ECLI:NL:RBLIM:2017:7106

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
03/995126-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door meerdere ondernemingen met onjuiste aangiften omzetbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van belastingfraude. De verdachte heeft gedurende bijna zes jaar opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan voor vier van zijn ondernemingen, waaronder een eenmanszaak en een maatschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal 114 belastingaangiften heeft ingediend, waarbij hij ten onrechte voorbelasting heeft opgegeven. De rechtbank oordeelt dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, met als doel te weinig belasting te laten heffen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden, met een proeftijd van drie jaar, en is voor vijf jaar ontzet van het recht om een beroep uit te oefenen waarbij omzetbelasting moet worden opgegeven. De rechtbank heeft rekening gehouden met de slechte gezondheid van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank benadrukt de ernst van de fraude en het belang van vertrouwen in zakelijke relaties.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/995126-14
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 juli 2017. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] belastingfraude heeft gepleegd (aangiften omzetbelasting);
Feit 2:handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] van [adres 2] belastingfraude heeft gepleegd (aangiften omzetbelasting);
Feit 3:opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van belastingfraude (aangiften omzetbelasting) door de [naam bedrijf 2] ;
Feit 4:opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan het plegen van belastingfraude (aangiften omzetbelasting) door [naam bedrijf 3] .

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten bewezen. Hiertoe heeft ze onder meer het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van feit 1
Over de jaren 2007 tot en met 2010 heeft de verdachte ten aanzien van de eenmanszaak ‘ [naam bedrijf 1] ’ 16 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften heeft hij telkens ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Het is onbekend waar deze bedragen vandaan komen en waarop zij zien. Er is immers geen administratie aangetroffen. Bovendien was er geen activiteit meer in deze eenmanszaak. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de door hem opgegeven voorbelasting.
Ten aanzien van feit 2
Tussen 2010 en 2013 heeft de verdachte ten aanzien van de eenmanszaak ‘ [naam bedrijf 1] van [adres 2] ’ 36 aangiften omzetbelasting ingediend. De boekhouding komt, voor wat betreft de opgegeven omzet/voorbelasting, niet overeen met de ingediende belastingformulieren. Aan de Belastingdienst is meer voorbelasting opgegeven dan volgt uit de boekhouding. Daarnaast zijn er valse en onzakelijke facturen verwerkt in diverse aangifteformulieren, te weten een valse factuur van [naam bedrijf 4] , een valse factuur met betrekking tot de overname van de voorraad van [naam bedrijf 3] , twee facturen voor aanleg en ouderhoud van de privétuin van verdachte en elf facturen van [naam bedrijf 5] .
Ten aanzien van feit 3
In de periode van 2007 tot en met 2011 heeft de verdachte ten aanzien van de maatschap ‘ [naam bedrijf 2] ’ 49 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften heeft hij telkens ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Deze aangiften worden niet onderbouwd met administratie. Er zijn slechts enkele facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] ontvangen, terwijl deze facturen vals zijn.
Nu de aangiften door de verdachte zijn opgemaakt, dan wel nu hij hiertoe opdracht heeft gegeven, kan hij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.
Ten aanzien van feit 4
In de periode van januari 2007 tot en met september 2010 zijn door de besloten vennootschap ‘ [naam bedrijf 3] ’ 15 aangiften omzetbelasting ingediend. Via deze aangiften is ten onrechte voorbelasting teruggevraagd. Door de verdachte zijn slechts valse facturen van [naam bedrijf 6] overgelegd, welke facturen zijn verwerkt in de kwartaalaangiften van 2010. Van enige handel na 2005/2006 is geen onderbouwing.
Nu de aangiften door de verdachte zijn opgemaakt, dan wel nu hij hiertoe opdracht heeft gegeven, kan hij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.
Algemeen
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de ontbrekende administratie door de heer [getuige 1] van de Belastingdienst is meegenomen, houdt geen stand, gelet op de verklaring van deze [getuige 1] , alsmede op de wisselende verklaringen van verdachte op dit punt.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij de aangifteformulieren naar waarheid heeft ingevuld en de administratie heeft afgegeven aan de heer [getuige 1] van de Belastingdienst. Dat het afgeven van de administratie niet ongeloofwaardig is, blijkt uit de verklaring van de heer [getuige 2] van de Belastingdienst. Uit die verklaring blijkt immers dat het niet ongebruikelijk is dat door medewerkers van de Belastingdienst originele administratie wordt meegenomen.
De raadsman heeft voorts verzocht de verdachte vrij te spreken van feit 2, nu het verschil tussen de boekhouding en de aangifteformulieren verklaard kan worden door de administratie waarover verdachte niet meer beschikt.
Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat het mogelijk is dat in de administratie en de belastingformulieren privéuitgaven zijn verwerkt. Met betrekking tot de kosten voor de tuin heeft de verdediging zich dan ook gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De facturen van [naam bedrijf 5] zijn wel zakelijk, nu de verdachte wel eens zakenrelaties meenam.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Feit 1 – belastingfraude eenmanszaak [naam bedrijf 1]
3.3.1.1
De bewijsmiddelen
In verband met de belaste verhuur van de recreatiewoning [naam bedrijf 1] , gelegen in het ‘ [adres 3] ’ te Wemeldinge (Zeeland), is met ingang van 2 oktober 1996 door de Belastingdienst het omzetbelastingnummer [nummer 1] afgegeven. Deze eenmanszaak staat op naam van [verdachte] . Op 12 juli 1996 is de woning door [verdachte] gekocht. Per 4 april 2005 is de woning verkocht. [2]
Ten aanzien van omzetbelastingnummer [nummer 1] zijn aangiften omzetbelasting ingediend met - voor zover relevant - de volgende inhoud:
Omzetbelastingnummer
Tijdvak
Datum
bericht
Voorbelasting in €
Totaal
Omzetbelasting in €
[nummer 1]
1e kwartaal 2007
31-03-07
2.318
-2.318 [3]
[nummer 1]
2e kwartaal 2007
29-06-07
2.297
-2.297 [4]
[nummer 1]
3e kwartaal 2007
18-10-07
1.469
-1.469 [5]
[nummer 1]
4e kwartaal 2007
28-12-07
1.591
-1.591 [6]
[nummer 1]
1e kwartaal 2008
30-03-08
2.312
-2.312 [7]
[nummer 1]
2e kwartaal 2008
30-06-08
1.487
-1.487 [8]
[nummer 1]
3e kwartaal 2008
02-10-08
2.319
-2.319 [9]
[nummer 1]
4e kwartaal 2008
31-12-08
2.471
-2.471 [10]
[nummer 1]
1e kwartaal 2009
06-04-09
2.471
-2.471 [11]
[nummer 1]
2e kwartaal 2009
01-07-09
2.473
-2.473 [12]
[nummer 1]
3e kwartaal 2009
01-10-09
2.391
-2.391 [13]
[nummer 1]
4e kwartaal 2009
04-01-10
2.471
-2.471 [14]
[nummer 1]
1e kwartaal 2010
11-04-10
2.612
-2.294 [15]
[nummer 1]
2e kwartaal 2010
18-07-10
1.901
-1.745 [16]
[nummer 1]
3e kwartaal 2010
06-10-10
1.318
-1.318 [17]
[nummer 1]
4e kwartaal 2010
05-01-11
1.611
-1.313 [18]
Deze aangiften omzetbelasting, betreffende de belastingplichtige [verdachte] , sofinummer [nummer 5] , zijn elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst te Apeldoorn. [19]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard.
De eenmanszaak [verdachte] is de [naam bedrijf 1] . Verdachte meent deze vakantiewoning in 1996 te hebben gekocht en in 2005 of 2006 te hebben verkocht. Er is daarna geen omzet meer geweest. Verdachte heeft de aangiften omzetbelasting van deze onderneming ingediend. [20]
Getuige [getuige 1] , ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[verdachte] kwam opnieuw bij getuige [getuige 1] in beeld toen hij begon met de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo (de rechtbank begrijpt: de eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2] ). [getuige 1] startte toen een deelonderzoek op omzetbelasting. Omstreeks 2012 of 2013 nam zijn collega [getuige 2] de controle over.
Getuige [getuige 1] heeft nooit administratie van een van de ondernemingen van [verdachte] meegenomen. Hij heeft alleen afschriften van bepaalde grootboekrekeningen en facturen gemaakt. Van andere ondernemingen van [verdachte] dan [naam bedrijf 1] heeft [getuige 1] nooit administratie gezien. [21]
Getuige [getuige 2] , eveneens ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[getuige 2] nam het boekenonderzoek met betrekking tot [verdachte] over van zijn collega [getuige 1] . Op enig moment verzocht [getuige 2] [verdachte] om de administratie van onder meer [naam bedrijf 1] . Volgens [verdachte] zou de administratie van deze onderneming bij [getuige 2] collega [getuige 1] aanwezig zijn. [getuige 1] had echter alleen kopiefacturen van [naam bedrijf 6] in zijn bezit en gaf te kennen dat hij verder geen administratieve bescheiden in zijn bezit had. Vervolgens stelde [getuige 2] aan [verdachte] voor om namen te noemen van de grootste leveranciers zodat hij door middel van onderzoek bij derden toch aan de benodigde informatie zou komen. Hieraan wilde of kon [verdachte] niet voldoen. [22]
Op 30 januari 2014 heeft de rechter-commissaris doorzoeking ter inbeslagneming verricht op het woonadres van de verdachte, [adres 4] te Melick. [23] Hierbij is geen administratie aangetroffen van de eenmanszaak [naam bedrijf 1] . [24]
3.3.1.2
De bewijsoverweging
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovengenoemde aangifteformulieren en de ambtsedige verklaring die op deze aangiften betrekking heeft, stelt de rechtbank vast dat in de periode van 31 maart 2007 tot en met 5 januari 2011 zestien aangiften omzetbelasting zijn ingediend bij de Belastingdienst te Apeldoorn. Telkens is een bedrag aan voorbelasting (in totaal € 33.512) en telkens een negatief bedrag aan omzetbelasting (in totaal € 32.740) opgegeven. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij degene is geweest die de aangiften heeft ingediend.
Op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , alsmede op grond van de resultaten van de doorzoeking op het woonadres van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat er geen administratie is die betrekking heeft op [naam bedrijf 1] .
Ten slotte blijkt uit het overzichtsproces-verbaal in combinatie met de verklaring van verdachte dat de betreffende vakantiewoning op 4 april 2005 is verkocht en dat verdachte daarna geen omzet meer heeft gehad.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen enkele onderbouwing is voor de opgegeven omzet en voorbelasting en dat de verdachte dus telkens ten onrechte een positief bedrag aan voorbelasting en een negatief bedrag aan omzetbelasting heeft opgegeven.
Bespreking van de verweren
Verdachte heeft verklaard dat:
  • de heer [getuige 1] van de Belastingdienst de administratie van eenmanszaak [naam bedrijf 1] heeft meegenomen: ‘De heer [getuige 1] heeft de facturen en de bankafschriften uit de ordners gehaald en in een plastic zak gestopt’;
  • hij na de verkoop van de vakantiewoning in 2005 of 2006 in de aangiften alleen afrekeningen van de advocaat en kosten heeft opgegeven.
De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden en overweegt hiertoe het volgende.
Het verweer dat de heer [getuige 1] de administratie van [naam bedrijf 1] heeft meegenomen - met het kennelijk impliciete verwijt dat hij de administratie heeft kwijt gemaakt - wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van deze [getuige 1] . De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om geen geloof te hechten aan de verklaring van deze medewerker van de Belastingdienst. Bovendien is verdachte door de heer [getuige 2] in de gelegenheid gesteld om aan te geven wie de grootste leveranciers waren van [naam bedrijf 1] . Hieraan heeft verdachte niet voldaan.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij na de verkoop van de vakantiewoning in de aangiften alleen nog afrekeningen van de advocaat en kosten heeft opgegeven, volstrekt ongeloofwaardig, gelet op de hoogte van de opgegeven voorbelasting in de jaren 2007 tot en met 2010. Verdachte heeft over deze beweerde kosten geen enkel inzicht verschaft.
3.3.1.3
De conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverweging acht de rechtbank feit 1 bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.2
Feit 2 – belastingfraude eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2]
3.3.2.1
De bewijsmiddelen (deel 1)
Op 16 september 2010 is de onderneming met de handelsnaam [naam bedrijf 1] van [adres 2] gestart met als eigenaar [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [25]
Als omzetbelastingnummer is door de Belastingdienst [nummer 2] afgegeven. [26]
Deze onderneming is opgeheven met ingang van 1 augustus 2013. [27]
Ten aanzien van omzetbelastingnummer [nummer 2] zijn aangiften omzetbelasting ingediend met - voor zover relevant - de volgende inhoud:
Omzetbelastingnummer
Tijdvak
Datum
bericht
Voorbelasting in €
Totaal
Omzetbelasting in €
[nummer 2]
4e kwartaal 2010
06-10-10
35.582
-33.704 [28]
[nummer 2]
januari 2011
01-02-11
8.912
-8.142 [29]
[nummer 2]
februari 2011
01-03-11
9.565
-8.731 [30]
[nummer 2]
maart 2011
12-04-11
7.896
-6.986 [31]
[nummer 2]
april 2011
02-05-11
9.468
-8.68 [32]
[nummer 2]
mei 2011
08-06-11
9.121
-7.463 [33]
[nummer 2]
juni 2011
05-07-11
4.815
-3.871 [34]
[nummer 2]
juli 2011
02-08-11
4.183
-2.81 [35]
[nummer 2]
augustus 2011
01-09-11
4.971
-3.648 [36]
[nummer 2]
september 2011
01-10-11
4.864
-3.962 [37]
[nummer 2]
oktober 2011
02-11-11
4.258
-2.849 [38]
[nummer 2]
november 2011
04-12-11
3.906
-2.533 [39]
[nummer 2]
december 2011
04-01-12
4.002
-1.764 [40]
[nummer 2]
januari 2012
31-01-12
6.756
-6.026 [41]
[nummer 2]
februari 2012
01-03-12
6.17
-4.994 [42]
[nummer 2]
maart 2012
02-04-12
4.187
-2.913 [43]
[nummer 2]
april 2012
01-05-12
4.081
-2.948 [44]
[nummer 2]
mei 2012
05-06-12
3.801
-2.907 [45]
[nummer 2]
juli 2012
02-08-12
4.914
-3.658 [46]
[nummer 2]
augustus 2012
06-10-12
4.312
-3.373 [47]
[nummer 2]
september 2012
06-10-12
5.418
-4.078 [48]
[nummer 2]
oktober 2012
05-11-12
5.618
-4.82 [49]
[nummer 2]
november 2012
04-12-12
6.721
-4.398 [50]
[nummer 2]
december 2012
12-01-13
6.241
-3.822 [51]
[nummer 2]
januari 2013
23-02-13
4.912
-3.025 [52]
[nummer 2]
februari 2013
02-03-13
5.228
-3.606 [53]
[nummer 2]
maart 2013
31-03-13
4.991
-3.725 [54]
[nummer 2]
april 2013
01-06-13
3.918
-3.089 [55]
[nummer 2]
mei 2013
01-06-13
3.719
-3.049 [56]
[nummer 2]
juni 2013
03-07-13
6.432
-5.615 [57]
[nummer 2]
juli 2013
22-08-13
618
-618 [58]
[nummer 2]
augustus 2013
03-09-13
1.281
-1.281 [59]
[nummer 2]
september 2013
01-10-13
1.285
-1.285 [60]
[nummer 2]
oktober 2013
16-11-13
1.282
-1.282 [61]
[nummer 2]
november 2013
11-12-13
212
-212 [62]
Deze aangiften omzetbelasting, betreffende de belastingplichtige [verdachte] , sofinummer [nummer 2] , zijn elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst te Apeldoorn. [63]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
Verdachte is in oktober 2010 begonnen met de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo. De activiteiten van [naam bedrijf 1] zijn gestopt in augustus 2013. Verdachte heeft de aangiften omzetbelasting van deze onderneming ingediend. Dit heeft hij gedaan tot en met november 2013. Tijdens zijn detentie van 23 augustus 2012 tot en met 4 april 2013 heeft verdachte vanuit de gevangenis opdracht gegeven tot het doen van aangifte. Iemand die voor verdachte in de winkel werkte gaf de gegevens telefonisch door aan verdachte en verdachte zei vervolgens wat in de digitale aangifte moest worden ingevuld. [64]
In het boekhoudprogramma van [naam bedrijf 1] van [adres 2] , Exact Online, zijn de volgende bedragen aan voorbelasting geboekt [65] :
Tijdvak
Voorbelasting
Tijdvak
Voorbelasting
2010
27.2
februari 2012
5.177
januari 2011
1.262
maart 2012
1.777
februari 2011
1.166
april 2012
1.208
maart 2011
6.773
mei 2012
april 2011
1.38
juli 2012
2.238
mei 2011
1.015
augustus 2012
2.169
juni 2011
1.222
september 2012
622
juli 2011
1.421
oktober 2012
3.061
augustus 2011
1.422
november 2012
1.169
september 2011
955
december 2012
1.656
oktober 2011
1.437
januari 2013
1.436
november 2011
2.138
februari 2013
673
december 2011
1.689
maart 2013
januari 2012
237
3.3.2.2
Bewijsoverweging (deel 1)
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovengenoemde aangifteformulieren en de ambtsedige verklaring die op deze aangiften betrekking heeft, stelt de rechtbank vast dat in de periode van 6 oktober 2010 tot en met 11 december 2013 vijfendertig aangiften omzetbelasting zijn ingediend bij de Belastingdienst te Apeldoorn, waarbij telkens een bedrag aan voorbelasting is opgegeven. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij degene is geweest die de aangiften heeft ingediend, dan wel hiertoe opdracht heeft gegeven.
Op grond van de aangifteformulieren in combinatie met de boekingen in het boekhoudprogramma van [naam bedrijf 1] van [adres 2] , Exact Online, stelt de rechtbank vast dat het aan de Belastingdienst opgegeven bedrag aan voorbelasting niet overeenkomt met het bedrag aan voorbelasting zoals dat is geregistreerd in het boekhoudprogramma. Het aan de Belastingdienst opgegeven bedrag is telkens hoger dan het bedrag in de boekhouding, zoals blijkt uit de volgende tabel:
Tijdvak aangifte
Voorbelasting op de aangiften omzetbelasting in €
Voorbelasting volgens het boekhoudprogramma in €
4e kwartaal 2010
35.582
27.2
januari 2011
8.912
1.262
februari 2011
9.565
1.166
maart 2011
7.896
6.773
april 2011
9.468
1.38
mei 2011
9.121
1.015
juni 2011
4.815
1.222
juli 2011
4.183
1.421
augustus 2011
4.971
1.422
september 2011
4.864
955
oktober 2011
4.258
1.437
november 2011
3.906
2.138
december 2011
4.002
1.689
januari 2012
6.756
237
februari 2012
6.17
5.177
maart 2012
4.187
1.777
april 2012
4.081
1.208
mei 2012
3.801
juli 2012
4.914
2.238
augustus 2012
4.312
2.169
september 2012
5.418
622
oktober 2012
5.618
3.061
november 2012
6.721
1.169
december 2012
6.241
1.656
januari 2013
4.912
1.436
februari 2013
5.228
673
maart 2013
4.991
200
Vanaf de maand april 2013 is er zelfs niet meer geboekt in het boekhoudprogramma, terwijl wel voorbelasting is opgegeven aan de Belastingdienst:
Tijdvak aangifte
Voorbelasting op de aangiften omzetbelasting in €
april 2013
3.918
mei 2013
3.719
juni 2013
6.432
juli 2013
618
augustus 2013
1.281
september 2013
1.285
oktober 2013
1.282
november 2013
212
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte telkens een hoger bedrag aan voorbelasting heeft opgegeven dan is geboekt in de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] . Het verschil bedraagt in totaal € 132.937.
Bespreking van het verweer
De verdediging heeft aangevoerd dat het verschil tussen de voorbelasting op de aangifteformulieren en de voorbelasting in de administratie kan worden verklaard door de administratie die verdachte niet meer heeft.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging en overweegt hiertoe dat het geenszins aannemelijk is geworden dat er van [naam bedrijf 1] van [adres 2] meer administratie is geweest dan die is aangetroffen. Voor zover de verdediging zich erop beroept dat de heer [getuige 1] de administratie heeft meegenomen - met het kennelijk impliciete verwijt dat hij de administratie heeft kwijt gemaakt - wordt dit weersproken door deze [getuige 1] . De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om geen geloof te hechten aan de verklaring van deze medewerker van de Belastingdienst.
Conclusie
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan.
Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt bovendien dat in enkele gevallen ook in het boekhoudprogramma te veel voorbelasting is ingeboekt.
3.3.2.3
De bewijsmiddelen (deel 2)
In de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] is een factuur aangetroffen van [naam bedrijf 4] Interieurwerken, geadresseerd aan [naam bedrijf 1] van [adres 2] te Venlo, met onder meer de volgende inhoud:
  • Debiteurnummer: 1391
  • Factuurnummer: 211212
  • Factuurdatum: 31 december ’10
  • UW KENMERK: inventaris
  • SUB-TOTAAL: € 52.630,--
  • BTW 19%: € 10.000,--
  • TOTAALFAKTUURBEDRAG: € 53.630,--
  • Wij verzoeken u vriendelijk bovengenoemd totaalbedrag binnen 14 dagen over te maken op ons bankrekeningnr 15.82.16.601 onder vermelding van het debiteurnummer en factuurnummer: 1391-2100712
  • Internet
Deze factuur 211212 van [naam bedrijf 4] Interieurwerken is volgens het bestand ‘exact 2010’ verwerkt in de administratie. Met gebruikersnaam [verdachte] is een bedrag van € 10.000 inclusief BTW in rekening-courant [verdachte] geboekt en de 19% inbegrepen omzetbelasting ad € 1.596,64 is in vooraftrek gebracht door middel van boeking op grootboekkaart 1510 ‘BTW voorheffing’. [68]
Getuige [getuige 3] , financiële controller bij [naam bedrijf 4] , heeft onder meer het volgende verklaard.
De factuur met factuurnummer 211212 is niet geboekt bij [naam bedrijf 4] onder het projectnummer zoals vermeld op de factuur. Op de datum van 31 december 2010 zou het bedrijf geen factuur meer maken.
Het in de factuur genoemde debiteur- en factuurnummer 1391-2100712 komt niet overeen met het bovenaan de factuur genoemde factuurnummer.
Voorts heeft getuige [getuige 3] verklaard dat in de facturen van [naam bedrijf 4] , anders dan op de factuur met factuurnummer 211212:
  • het factuurnummer begint met 210, gevolgd door het volgnummer van vier cijfers;
  • de datum altijd volledig wordt vermeld en niet wordt afgekort met een apostrof;
  • onder ‘uw kenmerk’ wordt verwezen naar de termijn;
  • de bedragen altijd bestaan uit cijfers, ook achter de komma;
  • de omschrijving altijd begint met: ‘Hierbij belasten wij u (…)’;
  • de vermeldingen ‘Sub-totaal’, ‘BTW 19%’ en ‘Totaal factuurbedrag’ altijd onder elkaar staan uitgelijnd;
  • het internetadres op het briefpapier niet onderstreept is.
Ten slotte heeft de getuige verklaard dat de factuur rekenkundig niet juist is, deze niet is gemaakt op het briefpapier van [naam bedrijf 4] en de lay-out, het lettertype en het logo afwijken van dat van [naam bedrijf 4] .
[naam bedrijf 4] heeft niet de leveringen of werkzaamheden verricht waarop de factuur met factuurnummer 211212 betrekking heeft. [69]
3.3.2.4
Bewijsoverweging (deel 2)
Op grond van de aangetroffen factuur met factuurnummer 211212, het onderzoek naar deze factuur en de verklaring van getuige [getuige 3] stelt de rechtbank vast dat:
  • de factuur met factuurnummer 211212 is geboekt in de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] ;
  • op grond van deze factuur in de administratie een bedrag van € 1.596,64 als voorbelasting in vooraftrek is gebracht;
  • deze factuur vals is.
Gelet op deze conclusie, in combinatie met de vaststelling onder het kopje 3.3.2.2, is de rechtbank van oordeel dat de in het boekhoudprogramma Exact Online weergegeven voorbelasting over het tijdvak ‘4e kwartaal 2010’ niet € 27.200 euro had moeten zijn, maar (afgerond) € 25.603 (te weten € 27.200 minus € 1.596,64).
3.3.2.5
De bewijsmiddelen (deel 3)
Volgens Exact is op 18 mei 2011 in de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] met als creator naam [verdachte] een bedrag van € 4.789,92 geboekt op grootboekkaart 1510 BTW voorheffing met als omschrijving ‘overname voorraden uit het verleden’.
Ter onderbouwing van deze boeking zijn geen achterliggende stukken en bescheiden aangetroffen in de administratie van [naam bedrijf 1] . [70]
De besloten vennootschap [naam bedrijf 3] , met [verdachte] als enig aandeelhouder en bestuurder, is op 30 mei 1994 opgericht en op 1 maart 2007 ontbonden. [71]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard.
In 1994 is verdachte begonnen met een [naam bedrijf 3] winkel, genaamd [naam bedrijf 3] . Deze winkel is gestopt in 2005 of 2006. [72]
3.3.2.6
Bewijsoverweging (deel 3)
Verdachte heeft verklaard dat hij na 2010 nog restvoorraad van [naam bedrijf 3] heeft verkocht aan [naam bedrijf 1] van [adres 2] . Tegenover de Belastingdienst zou hij, volgens het boekenonderzoek, hebben verklaard dat de voormalige onderneming [naam bedrijf 3] nog diverse voorraden had die door hem werden geschat op € 30.000, inclusief omzetbelasting. Deze zouden als zodanig zijn ingebracht in [naam bedrijf 1] .
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk geworden. Het feit dat meer dan vier jaar na de ontbinding van [naam bedrijf 3] nog een voorraad ter waarde van € 30.000 aanwezig zou zijn, is door verdachte geenszins onderbouwd; niet door middel van de administratie van [naam bedrijf 1] noch anderszins. De rechtbank acht deze verklaring dan ook niet geloofwaardig.
Op grond van de boeking van 18 mei 2011, het feit dat [naam bedrijf 3] , van welk bedrijf de voorraden uit het verleden volgens verdachte zouden zijn overgenomen, op 1 maart 2007 is ontbonden en het ontbreken van onderliggende stukken en bescheiden in de administratie van [naam bedrijf 1] , stelt de rechtbank vast dat het bedrag van € 4.789,92 ten onrechte als voorbelasting in de administratie is ingeboekt.
Gelet op deze conclusie, in combinatie met de vaststelling onder het kopje 3.3.2.2, is de rechtbank van oordeel dat de in het boekhoudprogramma Exact Online weergegeven voorbelasting over het tijdvak mei 2011 niet € 1.015 had moeten zijn, maar € 0. Na aftrek van € 4.789,92 blijft er immers geen voorbelasting over.
3.3.2.7
De bewijsmiddelen (deel 4)
Volgens Exact is op 13 februari 2012 met als creator naam [verdachte] een bedrag van € 1.596,64 geboekt op grootboekkaart 1510 BTW voorheffing met als omschrijving ‘tuinaanleg’. Op 7 maart 2012 is met als creator naam [verdachte] een bedrag van € 2.394,96 geboekt op grootboekkaart 1510 BTW voorheffing met als omschrijving ‘tuinaanleg’. [73]
In de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] zijn aangetroffen:
- een factuur van Hoveniersbedrijf [naam bedrijf 8] d.d. 2 februari 2012, gericht aan [naam bedrijf 1] , ter attentie van [verdachte] , met als factuurbedrag € 10.000,00, inclusief BTW van € 1.596,63 [74] ;
- een factuur van Hoveniersbedrijf [naam bedrijf 8] d.d. 29 februari 2012, gericht aan [naam bedrijf 1] , ter attentie van dhr. [verdachte] , met als factuurbedrag € 15.000,00 inclusief BTW van € 1.995,80 en € 141,50 [75] .
Getuige [getuige 5] heeft onder meer het volgende verklaard.
De facturen van 2 februari 2012 en 29 februari 2012, gericht aan [naam bedrijf 1] ter attentie van [verdachte] , hebben betrekking op tuinaanleg. De werkzaamheden hebben plaatsgevonden op het adres [adres 4] te Melick. [naam bedrijf 8] heeft alleen de aanleg van de tuin op het privéadres van [verdachte] en incidenteel onderhoud van deze tuin verricht. Er zijn geen andere werkzaamheden verricht voor [verdachte] dan wel voor [naam bedrijf 1] . [76]
Verbalisant [naam verbalisant] was op 11 februari 2014 bij de [naam bedrijf 1] winkel op het adres [adres 2] 48 te Venlo. Zij heeft daar geen tuin gezien rondom de [naam bedrijf 1] winkel. [77]
Verdachte heeft verklaard dat het kan zijn dat sommige privékosten zakelijk zijn geboekt. [78]
3.3.2.8
De bewijsoverweging (deel 4)
Op grond van de boekingen in Exact, de aangetroffen facturen van Hoveniersbedrijf [naam bedrijf 8] , de verklaring van getuige [getuige 5] en de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] stelt de rechtbank vast dat:
  • de betreffende facturen in februari 2012 respectievelijk maart 2012 zijn geboekt in de administratie van [naam bedrijf 1] van [adres 2] ;
  • op grond van deze facturen bedragen van € 1.596,64 respectievelijk € 2.394,96 als voorbelasting in vooraftrek zijn gebracht;
  • deze facturen betrekking hebben op privékosten van verdachte.
De rechtbank vindt hiervoor steun in de verklaring van verdachte dat het mogelijk is dat hij bepaalde privékosten als zakelijke kosten heeft ingeboekt.
Gelet op deze conclusie, in combinatie met de vaststelling onder het kopje 3.3.2.2, is de rechtbank van oordeel dat de in het boekhoudprogramma Exact Online weergegeven voorbelasting over het tijdvak
  • ‘februari 2012’ niet € 5.177 had moeten zijn, maar (afgerond) € 3.580 (te weten € 5.177 minus € 1.596,64);
  • ‘maart 2012’ niet € 1.777 had moeten zijn, maar € 0. Na aftrek van € 2.394,96 blijft er immers geen voorbelasting over.
3.3.2.9
De bewijsoverweging (deel 5)
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte 35 aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist heeft gedaan door telkens een te hoog bedrag aan voorbelasting op te geven.
Tenlastegelegd is dat de verdachte 36 aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist heeft gedaan. De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat de verdachte de aangifte omzetbelasting van juni 2012 opzettelijk onjuist heeft gedaan. In deze aangifte is de aangegeven voorbelasting immers lager (te weten € 3.492) dan de voorbelasting zoals verwerkt in verdachtes boekhoudprogramma (te weten € 3.836). Nu er geen bewijs is dat in de administratie van [naam bedrijf 1] met betrekking tot de maand juni 2012 ten onrechte voorbelasting is geboekt, kan niet worden vastgesteld dat een te hoog bedrag aan voorbelasting is opgegeven.
De officier van justitie heeft nog gewezen op elf facturen van [naam bedrijf 5] die ten onrechte in de administratie van [naam bedrijf 1] en in de aangiften zouden zijn verwerkt. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze facturen en/of boekingen niet voor het bewijs worden gebezigd, nu niet blijkt in welke aangifte(n) omzetbelasting deze zijn verwerkt.
3.3.2.10
Conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen acht de rechtbank feit 2 bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.3
Feit 3 – belastingfraude [naam bedrijf 2]
De [naam bedrijf 2] (hierna te noemen: de maatschap) is de maatschap waarin met ingang van 18 juli 2001 onroerende zaken werden geëxploiteerd. De maatschap is per 24 januari 2011 opgeheven. [79]
Ten aanzien van omzetbelastingnummer [nummer 3] zijn aangiften omzetbelasting ingediend met - voor zover relevant - de volgende inhoud:
Omzetbelastingnummer
Tijdvak
Datum
Bericht
Voorbelasting in €
Totaal
Omzetbelasting in €
[nummer 3]
januari 2007
26-02-07
498
-383 [80]
[nummer 3]
februari 2007
16-03-07
2.398
-2.283 [81]
[nummer 3]
maart 2007
31-03-07
1.912
-1.797 [82]
[nummer 3]
april 2007
07-06-07
170
-170 [83]
[nummer 3]
mei 2007
07-06-07
95
[nummer 3]
juni 2007
29-06-07
293
-293 [85]
[nummer 3]
juli 2007
29-08-07
2.211
-2.211 [86]
[nummer 3]
augustus 2007
28-10-07
798
-798 [87]
[nummer 3]
september 2007
28-10-07
823
-823 [88]
[nummer 3]
oktober 2007
23-11-07
85
[nummer 3]
november 2007
28-12-07
141
-141 [90]
[nummer 3]
december 2007
28-12-07
193
-193 [91]
[nummer 3]
januari 2008
29-02-08
128
-128 [92]
[nummer 3]
februari 2008
29-02-08
612
-612 [93]
[nummer 3]
maart 2008
30-03-08
621
-621 [94]
[nummer 3]
april 2008
27-05-08
1.692
-1.692 [95]
[nummer 3]
mei 2008
30-06-08
392
-392 [96]
[nummer 3]
juni 2008
30-06-08
462
-462 [97]
[nummer 3]
juli 2008
23-08-08
697
-697 [98]
[nummer 3]
augustus 2008
19-09-08
371
-371 [99]
[nummer 3]
september 2008
02-10-08
791
[nummer 3]
oktober 2008
02-12-08
1.31
-1.31 [101]
[nummer 3]
november 2008
02-12-08
2.394
-2.394 [102]
[nummer 3]
december 2008
31-12-08
2.519
-2.329 [103]
[nummer 3]
januari 2009
01-02-09
2.212
-2.212 [104]
[nummer 3]
februari 2009
08-03-09
2.03
-2.03 [105]
[nummer 3]
maart 2009
06-04-09
2.143
-2.143 [106]
[nummer 3]
april 2009
30-04-09
2.297
-2.297 [107]
[nummer 3]
mei 2009
01-06-09
1.891
-1.891 [108]
[nummer 3]
juni 2009
01-07-09
2.473
-2.473 [109]
[nummer 3]
juli 2009
02-08-09
2.349
-2.349 [110]
[nummer 3]
augustus 2009
04-09-09
1.992
-1.992 [111]
[nummer 3]
september 2009
01-10-09
2.391
-2.391 [112]
[nummer 3]
oktober 2009
03-11-09
2.198
-2.198 [113]
[nummer 3]
november 2009
04-12-09
1.735
-1.735 [114]
[nummer 3]
december 2009
04-01-10
2.471
-2.471 [115]
[nummer 3]
januari 2010
02-02-10
1.752
-1.752 [116]
[nummer 3]
februari 2010
05-03-10
1.649
-1.649 [117]
[nummer 3]
maart 2010
11-04-10
979
[nummer 3]
april 2010
18-07-10
1.249
-1.249 [119]
[nummer 3]
mei 2010
18-07-10
1.618
-1.618 [120]
[nummer 3]
juni 2010
18-07-10
818
[nummer 3]
juli 2010
28-08-10
1.491
-1.491 [122]
[nummer 3]
augustus 2010
06-10-10
1.258
-1.258 [123]
[nummer 3]
september 2010
06-10-10
1.462
-1.462 [124]
[nummer 3]
oktober 2010
16-11-10
2.192
-2.192 [125]
[nummer 3]
november 2010
13-12-10
1.478
-1.478 [126]
[nummer 3]
december 2010
03-01-11
1.9
[nummer 3]
januari 2011
01-02-11
1.351
-1.351 [128]
Deze aangiften omzetbelasting, betreffende de belastingplichtige ‘ [naam bedrijf 2] ’, sofinummer [nummer 3] , zijn elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst te Apeldoorn. [129]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard.
Verdachte heeft de maatschap, waarvan de activiteiten bestonden uit exploitatie van onroerend goed in Herkenbosch, opgericht in 2000 of 2001. Dit onroerend goed is verkocht in 2005 of 2006. Daarna is er geen omzet meer geweest.
Verdachte heeft de aangiften omzetbelasting van de maatschap ingediend. [130]
Getuige [getuige 1] , ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[verdachte] kwam opnieuw bij getuige [getuige 1] in beeld toen hij begon met de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo (de rechtbank begrijpt: de eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2] ). [getuige 1] startte toen een deelonderzoek op omzetbelasting. Omstreeks 2012 of 2013 nam zijn collega [getuige 2] de controle over.
Getuige [getuige 1] heeft nooit administratie van een van de ondernemingen van [verdachte] meegenomen. Hij heeft alleen afschriften van bepaalde grootboekrekeningen en facturen gemaakt. Van andere ondernemingen van [verdachte] dan [naam bedrijf 1] heeft [getuige 1] nooit administratie gezien. [131]
Getuige [getuige 2] , eveneens ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[getuige 2] nam het boekenonderzoek met betrekking tot [verdachte] over van zijn collega [getuige 1] . Op enig moment verzocht [getuige 2] [verdachte] om de administratie van onder meer de maatschap. Volgens [verdachte] zou de administratie van deze onderneming bij [getuige 2] collega [getuige 1] aanwezig zijn. [getuige 1] had echter alleen kopiefacturen van [naam bedrijf 6] in zijn bezit en gaf te kennen dat hij verder geen administratieve bescheiden in zijn bezit had. Vervolgens stelde [getuige 2] aan [verdachte] voor om namen te noemen van de grootste leveranciers zodat hij door middel van onderzoek bij derden toch aan de benodigde informatie zou komen. Hieraan wilde of kon [verdachte] niet voldoen. [132]
Op 30 januari 2014 heeft de rechter-commissaris doorzoeking ter inbeslagneming verricht op het woonadres van de verdachte, [adres 4] te Melick. [133] Hierbij is geen administratie aangetroffen van de maatschap. [134]
3.3.3.1
De bewijsoverweging
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovengenoemde aangifteformulieren en de ambtsedige verklaring die op deze aangiften betrekking heeft, stelt de rechtbank vast dat in de periode van 26 februari 2007 tot en met 1 februari 2011 negenenveertig aangiften omzetbelasting zijn ingediend bij de Belastingdienst te Apeldoorn. Telkens is een bedrag aan voorbelasting opgegeven (totaal
€ 66.985). Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij degene is geweest die de aangiften heeft ingediend.
Op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , alsmede op grond van de resultaten van de doorzoeking op het woonadres van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat er nauwelijks administratie is die betrekking heeft op de maatschap.
De administratie die door verdachte wel is overhandigd zijn twaalf facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] , gedateerd tussen 31 januari 2010 en 30 december 2010. Verdachte heeft echter verklaard dat hij meent dat [naam bedrijf 6] - een bedrijf waarvan hij enig aandeelhouder en bestuurder was - al in 2005 is opgeheven en dat er binnen dit bedrijf sinds 2005 of 2006 geen activiteiten meer zijn verricht. Het bedrijf heeft zelf in 2010 ook geen aangiften omzetbelasting gedaan. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam bedrijf 6] zelfs al in 2004 is ontbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze (kennelijk valse) facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] dan ook niet dienen ter onderbouwing van opgegeven voorbelasting.
Daarnaast zijn er twee facturen, te weten een factuur van [naam bedrijf 9] d.d. 10 juli 2008 van € 238 inclusief € 38 aan BTW met betrekking tot de periode van 31 mei 2008 tot en met 29 juni 2008 en een factuur van [naam bedrijf 10] van
€ 3.600 inclusief € 574,79 aan BTW met betrekking tot de periode van 9 mei 2006 tot en met 28 februari 2007, waarvan de BTW-bedragen volgens verdachte als voorbelasting zouden zijn opgenomen in de aangifte van juli 2008. Los van het gegeven dat de factuur van [naam bedrijf 10] , gelet op de periode, niet in de voorheffing van de aangifte omzetbelasting van juli 2008 meegenomen had mogen worden, is het totale bedrag aan omzetbelasting op grond van deze facturen lager dan het op het betreffende aangifteformulier ingevulde bedrag aan voorbelasting.
Ten slotte blijkt uit de verklaring van verdachte dat het onroerend goed dat door de maatschap werd geëxploiteerd is verkocht in 2005 of 2006 en dat er daarna geen omzet meer is geweest, terwijl uit het overzichtsproces-verbaal blijkt dat de maatschap per 24 januari 2011 is opgeheven.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte telkens ten onrechte een (positief) bedrag aan voorbelasting heeft opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid nul, en in het geval van de aangifte van juli 2008 in ieder geval lager dan het opgegeven bedrag, diende te zijn.
De bespreking van de verweren
Verdachte heeft verklaard dat:
  • de heer [getuige 1] van de Belastingdienst de administratie van de maatschap heeft meegenomen: ‘De heer [getuige 1] heeft de facturen en de bankafschriften uit de ordners gehaald en in een plastic zak gestopt’;
  • hij na 2005 of 2006 nog onder andere kosten van [naam 1] heeft aangegeven in de aangiften omzetbelasting.
De rechtbank acht deze verklaring van de verdachte niet aannemelijk geworden en overweegt hiertoe het volgende.
Het verweer dat de heer [getuige 1] de administratie van de maatschap heeft meegenomen - met het kennelijk impliciete verwijt dat hij de administratie heeft kwijt gemaakt - wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van deze [getuige 1] . De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om geen geloof te hechten aan de verklaring van deze medewerker van de Belastingdienst. Bovendien is verdachte door de heer [getuige 2] in de gelegenheid gesteld om aan te geven wie de grootste leveranciers waren van de maatschap. Hieraan heeft verdachte niet voldaan.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte omtrent de beweerde kosten van [naam 1] geen enkel inzicht heeft verschaft.
Opdracht geven tot/feitelijke leiding geven aan
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van de maatschap. Dienaangaande stelt de rechtbank voorop dat een maatschap op grond van artikel 51 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht wordt gelijkgesteld met een rechtspersoon. Van feitelijke leidinggeven aan verboden gedragingen gepleegd door een maatschap kan onder omstandigheden sprake zijn indien de desbetreffende functionaris - hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden - maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In een dergelijke situatie wordt de zojuist bedoelde functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen. Nu de verdachte, als leidinggevende, de verboden gedragingen zelf heeft gepleegd, is er naar het oordeel van de rechtbank zonder meer sprake van dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.
3.3.3.2
De conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverweging acht de rechtbank feit 3 bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.3.4
Feit 4 – belastingfraude [naam bedrijf 3]
Op 30 mei 1994 is de besloten vennootschap [naam bedrijf 3] opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap was [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Op 1 maart 2007 is de vennootschap ontbonden. [135] Als omzetbelastingnummer is door de Belastingdienst 8028.03.805 afgegeven. [136]
Ten aanzien van omzetbelastingnummer [nummer 4] zijn aangiften omzetbelasting ingediend met - voor zover relevant - de volgende inhoud:
Omzetbelastingnummer
Tijdvak
Datum
Bericht
Voorbelasting in €
Totaal
Omzetbelasting in €
[nummer 4]
1e kwartaal 2007
31-03-07
2.392
-2.392 [137]
[nummer 4]
2e kwartaal 2007
29-06-07
2.436
-2.436 [138]
[nummer 4]
3e kwartaal 2007
18-10-07
961
[nummer 4]
1e kwartaal 2008
30-03-08
1.419
-1.419 [140]
[nummer 4]
2e kwartaal 2008
30-06-08
579
[nummer 4]
3e kwartaal 2008
02-10-08
497
[nummer 4]
4e kwartaal 2008
31-12-08
2.398
-2.398 [143]
[nummer 4]
1e kwartaal 2009
06-04-09
2.411
-2.411 [144]
[nummer 4]
2e kwartaal 2009
01-07-09
2.473
-2.473 [145]
[nummer 4]
3e kwartaal 2009
01-10-09
2.391
-2.391 [146]
[nummer 4]
4e kwartaal 2009
04-01-10
2.471
-2.471 [147]
[nummer 4]
1e kwartaal 2010
11-04-10
1.979
-1.979 [148]
[nummer 4]
2e kwartaal 2010
18-07-10
891
[nummer 4]
3e kwartaal 2010
06-10-10
1.198
-1.198 [150]
Deze aangiften omzetbelasting, betreffende de belastingplichtige [naam bedrijf 3] , sofinummer [nummer 4] , zijn elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst te Apeldoorn. [151]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard.
In 1994 is verdachte begonnen met een [naam bedrijf 3] winkel, genaamd [naam bedrijf 3] . De winkel is gestopt in 2005 of 2006. Verdachte heeft de aangiften omzetbelasting van deze onderneming ingediend. [152]
Getuige [getuige 1] , ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[verdachte] kwam opnieuw bij getuige [getuige 1] in beeld toen hij begon met de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo (de rechtbank begrijpt: de eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2] ). [getuige 1] startte toen een deelonderzoek op omzetbelasting. Omstreeks 2012 of 2013 nam zijn collega [getuige 2] de controle over.
Getuige [getuige 1] heeft nooit administratie van een van de ondernemingen van [verdachte] meegenomen. Hij heeft alleen afschriften van bepaalde grootboekrekeningen en facturen gemaakt. Van andere ondernemingen van [verdachte] dan [naam bedrijf 1] heeft [getuige 1] nooit administratie gezien. [153]
Getuige [getuige 2] , eveneens ambtenaar bij de Belastingdienst, heeft onder meer het volgende verklaard.
[getuige 2] nam het boekenonderzoek met betrekking tot [verdachte] over van zijn collega [getuige 1] . Op enig moment verzocht [getuige 2] [verdachte] om de administratie van andere ondernemingen dan van de eenmanszaak [naam bedrijf 1] . Volgens [verdachte] zou de administratie van de ondernemingen bij [getuige 2] collega [getuige 1] aanwezig zijn. [getuige 1] had echter alleen kopiefacturen van [naam bedrijf 6] in zijn bezit en gaf te kennen dat hij verder geen administratieve bescheiden in zijn bezit had. Vervolgens stelde [getuige 2] aan [verdachte] voor om namen te noemen van de grootste leveranciers zodat hij door middel van onderzoek bij derden toch aan de benodigde informatie zou komen. Hieraan wilde of kon [verdachte] niet voldoen. [154]
Op 30 januari 2014 heeft de rechter-commissaris doorzoeking ter inbeslagneming verricht op het woonadres van de verdachte, [adres 4] te Melick. [155] Hierbij is geen administratie aangetroffen van [naam bedrijf 3] . [156]
3.3.4.1
De bewijsoverweging
Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
Op grond van bovengenoemde aangifteformulieren en de ambtsedige verklaring die op deze aangiften betrekking heeft, stelt de rechtbank vast dat in de periode van 31 maart 2007 tot en met 6 oktober 2010 veertien aangiften omzetbelasting zijn ingediend bij de Belastingdienst te Apeldoorn waarop telkens een positief bedrag aan voorbelasting is opgegeven (totaal
€ 24.496). Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij degene is geweest die de aangiften heeft ingediend.
Op grond van de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , alsmede op grond van de resultaten van de doorzoeking op het woonadres van de verdachte, stelt de rechtbank vast dat er nauwelijks administratie is die betrekking heeft op de vennootschap.
De administratie die door de verdachte wel is overhandigd zijn vier facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] , gedateerd tussen 31 maart 2010 en 31 december 2010. De verdachte heeft echter verklaard dat hij meent dat [naam bedrijf 6] - een bedrijf waarvan hij enig aandeelhouder en bestuurder was - al in 2005 is opgeheven en dat er binnen dit bedrijf sinds 2005 of 2006 geen activiteiten meer zijn verricht. Het bedrijf heeft zelf in 2010 ook geen aangiften omzetbelasting gedaan. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam bedrijf 6] zelfs al in 2004 is ontbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze (kennelijk valse) facturen van [naam bedrijf 6] en [naam bedrijf 7] dan ook niet dienen ter onderbouwing van opgegeven voorbelasting.
Ten slotte blijkt uit de verklaring van verdachte dat de winkel [naam bedrijf 3] in 2005 of 2006 is gestopt, terwijl uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat de vennootschap op 1 maart 2007 is ontbonden.
Tenlastegelegd is dat verdachte 15 aangiften omzetbelasting opzettelijk onjuist heeft gedaan. De rechtbank acht evenwel niet bewezen dat verdachte de aangifte omzetbelasting van het 4e kwartaal 2007 opzettelijk onjuist heeft gedaan. In deze aangifte van 28 december 2007 heeft verdachte immers € 0 voorbelasting opgegeven en ook € 0 omzetbelasting teruggevraagd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte veertien keer telkens ten onrechte een (positief) bedrag aan voorbelasting heeft opgegeven, terwijl dit in werkelijkheid nul diende te zijn.
Bespreking van de verweren
Verdachte heeft verklaard dat:
  • de heer [getuige 1] van de Belastingdienst de administratie van [naam bedrijf 3] heeft meegenomen: ‘De heer [getuige 1] heeft de facturen en de bankafschriften uit de ordners gehaald en in een plastic zak gestopt’;
  • hij na de sluiting van de winkel tot oktober 2010 nog inkopen en verkopen heeft gedaan;
  • hij toen de rest van de voorraad aan de [naam bedrijf 1] winkel in Venlo heeft verkocht.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet aannemelijk geworden en overweegt hiertoe het volgende.
Het verweer dat de heer [getuige 1] de administratie van [naam bedrijf 3] heeft meegenomen - met het kennelijk impliciete verwijt dat hij de administratie heeft kwijt gemaakt - wordt weerlegd door de bewijsmiddelen, te weten de verklaring van deze [getuige 1] . De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om geen geloof te hechten aan de verklaring van deze medewerker van de Belastingdienst. Bovendien is verdachte door de heer [getuige 2] in de gelegenheid gesteld om aan te geven wie de grootste leveranciers waren van [naam bedrijf 3] . Hieraan heeft verdachte niet voldaan.
Voorts stelt de rechtbank vast dat verdachte omtrent het doen van inkopen en verkopen tot oktober 2010 geen enkel inzicht heeft verschaft. Ten aanzien van de beweerde verkoop door [naam bedrijf 3] van restvoorraad heeft de rechtbank hierboven onder 3.3.2.6 al overwogen dat zij dit niet geloofwaardig acht.
Opdracht geven tot/feitelijke leiding geven aan
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of de verdachte opdracht heeft gegeven tot, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van de rechtspersoon. Dienaangaande stelt de rechtbank voorop dat van feitelijke leidinggeven aan verboden gedragingen gepleegd door een rechtspersoon onder omstandigheden sprake kan zijn indien de desbetreffende functionaris - hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden - maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In een dergelijke situatie wordt de zojuist bedoelde functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen. Nu de verdachte, als leidinggevende, de verboden gedragingen zelf heeft gepleegd, is er naar het oordeel van de rechtbank zonder meer sprake van dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.
3.3.4.2
De conclusie
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en bewijsoverweging acht de rechtbank feit 4 bewezen, zoals weergegeven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat
feit 1
verdachte - handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] - omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 te Apeldoorn, opzettelijk 16 bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangiften voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2007 en het eerste kwartaal 2008 en het eerste kwartaal 2009 en het eerste kwartaal 2010 onjuist heeft gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal 2007 als totaal betaalde voorbelasting en terug te vragen omzetbelasting € 2.318 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- het eerste kwartaal 2008 als totaal betaalde voorbelasting en terug te vragen omzetbelasting € 2.312 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- het eerste kwartaal 2009 als totaal betaalde voorbelasting en terug te vragen omzetbelasting € 2.471 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- het eerste kwartaal 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 2.612 en terug te vragen omzetbelasting € 2.294 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn, terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
feit 2
verdachte - handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] van [adres 2] - omstreeks de periode van 16 september 2010 tot en met 30 november 2013 te Apeldoorn opzettelijk 35 bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangiften voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 en de maand mei 2011 en de maand juli 2011 en de maand maart 2012 onjuist
heeft gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over:
- het vierde kwartaal 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 35.582 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een lager bedrag diende te zijn en
- de maand mei 2011 als totaal betaalde voorbelasting € 9.121 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een lager bedrag diende te zijn en
- de maand juli 2011 als totaal betaalde voorbelasting € 4.183 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 1.421 diende te zijn en
- de maand maart 2012 als totaal betaalde voorbelasting € 4.187 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een lager bedrag, diende te zijn,
terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
feit 3
de [naam bedrijf 2] omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met 31 januari 2011 te Apeldoorn opzettelijk 49 bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangiften voor de omzetbelasting over de maand januari 2010 en juni 2010 en december 2010 onjuist heeft gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over:
- de maand januari 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 1.752 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- de maand juni 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 818 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- de maand december 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 1.900 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn,
terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4
[naam bedrijf 3] in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 oktober 2010 te Apeldoorn opzettelijk 14 bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangiften voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 en tweede kwartaal 2010 en derde kwartaal 2010 onjuist heeft gedaan, door op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 1.979 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- het tweede kwartaal 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 891 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn en
- het derde kwartaal 2010 als totaal betaalde voorbelasting € 1.198 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid € 0 diende te zijn,
terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feiten 1 en 2 (telkens)
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feiten 3 en 4 (telkens)
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat het gaat om ernstige strafbare feiten waarbij de Belastingdienst is benadeeld voor bijna € 250.000. Bovendien heeft verdachte voor soortgelijke feiten al een vergrijpboete gehad en is hij eerder voor fraude veroordeeld. De pleegperiode beslaat diverse jaren en de strafbare feiten zijn niet gestopt op initiatief van verdachte zelf. Het oriëntatiepunt voor de Rechtspraak is voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Het uitgangspunt voor het openbaar ministerie is dan ook een forse gevangenisstraf.
In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie bij haar eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, de gezondheid van verdachte en het reclasseringsadvies waarin de reclasseringswerker heeft gerapporteerd dat zij zich zorgen maakt over een eventuele detentie en geen mogelijkheden ziet voor het door verdachte verrichten van een werkstraf.
Een en ander tegen elkaar afwegend heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
Gelet op de ernst van de feiten en het recidiverisico heeft de officier van justitie bovendien gevorderd om voor de duur van vijf jaren aan de verdachte de ontzetting op te leggen van het recht om een bepaald beroep uit te oefenen, te weten het hebben of vertegenwoordigen van een entiteit waarbij omzetbelasting moet worden opgegeven en administratie moet worden bijgehouden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de eventuele strafoplegging aangevoerd dat:
  • verdachte detentieongeschikt is, getuige het reclasseringsadvies en de rapportage van dr. Smals;
  • het geestelijk niet goed gaat met verdachte;
  • verdachte een werkstraf niet kan uitvoeren;
  • een geldboete niet passend is, gelet op de financiële situatie van verdachte.
De verdediging heeft daarnaast aangegeven dat ook het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet goed kan worden gemotiveerd, omdat deze straf niet ten uitvoer kan worden gelegd als verdachte in de fout gaat. Niettemin heeft de verdediging zich ten aanzien van het opleggen van een voorwaardelijke straf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ook ten aanzien van het beroepsverbod heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna zes jaar met betrekking tot vier van zijn ondernemingen belastingfraude gepleegd. Hij heeft op 114 belastingaangiften ten onrechte dan wel te veel voorbelasting opgegeven. Het gaat om de ondernemingen [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 3] en [naam bedrijf 1] van [adres 2] . Van de eerste drie ondernemingen is nauwelijks administratie aangetroffen, terwijl enkele van de wél aangetroffen facturen vals waren. Van de eenmanszaak [naam bedrijf 1] van [adres 2] is wel administratie aangetroffen. De in de boekhouding geboekte voorbelasting komt echter niet overeen met de aan de Belastingdienst aangegeven voorbelasting, terwijl in de administratie bovendien diverse valse facturen waren opgenomen. Al met al is uit de bewijsmiddelen af te leiden dat verdachte een bedrag van ongeveer € 250.000 ten onrechte aan voorbelasting heeft opgegeven. Nu de Belastingdienst niet alle aangegeven voorbelasting aan de verdachte heeft uitbetaald, is het uiteindelijke benadelingsbedrag weliswaar iets lager, maar nog steeds aanzienlijk.
De rechtbank acht deze fraude zeer ernstig, alleen al vanwege het feit dat verdachte jarenlang onder verschillende (bedrijfs)namen heeft gefraudeerd met gemeenschapsgeld. Bovendien is het voor een gezond economisch klimaat van belang dat ondernemers, consumenten en de overheid kunnen vertrouwen op hun zakelijke relaties in de samenleving. Strafbare feiten als deze schaden dit vertrouwen in ernstige mate.
Bij het bepalen van de strafmaat zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Het oriëntatiepunt voor fraude is in geval van een benadelingsbedrag van € 125.000 tot € 250.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de volgende omstandigheden:
  • de duur van de gedraging;
  • het feit dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verduistering in dienstbetrekking;
  • het feit dat aan verdachte eerder een vergrijpboete is opgelegd voor soortgelijke feiten;
  • verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
  • verdachte heeft op geen enkele wijze de verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal twaalf maanden passend en geboden.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank bij de strafoplegging evenwel rekening met de volgende omstandigheden:
  • de gezondheidsproblemen van verdachte, zowel lichamelijk als geestelijk;
  • het feit dat de reclassering in haar advies van 27 juli 2016 met betrekking tot verdachte heeft gerapporteerd dat:
Verder heeft de officier van justitie betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging. De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van een bijzondere omstandigheid, te weten de geestelijke gezondheid van verdachte die erin heeft geresulteerd dat hij gedurende geruime tijd niet kon worden gehoord. Na het eerste verhoor van verdachte op 30 januari 2014 heeft de verdediging in september 2014 de FIOD verzocht tot uitstel van het volgende verhoor gezien de geestelijke toestand van verdachte op dat moment. In oktober 2015 deelt de verdediging mede dat verdachte graag alsnog aanvullend verhoord wil worden echter dat het nog steeds (lichamelijk en geestelijk) niet goed gaat met verdachte. Naar aanleiding van een bericht van de raadsman kan verdachte uiteindelijk pas worden gehoord op 15 juli 2016, terwijl ook dit verhoor voortijdig is afgebroken, omdat verdachte aangaf psychisch vermoeid te zijn, waarna de verdediging aangeeft af te zien van verder verhoor. Bovendien heeft de verdediging, voorafgaande aan de zitting van 7 juli 2017, verzocht het onderzoek ter terechtzitting te schorsen, omdat verdachte mentaal niet in staat zou zijn de zitting bij te wonen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
De rechtbank overweegt dat de redelijke termijn is aangevangen op 30 januari 2014, de dag van verdachtes eerste verhoor als verdachte en van de doorzoeking ter inbeslagneming in de woning van de verdachte. Indien van een bijzondere omstandigheid als hierboven genoemd geen sprake zou zijn geweest, zou de redelijke termijn met bijna 18 maanden zijn overschreden. Nu dit tijdsverloop voor een niet onbelangrijk gedeelte is te wijten aan de verdediging, is weliswaar nog sprake van overschrijding van de redelijke termijn, doch slechts in geringe mate.
Gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn, alsmede op de slechte gezondheid van verdachte, zal de rechtbank aan verdachte niet een onvoorwaardelijke, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden opleggen, met een proeftijd van drie jaar.
Deze gevangenisstraf is hoger dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is echter van oordeel dat de straf die de officier van justitie heeft gevorderd, geen recht doet aan de ernst van de strafbare feiten.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet goed gemotiveerd zou kunnen worden, omdat deze straf - ook later - niet ten uitvoer kan worden gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Hoewel de reclassering haar twijfels heeft geuit over de detentiegeschiktheid van verdachte, staat naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk vast dat verdachte op dit moment daadwerkelijk detentieongeschikt is. Wel staat het thans voldoende vast dat het niet goed gaat met zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. Indien blijkt dat verdachte in de toekomst in staat is om opnieuw strafbare feiten te plegen, is het met zijn gezondheid kennelijk minder slecht gesteld dan op dit moment (wordt aangenomen). De rechtbank sluit dan ook geenszins uit dat verdachte in dat geval wel degelijk detentiegeschikt is. De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaardelijke straf nodig is om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Op grond van artikel 69 lid 6 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan degene die opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist doet, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven én terwijl hij dat feit begaat in zijn beroep, van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Deze bepaling is in werking getreden op 1 april 2010. Nu alle bewezenverklaarde feiten - in elk geval voor een gedeelte - zijn gepleegd na deze datum, kan deze bijkomende straf aan de verdachte worden opgelegd. Hoewel de ontzetting uit het beroep een zware sanctie is, acht de rechtbank de oplegging ervan in dit geval passend en geboden. Hiertoe wijst zij op het kennelijke gemak waarmee verdachte de belastingfraude heeft gepleegd en het feit dat hij eerder soortgelijke feiten heeft begaan. De rechtbank zal aan verdachte dan ook, zoals door de officier van justitie gevorderd, een beroepsverbod voor de duur van vijf jaren opleggen. Dit betekent dat verdachte gedurende deze periode het volgende ‘beroep’ niet mag uitoefenen: het hebben of vertegenwoordigen van een entiteit waarbij omzetbelasting moet worden opgegeven en administratie moet worden bijgehouden. Tevens ziet de rechtbank aanleiding de reclassering opdracht te geven toezicht te houden op de naleving door veroordeelde van deze ontzetting, aan welk toezicht veroordeelde verplicht moet meewerken.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 28, 31, 32, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt verdachte voor de feiten 1, 2, 3 en 4 tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
Bijkomende straf
  • legt voor de feiten 1, 2, 3 en 4 voor de
  • geeft aan de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving door de veroordeelde van de ontzetting van het recht om voornoemd beroep uit te oefenen;
  • verplicht de veroordeelde medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Kleine, voorzitter, mr. W.A.M. de Loo en mr. I.C.A. Wilschut, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 juli 2017.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat
feit 1
hij - handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] - op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 te Melick en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk 16, althans een aantal, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangifte(n) voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2007 en/of het eerste kwartaal 2008 en/of eerste kwartaal 2009 en/of eerste kwartaal 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal 2007 (uitgeprint: pagina 333 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting en/of terug te vragen omzetbelasting euro 2318 op te geven, terwijl dit (telkens) in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- het eerste kwartaal 2008 (uitgeprint: pagina 337 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting en/of terug te vragen omzetbelasting euro 2312 op te geven, terwijl dit (telkens) in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- het eerste kwartaal 2009 (uitgeprint: pagina 341 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting en/of terug te vragen omzetbelasting euro 2471 op te geven, terwijl dit (telkens) in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- het eerste kwartaal 2010 (uitgeprint: pagina 345 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 2612 en/of terug te vragen omzetbelasting euro 2294 op te geven, terwijl dit (telkens) in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn, terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
feit 2
hij - handelend onder de naam (eenmanszaak) [naam bedrijf 1] van [adres 2] - op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 september 2010 tot en met 30 november 2013 te Melick en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk 36, althans een aantal, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangifte(n) voor de omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 en/of de maand mei 2011 en/of de maand juli 2011 en/of de maand maart 2012 onjuist
en/of onvolledig heeft gedaan, door op de/ het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (electronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over:
- het vierde kwartaal 2010 (uitgeprint: pagina 356 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 35.582 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 25.602, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- de maand mei 2011 (uitgeprint: pagina 366 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 9121 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 1015, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- de maand juli 2011 (uitgeprint: pagina 368 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 4183 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 1421, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- de maand maart 2012 (uitgeprint: pagina 376 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 4187 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 1776, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
feit 3
de [naam bedrijf 2] - op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met 31 januari 2011 te Melick en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk 49, althans een aantal, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangifte(n) voor de omzetbelasting over de maand januari 2010 en/of juni 2010 en/of december 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (electronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over:
- de maand januari 2010 (uitgeprint: pagina 454 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 1752 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 327, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- de maand juni 2010 (uitgeprint: pagina 459 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 818 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- de maand december 2010 (uitgeprint: pagina 465 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 1900 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 475, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
feit 4
[naam bedrijf 3] - op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 oktober 2010 te Melick en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk 15, althans een aantal, bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, waaronder de aangifte(n) voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2010 en/of tweede kwartaal 2010 en/of derde kwartaal 2010 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, door op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn (electronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over:
- het eerste kwartaal 2010 (uitgeprint: pagina 412 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 1979 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 79, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- het tweede kwartaal 2010 (uitgeprint: pagina 413 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 891 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn en/of
- het derde kwartaal 2010 (uitgeprint: pagina 414 van het proces-verbaal) als totaal betaalde voorbelasting euro 1198 op te geven, terwijl dit in werkelijkheid euro 0, in ieder geval een lager bedrag, diende te zijn,
terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/995126-14
Proces-verbaal van de openbare zitting van 21 juli 2017 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres verdachte] .
Raadsman is mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de FIOD, dossiernummer 52460, gesloten d.d. 30 september 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 571 (inclusief het aanvullend proces-verbaal van de FIOD, dossiernummer 52460, gesloten d.d. 22 juli 2016).
2.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 24 (OPV).
3.De uitdraai omzetbelasting op pagina 333 (D-073).
4.De uitdraai omzetbelasting op pagina 334 (D-074).
5.De uitdraai omzetbelasting op pagina 335 (D-075).
6.De uitdraai omzetbelasting op pagina 336 (D-076).
7.De uitdraai omzetbelasting op pagina 337 (D-077).
8.De uitdraai omzetbelasting op pagina 338 (D-078).
9.De uitdraai omzetbelasting op pagina 339 (D-079).
10.De uitdraai omzetbelasting op pagina 340 (D-080).
11.De uitdraai omzetbelasting op pagina 341 (D-081).
12.De uitdraai omzetbelasting op pagina 342 (D-082).
13.De uitdraai omzetbelasting op pagina 343 (D-083).
14.De uitdraai omzetbelasting op pagina 344 (D-084).
15.De uitdraai omzetbelasting op pagina 345 (D-085).
16.De uitdraai omzetbelasting op pagina 346 (D-086).
17.De uitdraai omzetbelasting op pagina 347 (D-087).
18.De uitdraai omzetbelasting op pagina 348 (D-088).
19.De ambtsedige verklaring omzetbelasting van [getuige 4] d.d. 24 januari 2014 op pagina 330 (D-070).
20.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 121 en 122 (V01-01).
21.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 februari 2014 op de pagina’s 163 en 164 (G09-01).
22.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 januari 2014 op pagina 125 (G01-01)
23.Het proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris d.d. 30 januari 2014. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van de FIOD, genoemd in voetnoot 1.
24.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 24 (OPV).
25.Uittreksel Kamer van Koophandel op pagina 171 (D-001).
26.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 14 (OPV).
27.Het uittreksel Kamer van Koophandel op pagina 245 (D-027).
28.De uitdraai omzetbelasting op pagina 356 (D-093).
29.De uitdraai omzetbelasting op pagina 358 (D-094).
30.De uitdraai omzetbelasting op pagina 360 (D-095).
31.De uitdraai omzetbelasting op pagina 362 (D-096).
32.De uitdraai omzetbelasting op pagina 364 (D-097).
33.De uitdraai omzetbelasting op pagina 366 (D-098).
34.De uitdraai omzetbelasting op pagina 367 (D-099).
35.De uitdraai omzetbelasting op pagina 368 (D-100).
36.De uitdraai omzetbelasting op pagina 369 (D-101).
37.De uitdraai omzetbelasting op pagina 370 (D-102).
38.De uitdraai omzetbelasting op pagina 371 (D-103).
39.De uitdraai omzetbelasting op pagina 372 (D-104).
40.De uitdraai omzetbelasting op pagina 373 (D-105).
41.De uitdraai omzetbelasting op pagina 374 (D-106).
42.De uitdraai omzetbelasting op pagina 375 (D-107).
43.De uitdraai omzetbelasting op pagina 376 (D-108).
44.De uitdraai omzetbelasting op pagina 377 (D-109).
45.De uitdraai omzetbelasting op pagina 378 (D-110).
46.De uitdraai omzetbelasting op pagina 380 (D-112).
47.De uitdraai omzetbelasting op pagina 381 (D-113).
48.De uitdraai omzetbelasting op pagina 382 (D-114).
49.De uitdraai omzetbelasting op pagina 383 (D-115).
50.De uitdraai omzetbelasting op pagina 384 (D-116).
51.De uitdraai omzetbelasting op pagina 385 (D-117).
52.De uitdraai omzetbelasting op pagina 386 (D-118).
53.De uitdraai omzetbelasting op pagina 387 (D-119).
54.De uitdraai omzetbelasting op pagina 388 (D-120).
55.De uitdraai omzetbelasting op pagina 389 (D-121).
56.De uitdraai omzetbelasting op pagina 390 (D-122).
57.De uitdraai omzetbelasting op pagina 391 (D-123).
58.De uitdraai omzetbelasting op pagina 392 (D-124).
59.De uitdraai omzetbelasting op pagina 393 (D-125).
60.De uitdraai omzetbelasting op pagina 394 (D-126).
61.De uitdraai omzetbelasting op pagina 395 (D-127).
62.De uitdraai omzetbelasting op pagina 396 (D-128).
63.De ambtsedige verklaring omzetbelasting van [getuige 4] d.d. 24 januari 2010 op pagina 349 (D-089).
64.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 120-122 (V01-01).
65.Het rapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [verdachte] en anderen op pagina 222 (D-025).
66.Het rapport inzake een ingesteld boekenonderzoek bij [verdachte] en anderen op de pagina’s 229-232 (D-025).
67.Factuur van [naam bedrijf 4] Interieurwerken op pagina 198 (D-020).
68.Het proces-verbaal Onderzoek facturen [naam bedrijf 4] d.d. 12 mei 2014 op pagina 114 (AH-013).
69.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 153 en 154 (G06-01).
70.Het proces-verbaal aansluiting Exact met aangiften omzetbelasting [naam bedrijf 1] van [adres 2] d.d. 16 juni 2014 op de pagina’s 108 en 109 (AH-012).
71.Het uittreksel Kamer van Koophandel op pagina 173 (D-002).
72.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op pagina 121 (V01-01)
73.Het proces-verbaal Aansluiting Exact met aangiften Omzetbelasting [naam bedrijf 1] van [adres 2] d.d. 16 juni 2014 op de pagina’s 110 en 111 (AH-012).
74.De factuur van Hoveniersbedrijf [naam bedrijf 8] d.d. 2 februari 2012 op pagina 178 (D-004).
75.De factuur van Hoveniersbedrijf [naam bedrijf 8] d.d. 29 februari 2012 op pagina 179 (D-005).
76.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 156 en 157 (G07-01).
77.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 19 (OPV).
78.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op pagina 120 (V01-01).
79.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 32 (OPV).
80.De uitdraai omzetbelasting op pagina 418 (D-150).
81.De uitdraai omzetbelasting op pagina 419 (D-151).
82.De uitdraai omzetbelasting op pagina 420 (D-152).
83.De uitdraai omzetbelasting op pagina 421 (D-153).
84.De uitdraai omzetbelasting op pagina 422 (D-154).
85.De uitdraai omzetbelasting op pagina 423 (D-155).
86.De uitdraai omzetbelasting op pagina 424 (D-156).
87.De uitdraai omzetbelasting op pagina 425 (D-157).
88.De uitdraai omzetbelasting op pagina 426 (D158).
89.De uitdraai omzetbelasting op pagina 427 (D159).
90.De uitdraai omzetbelasting op pagina 428 (D-160).
91.De uitdraai omzetbelasting op pagina 429 (D-161).
92.De uitdraai omzetbelasting op pagina 430 (D-162).
93.De uitdraai omzetbelasting op pagina 431 (D-163).
94.De uitdraai omzetbelasting op pagina 432 (D-164).
95.De uitdraai omzetbelasting op pagina 433 (D-165).
96.De uitdraai omzetbelasting op pagina 434 (D-166).
97.De uitdraai omzetbelasting op pagina 435 (D-167).
98.De uitdraai omzetbelasting op pagina 436 (D-168).
99.De uitdraai omzetbelasting op pagina 437 (D-169).
100.De uitdraai omzetbelasting op pagina 438 (D-170).
101.De uitdraai omzetbelasting op pagina 439 (D-171).
102.De uitdraai omzetbelasting op pagina 440 (D-172).
103.De uitdraai omzetbelasting op pagina 441 (D-173).
104.De uitdraai omzetbelasting op pagina 442 (D-174).
105.De uitdraai omzetbelasting op pagina 443 (D-175).
106.De uitdraai omzetbelasting op pagina 444 (D-176).
107.De uitdraai omzetbelasting op pagina 445 (D-177).
108.De uitdraai omzetbelasting op pagina 446 (D-178).
109.De uitdraai omzetbelasting op pagina 447 (D-179).
110.De uitdraai omzetbelasting op pagina 448 (D-180).
111.De uitdraai omzetbelasting op pagina 449 (D-181).
112.De uitdraai omzetbelasting op pagina 450 (D-182).
113.De uitdraai omzetbelasting op pagina 451 (D-183).
114.De uitdraai omzetbelasting op pagina 452 (D-184).
115.De uitdraai omzetbelasting op pagina 453 (D-185).
116.De uitdraai omzetbelasting op pagina 454 (D-186).
117.De uitdraai omzetbelasting op pagina 455 (D-187).
118.De uitdraai omzetbelasting op pagina 456 (D-188).
119.De uitdraai omzetbelasting op pagina 457 (D-189).
120.De uitdraai omzetbelasting op pagina 458 (D-190).
121.De uitdraai omzetbelasting op pagina 459 (D-191).
122.De uitdraai omzetbelasting op pagina 460 (D-192).
123.De uitdraai omzetbelasting op pagina 461 (D-193).
124.De uitdraai omzetbelasting op pagina 462 (D-194).
125.De uitdraai omzetbelasting op pagina 463 (D-195).
126.De uitdraai omzetbelasting op pagina 464 (D-196) in combinatie met het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 35 (OPV).
127.De uitdraai omzetbelasting op pagina 465 (D-197).
128.De uitdraai omzetbelasting op pagina 466 (D-198).
129.De ambtsedige verklaring omzetbelasting van [getuige 4] d.d. 24 januari 2014 op pagina 415 (D-147).
130.Het proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 121 en 122 (V01-01).
131.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 februari 2014 op de pagina’s 163 en 164 (G09-01).
132.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 januari 2014 op pagina 125 (G01-01).
133.Het proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris d.d. 30 januari 2014. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van de FIOD, genoemd in voetnoot 1.
134.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 32 (OPV).
135.Het uittreksel van de Kamer van Koophandel op pagina 173 (D-002).
136.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 28 (OPV).
137.De uitdraai omzetbelasting op pagina 400 (D-132).
138.De uitdraai omzetbelasting op pagina 401 (D-133).
139.De uitdraai omzetbelasting op pagina 402 (D-134).
140.De uitdraai omzetbelasting op pagina 404 (D-136).
141.De uitdraai omzetbelasting op pagina 405 (D-137).
142.De uitdraai omzetbelasting op pagina 406 (D-138).
143.De uitdraai omzetbelasting op pagina 407 (D-139).
144.De uitdraai omzetbelasting op pagina 408 (D-140).
145.De uitdraai omzetbelasting op pagina 409 (D-141).
146.De uitdraai omzetbelasting op pagina 410 (D-142).
147.De uitdraai omzetbelasting op pagina 411 (D-143).
148.De uitdraai omzetbelasting op pagina 412 (D-144).
149.De uitdraai omzetbelasting op pagina 413 (D-145).
150.De uitdraai omzetbelasting op pagina 414 (D-146).
151.De ambtsedige verklaring omzetbelasting van [getuige 4] d.d. 24 januari 2010 op pagina 397 (D-129).
152.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 30 januari 2014 op de pagina’s 121 en 122 (V01-01).
153.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 24 februari 2014 op de pagina’s 163 en 164 (G09-01).
154.Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 20 januari 2014 op pagina 125 (G01-01)
155.Het proces-verbaal van doorzoeking door de rechter-commissaris d.d. 30 januari 2014. Dit proces-verbaal maakt geen deel uit van het proces-verbaal van de FIOD, genoemd in voetnoot 1.
156.Het overzichtsproces-verbaal d.d. 30 september 2014 op pagina 28 (OPV).