een forse contactstoornis. [veroordeelde] laat bizar en agressief gedrag zien.
Op 21 november 2003 is [veroordeelde] veroordeeld tot – onder meer – een gevangenisstraf van twaalf maanden en terbeschikkingstelling met dwangverpleging ter zake van het tegen hun zin seksueel betasten (feitelijke aanranding van de eerbaarheid) van vier vrouwen, waaronder twee minderjarigen. Tijdens zijn verblijf in de forensische klinieken zijn er recidiverende episoden geweest van vrouwonvriendelijk gedrag en hyperseksualiteit, hetgeen de vorm van drang aanneemt.
Op 9 januari 2004 is de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] aangevangen. Begin 2009 start hij in de derde kliniek, FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Vanaf 2010 krijgt hij een machtiging onbegeleid verlof, maar hij maakt hier weinig gebruik van. In het kader van transmuraal verlof wordt [veroordeelde] medio april 2014 geplaatst in FPA Vincent van Gogh te Venray. Na een geweldsincident wordt [veroordeelde] eind augustus 2014 weer teruggeplaatst in de FPC Oostvaarderskliniek. Met ingang van 20 augustus 2015 is de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] voorwaardelijk beëindigd en start hij zijn verblijf bij FPA Heiloo, waarna het reclasseringstoezicht is gestart.
De reclassering ziet weerstand/onvermogen bij [veroordeelde] om te resocialiseren, waarbij gewenning aan de structuur en langdurig ‘verzorgd’ worden (hospitalisatie) zich bij hem hebben vastgezet. Langdurige gewenning aan een klinische structuur enerzijds en angst/onwetendheid met betrekking tot de verantwoordelijkheid in de ‘buitenwereld’ anderzijds, belemmeren in grote mate de resocialisatie.
De behandeling en resocialisatie van [veroordeelde] bij FPA Heiloo verliep aanvankelijk goed. Vanaf december 2016 zien de behandelaars echter een teruglopend beeld. Hij wordt inactief, gaat niet meer naar de werkplaats, trekt zich meer terug op zijn kamer en doet nog nauwelijks mee aan sociale activiteiten. [veroordeelde] bleef ook overdag in zijn bed te liggen en draaide zijn dag-nachtritme om. Reden waarom de behandelaars hem aanzegden de kliniek per 1 november 2016 te verlaten, omdat hij onterecht een patiëntenplaats bezet houdt. Deze beslissing is uitgesteld tot de datum van de verlengingsuitspraak van de zitting in januari 2017. Sinds november 2016 neemt [veroordeelde] opnieuw twee middagen per week deel aan werk op de montageafdeling. Op andere momenten doet hij weer mee met sportactiviteiten.
Op 29 maart 2016 heeft [veroordeelde] een intakegesprek gehad bij HVO Querido te Amsterdam voor een plaatsing in een forensische woonvorm. Hij is daar afgewezen, omdat hij weinig tot geen ziekte-inzicht liet zien en geen inzicht toonde in de delicten die hij gepleegd heeft. Daarnaast had hij nog onvoldoende geoefend met vrijheden volgens HVO Querido. Omdat het behandelteam van FPA Heiloo geen progressie/initiatief in resocialisatie-activiteiten ziet bij [veroordeelde] , is er ook afgezien van een verdere doorplaatsing naar een begeleide woonvorm op het terrein van Heiloo zelf. Qua vrijheden heeft [veroordeelde] onbegeleid verlof door heel Nederland met tijd- en doelafspraken. Hij maakt hier echter niet of nauwelijks gebruik van.
[veroordeelde] heeft een indicatie voor ‘beschermd wonen met intensieve begeleiding’. Hij is aangemeld bij drie instellingen, maar telkens afgewezen. Zelfstandig wonen acht de reclassering, gelet op zijn geringe ziekte- en probleeminzicht en zijn (statische) ziektebeeld, ongewenst en gecontra-indiceerd. De familie van [veroordeelde] heeft laten weten geen mogelijkheid te zien om hem, na de beëindiging van de terbeschikkingstelling, op te vangen en/of onderdak te verschaffen. FPA Heiloo heeft [veroordeelde] , gelet op zijn geringe medewerking, laten weten hem te zullen ontslaan na de uitspraak van zittingsdatum 10 januari 2017. Indien de tbs-maatregel wordt beëindigd is de kans op ontslag reëel. Indien de maatregel wordt verlengd, gaat de reclassering ervan uit dat [veroordeelde] vooralsnog mag blijven totdat er een andere instelling voor verblijf is gevonden.
[veroordeelde] lijkt onvoldoende realiteitszin te hebben met betrekking tot zijn mogelijkheden tot huisvesting en zelfredzaamheid. Tijdens de huidige klinische opname is het resocialisatieplan niet aangeslagen en lijkt [veroordeelde] zijn behandelplafond te hebben bereikt. [veroordeelde] is niet in staat zelfstandig een sociaal-maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen en in stand te houden zonder voortgaande hulp of begeleiding op meerdere levensgebieden. Zijn vaardigheden zijn beperkt en hij beschikt niet over een steunend netwerk. [veroordeelde] zal blijvend aangewezen zijn op een professioneel netwerk c.q. een instelling of beschermde woonvorm. De kans op herhaling van soortgelijke feiten als waarvoor hij de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd kreeg, kan zonder maatregel en toezicht als matig verhoogd worden ingeschat. Een doorstroom naar beschermd wonen met intensieve begeleiding zou een optimale voortzetting zijn, zeker als [veroordeelde] daar kan blijven, ook indien de forensische titel wordt opgeheven. Bij een eventuele beëindiging van de tbs-maatregel, voorziet de reclassering dat [veroordeelde] op straat komt te staan zonder enige voorziening van beschermd wonen.
De reclassering ziet zich genoodzaakt om verlenging van de tbs-maatregel met één jaar te adviseren om maatschappelijke teloorgang te voorkomen. De huidige voorwaarden kunnen worden gehandhaafd, inclusief twee aanvullende voorwaarden.
Ter zitting van 10 januari 2017 heeft deskundige [naam 3] verder – zakelijk weergegeven – aangegeven dat [veroordeelde] inmiddels door vier instellingen is afgewezen. [veroordeelde] heeft niet veel gebruik gemaakt van zijn verlofmogelijkheden, waardoor de mogelijke maatschappelijke teloorgang niet goed kan worden getoetst. De deskundige is er voorstander van om onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden van een rechterlijke machtiging, omdat het geen goede nazorg is om hem nu los te laten. Ten slotte bestaan er nog instellingen die iemand willen aannemen op forensische titel en later willen verder gaan zonder forensische titel. De deskundige denkt aan de long care “De Voorde” in Amersfoort.
In het aanvullend advies d.d. 12 april 2017 van de reclassering is, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende gesteld:
Op 14 maart 2017 heeft de heer [naam 1] , psychiater, werkzaam voor NIFP te Amsterdam, op ons verzoek onderzoek verricht naar de mogelijkheden van een RM. De conclusie luidt: “Er zijn thans geen criteria om over te gaan tot het afgeven van een geneeskundige verklaring met het oog op het verkrijgen van een rechterlijke machtiging. Het is wel zaak om, indien de terbeschikkingstelling wordt beëindigd, een adequate woonvoorziening te regelen en ambulante zorg te garanderen”.
Na overleg met het Forensisch Plaatsingsloket te Den Haag bleek dat “De Voorde” in Amersfoort geen geschikte instelling voor [veroordeelde] is. Het betreft een gesloten instelling waarbij [veroordeelde] qua vrijheden meerdere stappen terug zou moeten doen. Vervolgens is alsnog een poging gedaan om [veroordeelde] opnieuw aan te melden bij HVO Querido te Amsterdam. Op grond van de nieuwe ontwikkelingen heeft HVO Querido toegestemd om [veroordeelde] opnieuw uit te nodigen voor een intakegesprek. FPA Heiloo heeft daarbij besloten dat, indien er zekerheid is over een plaatsing bij HVO Querido, [veroordeelde] tot die tijd bij de FPA mag blijven, ook als de tbs-maatregel zou worden beëindigd.
Ter zitting van 16 april 2017 heeft deskundige [naam 3] verder – zakelijk weergegeven – aangegeven dat er nog geen duidelijkheid is over een eventuele plaatsing bij HVO Querido. FPA Heiloo is bereid om een terugkeergarantie te geven aan HVO Querido, zodat HVO Querido niet op zoek hoeft te gaan naar een andere geschikte plek indien het wonen bij HVO niet goed zou verlopen. Als het forensische kader van de tbs-maatregel wegvalt, heeft FPA Heiloo geen zorgplicht meer en geen financieel technische grond om [veroordeelde] te behandelen. Volgens FPA Heiloo is [veroordeelde] uitbehandeld en de resocialisatie afgerond. Ook de reclassering heeft geen verantwoordelijkheid en bemoeienissen meer indien het tbs-kader wegvalt. De deskundige heeft nog benoemd dat het positief is dat [veroordeelde] zijn medicatie heeft afgebouwd. Hij houdt zich goed aan de voorgeschreven medicatie en is al geruime tijd stabiel. FPA Heiloo heeft het recidiverisico matig tot hoog ingeschat. De reclassering persisteert bij het advies om de maatregel met één jaar te verlengen.
Ter zitting van 11 juli 2017 heeft deskundige [naam 3] verder – zakelijk weergegeven – aangegeven dat [veroordeelde] eind juni 2017 is overgeplaatst naar BW Diemen, onderdeel van HVO Querido te Amsterdam. Zijn resocialisatie kan hij daar afronden, ook als de tbs-maatregel beëindigd zou worden. De gemeente Amsterdam heeft echter het beleid dat bewoners die niet oorspronkelijk uit Amsterdam komen, dienen uit te stromen naar hun regio van herkomst. Dat beleid geldt voor [veroordeelde] op het moment dat de tbs-maatregel beëindigd wordt. Door HVO Querido zal alsnog een indicatie bij de gemeente Amsterdam worden aangevraagd met het doel om [veroordeelde] toch bij HVO Querido te kunnen laten blijven, maar de ervaring leert dat het een overplaatsing zal worden, omdat naar verwachting de gemeente Amsterdam niet de kosten van het civiele traject voor haar rekening wil nemen. FPA Heiloo heeft aan HVO Querido toegezegd dat [veroordeelde] in dat geval voorlopig terug kan komen, maar zonder tbs-kader houdt dat ook snel op, nu de financiering voor de opvang door FPA Heiloo dan ontbreekt. Indien de tbs-maatregel verlengd wordt, dan zal de reclassering voor [veroordeelde] een RIBW in de omgeving van Roermond zoeken. Omdat hij reeds bij veel instellingen is afgewezen, zal het vinden van een geschikte plek lastig worden. Het aanvragen van een indicatie bij de gemeente Roermond, de woonplaats van [veroordeelde] ten tijde van het plegen van de indexdelicten, zal gebeuren door de reclassering, zodra de gemeente Amsterdam de indicatie-aanvraag heeft afgewezen.
HVO Querido en FPA Heiloo
Ter zitting van 11 juli 2017 heeft deskundige [naam 4] , persoonlijk begeleider van [veroordeelde] bij BW Diemen (HVO Querido) – zakelijk weergegeven – aangegeven dat een indicatie bij de gemeente Amsterdam nog niet is aangevraagd, omdat het afhankelijk is van de uitkomst van onderhavige verlengingszitting. Bij verlenging van de tbs-maatregel is een indicatie (nog) niet nodig en kan [veroordeelde] blijven bij HVO Querido. Een dergelijke aanvraag wordt normaliter drie maanden voorafgaand gedaan en kost veel werk en tijd.
Ter zitting van 11 juli 2017 heeft deskundige [naam 6] , forensisch werker bij FPA Heiloo, – zakelijk weergegeven – aangegeven dat FPA Heiloo weinig voor [veroordeelde] kan betekenen op het moment dat het tbs-kader beëindigd is. FPA Heiloo zal ongeveer een halfjaar op zoek gaan naar een passende plek, maar daarna zal [veroordeelde] moeten uitstromen. De reden dat er onlangs toch gekozen is voor plaatsing bij HVO Querido, ondanks het beleid van de gemeente Amsterdam, is dat [veroordeelde] meer kans maakt om in die gemeente te blijven wanneer hij daar reeds geplaatst is. [veroordeelde] gaf immers de voorkeur aan de gemeente Amsterdam, omdat zijn familie daar woonachtig is, waaronder zijn moeder. De situatie van een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ is thans niet aan de orde. Zolang [veroordeelde] medicatie en begeleiding heeft, gaat het naar omstandigheden goed met hem. Zonder deze begeleiding dreigt wel de maatschappelijke teloorgang, maar die is op dit moment onvoldoende voor een indicatie.

4.Het standpunt van de (externe) gedragsdeskundige

Psychiater [naam 2] heeft in zijn rapportage d.d. 7 januari 2017 onder meer het navolgende aangegeven (zakelijk weergegeven):
Bij [veroordeelde] is sprake van schizofrenie van het resttype en tevens van een stoornis in de impulsregulatie.
Als gekeken wordt naar de huidige situatie zijn er voldoende en duidelijke afspraken gemaakt, waar [veroordeelde] zich doorgaans aan houdt. Bij oplopende druk echter kan dreigend en dwingend gedrag bij [veroordeelde] toenemen, waardoor enige twijfel bestaat of hij ook daadwerkelijk ondersteuning van anderen vraagt en verdraagt. Mocht [veroordeelde] momenteel met ontslag gaan, dan is hij volledig op zichzelf aangewezen. De verwachting is wel dat afspraken met hem te maken zijn, maar hij zal volledige ondersteuning en begeleiding nodig hebben om deze afspraken na te komen. De vaardigheden van [veroordeelde] zijn ernstig beperkt om zelfstandig een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan op te bouwen en dit op adequate wijze te onderhouden.
Bij ontslag ontbreekt een therapeutisch milieu waarin [veroordeelde] ondersteund, begeleid en bijgestuurd kan worden in zijn gedrag. Het risico is dan aanzienlijk te noemen dat hij destabiliseert en overgaat tot dreigend en/of dwingend gedrag. Daarnaast is het risico aanwezig dat hij zich bij onvoldoende controle en toezicht zal onttrekken aan het contact met de hulpverlening. Dit kan tevens tot gevolg hebben dat [veroordeelde] zich niet kan laten sturen in impulsief gedag, wat mogelijk kan resulteren in een herhaling van de indexdelicten. Zonder beperkende maatregelen bestaat er een matige tot aanzienlijke kans op herhaling van relatief geweldloos seksueel delictgedrag in de vorm van aanranding (betasten).
Het recidiverisico is op de korte termijn laag tot matig en op de middellange tot lange termijn matig tot hoog indien de tbs-maatregel thans onvoorwaardelijk beëindigd zou worden. Klinisch is echter vooral van belang dat [veroordeelde] al dertien jaar niet gerecidiveerd heeft. De psychiater is dan ook van mening dat het recidiverisico voor onderhavige feiten hooguit op matig kan worden ingeschat.
De psychiater ziet op basis van het recidivegevaar, de behandelmogelijkheden en de reeds zeer langdurige tbs geen aanleiding om te adviseren de tbs te verlengen. Wel maakt de psychiater zich zorgen om de toekomst van [veroordeelde] , nadat de tbs onvoorwaardelijk beëindigd is. Er wordt geadviseerd om de mogelijkheden van een civielrechtelijke machtiging te onderzoeken teneinde het risico van maatschappelijke teloorgang tegen te gaan en [veroordeelde] toch de sturing en begeleiding evenals controle op medicatie te kunnen bieden die hij nodig heeft.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de vordering af te wijzen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er sprake is van machteloosheid en een verschrikkelijk dilemma. Enerzijds wordt aan het gevaarscriterium voor verlenging van de terbeschikkingstelling niet voldaan, anderzijds is de kans klein dat [veroordeelde] bij BW Diemen kan blijven indien de tbs-maatregel wordt beëindigd. Ook bij FPA Heiloo houdt het dan op. [veroordeelde] heeft onlangs stappen vooruit gezet en hoewel het onwenselijk is als [veroordeelde] zelfstandig zonder begeleiding zijn verdere inbedding in de maatschappij moet realiseren, biedt de tbs-regeling gelet op de daarvoor gelden criteria geen verder kader voor de nodige begeleiding van [veroordeelde] .

6.Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw

[veroordeelde] heeft aangevoerd dat hij sinds twee weken woont bij BW Diemen en dat zijn eerste indruk goed is. Hij heeft meer vrijheid en maakt hier ook gebruik van. Aan invulling van zijn dagbesteding wordt nog gewerkt. [veroordeelde] voelt zich stabiel, maar vindt het vervelend dat zijn huisvesting onzeker blijft. Hij zou graag definitief een dak boven zijn hoofd willen, ongeacht waar.
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de vordering verlenging dient te worden afgewezen, nu niet wordt voldaan aan het gevaarscriterium. Alle betrokkenen hebben zich ingespannen om een geschikte plek te vinden voor [veroordeelde] , maar mede om financiële redenen is dit niet gelukt. Thans is er geen sprake van een situatie voor een rechterlijke machtiging in het kader van Wet BOPZ. Helaas moet het eerst misgaan met [veroordeelde] voordat een dergelijke indicatie wordt afgegeven. De raadsvrouw heeft de hoop dat de reclassering – vóór uitspraak van onderhavige verlengingszitting – een plek voor [veroordeelde] kan regelen bij een instantie in Roermond. Opnieuw schorsing van de behandeling of verlenging van de terbeschikkingstelling zal de situatie niet anders maken. De situatie van [veroordeelde] kan pas veranderen als de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk beëindigd is.

7.De beoordeling

De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is dus ontvankelijk in zijn vordering.
De rechtbank constateert dat zij niet kan voldoen aan de in artikel 509t, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde verplichting dat zij binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, dient te beslissen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit geen gevolgen behoeft te hebben, nu de langere termijn is veroorzaakt door onduidelijkheid over de huisvesting van [veroordeelde] en de nazorg die hij behoeft.
De rechtbank overweegt dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank dient te beoordelen of het gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen nog steeds vereist dat de termijn van de terbeschikkingstelling wordt verlengd.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het verlengingsadvies van de reclassering en de rapportage van deskundige [naam 2] dat [veroordeelde] wordt gekenmerkt door schizofrenie en een stoornis in de impulsregulatie. De inschatting is dat bij het wegvallen van de maatregel van terbeschikkingstelling en daarmee het wegvallen van ondersteuning, begeleiding en bijsturing in gedrag, het risico dat [veroordeelde] destabiliseert aanzienlijk is. Destabilisatie kan mogelijk resulteren in een herhaling van de indexdelicten. Hoewel deskundige [naam 2] het recidiverisico op matig inschat omdat [veroordeelde] reeds dertien jaar niet gerecidiveerd heeft, heeft [veroordeelde] genoemde dertien jaar doorgebracht in een tbs-kader met zorg en structuur. Bij onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel kan het risico op de lange termijn oplopen tot een hoog recidiverisico, tenzij hem enige voorziening van beschermd wonen wordt geboden. [veroordeelde] is namelijk niet in staat zelfstandig een sociaal-maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen en in stand te houden zonder hulp of begeleiding op meerdere levensgebieden. Hij zal blijvend aangewezen zijn op een professioneel netwerk. Nu de verwachting op dit moment is dat [veroordeelde] zonder tbs-kader niet kan blijven bij HVO Querido, FPA Heiloo hem evenmin blijvend onderdak en zorg kan bieden en nog onzeker is of [veroordeelde] met een indicatie in de gemeente Roermond bij een professionele (woon)instelling kan worden geplaatst, is het vooruitzicht zeer aannemelijk dat [veroordeelde] bij beëindiging van de terbeschikkingstelling zonder begeleiding, hulpverlening en structuur op straat komt te staan, waardoor de rechtbank van oordeel is dat het gevaar voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling van [veroordeelde] eisen.
De rechtbank constateert dat het hof reeds in de verlengingsbeslissing van 9 februari 2016 heeft aangegeven het gewenst te achten dat de reclassering – met het oog op een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling – onderzoek zou doen naar de mogelijkheden van een woning/bestendig verblijf voor [veroordeelde] . Dit in verband met een verantwoorde terugkeer in de maatschappij van [veroordeelde] . Inmiddels is [veroordeelde] door verschillende instellingen afgewezen en is zijn toekomst onzeker omdat er nog geen duidelijkheid bestaat over het verkrijgen van een indicatie bij de gemeente Amsterdam dan wel bij de gemeente Roermond bij een eventuele beëindiging van de terbeschikkingstelling; de aanvragen daartoe zijn nog niet ingediend. De rechtbank rekent er dan ook op dat de reclassering de periode tot aan de eventuele volgende verlengingszitting actief gebruikt om genoemde indicaties bij beide gemeenten (bij voorkeur gemeente Amsterdam) aan te vragen en op zoek te gaan naar een passende plek voor [veroordeelde] waar hij – ook zonder een tbs-kader – voor lange duur beschermd kan wonen en de begeleiding ontvangt die hij nodig heeft om recidive te voorkomen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar geïndiceerd is. De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen.
De rechtbank zal voorts – nu [veroordeelde] niet meer in FPC Oostvaarderskliniek verblijft en de reclassering heeft verzocht om aanvulling van twee voorwaarden – de voorwaarden, verbonden aan de voorwaardelijk beëindiging van de dwangverpleging, wijzigen zoals hieronder in het dictum vermeld.

8.De beslissing

De rechtbank:
-
verlengtde termijn gedurende welke [veroordeelde] ter beschikking is gesteld met
één jaar;
-
wijzigtde aan de terbeschikkingstelling
gestelde voorwaarden, zoals opgenomen in de beslissing van deze rechtbank van 21 juli 2015, in dier voege dat deze voorwaarden thans luiden:
Algemene voorwaarden:
  • [veroordeelde] maakt zich niet schuldig aan het plegen van strafbare feiten en komt niet in aanraking met politie;
  • [veroordeelde] verleent de Reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
Bijzondere voorwaarden:
[veroordeelde] houdt zich gedurende de voorwaardelijke beëindiging aan de aanwijzingen en afspraken van de Reclassering Nederland;
[veroordeelde] stelt zich voor de Reclassering Nederland open en controleerbaar op en geeft toestemming aan de Reclassering om contact te hebben met alle personen en instellingen uit zijn sociale netwerk. Tevens geeft hij aan deze personen/instellingen toestemming informatie uit te wisselen met de Reclassering;
[veroordeelde] zal zich houden aan de meldplicht bij de Reclassering voor zo vaak en wanneer de Reclassering dit noodzakelijk acht;
[veroordeelde] verleent zijn medewerking aan begeleiding door HVO Querido en FPA Heiloo. Hij houdt zich aan alle voorwaarden die de HVO en FPA aan hem stellen. Het resocialisatietraject zal op aanwijzingen van Reclassering Nederland plaatsvinden;
[veroordeelde] zal zich niet buiten de landsgrenzen begeven;
[veroordeelde] gebruikt geen drugs en/of alcohol;
[veroordeelde] zal meewerken aan controles op middelengebruik middels bloedonderzoeken, urineonderzoeken en/of blaastesten;
[veroordeelde] verleent zijn medewerking aan medicatie-inname. Hij verleent zo nodig tevens zijn medewerking aan bloedspiegelbepalingen om zijn medicatiegebruik te toetsen. Hij houdt zich aan de medicatievoorschriften welke door zijn behandelend psychiater worden gesteld;
Indien de Reclassering hierom vraagt, geeft [veroordeelde] inzage in zijn financiën;
[veroordeelde] blijft onder financieel bewind, zolang de Reclassering c.q. de behandelaar dit nodig acht;
[veroordeelde] zal zich actief inzetten om te komen tot een passende, zinvolle en gestructureerde dagbesteding in overleg met zijn behandelaren en de Reclassering.
-
geeftde
reclasseringopdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [veroordeelde] ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. M.J.A.G. van Baal en mr. C. Wapenaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. Dijkhoff, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2017.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.