3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Op 30 maart 2014 heeft een aanrijding plaatsgevonden op de Roermondseweg te Swartbroek in de gemeente Weert tussen de verdachte (als motorrijder) en het slachtoffer [naam slachtoffer] (als fietser). Als gevolg van dit ongeval is het slachtoffer overleden en is de verdachte gewond geraakt.
Bewijsmiddelen
Verkeersongevallenanalyse
Het Bureau Forensische Opsporing van de regiopolitie Limburg-Noord, afdeling Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA), heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van dit ongeval. De VOA heeft gerapporteerd dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers de Roermondseweg (N280) dienen over te steken. Deze oversteekplaats maakt deel uit van het T-kruispunt, gevormd door de wegen Molenbrugweg en Roermondseweg (N280). Het T-kruispunt is gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Swartbroek in de gemeente Weert. Het ongeval vond gezien de rijrichting van de motorrijder plaats in een flauwe bocht naar rechts van de Roermondseweg (N280) ter hoogte van hectometerpaal 3.2. De rijbaan was verdeeld in drie rijstroken, respectievelijk één rijstrook voor het verkeer richting Weert, één rijstrook voor het verkeer in de rijrichting van Roermond en één voorsorteerstrook voor het verkeer komende uit de richting van Roermond linksafslaand richting Swartbroek. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/u.
De VOA heeft vastgesteld dat de fietser uit de richting van Swartbroek kwam en over de Molenbrugweg reed. De fietser stak de Roermondseweg (N280) over bij de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers dienen over te steken, ter hoogte van hectometerpaal 3.2. De motorrijder reed over de Roermondseweg (N280), komende uit de richting van Roermond en gaande in de richting van Weert. Vlak voor de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers dienen over te steken, ter hoogte van het hectometerpaal 3.2, reed de motorrijder op de voor hem bestemde rijstrook. Op het moment dat de fietser bijna aan de overzijde van de Roermondseweg (N280) was, werd hij op de oversteekplaats van rechts aangereden door de motorrijder. De fietser werd door de motorrijder geschept en is ongeveer 24 meter na de botsplaats aan de rechterzijde van de Roermondseweg (N280) in de richting van Weert in de berm terecht gekomen waar hij later aan zijn verwondingen is overleden. De motor ging hierna met de motorrijder verder in de richting van Weert. Na ongeveer 45 meter is de motorrijder van de motor gevallen en bleef hij zwaar gewond in het midden van de Roermondseweg (N280) op de rijbaan liggen. De motor was, nadat de motorrijder ervan af was gevallen, zelfstandig verder gereden in de richting van Weert. Na ongeveer 44 meter is de motor tegen een in de berm staande boom tot stilstand gekomen.
Overlijden slachtoffer
Omstreeks 16:00 uur arriveerde verbalisant [naam verbalisant] op de plaats ongeval. Hij trof midden op de weg een motorrijder liggend aan. Dit bleek de verdachte te zijn. Circa 20 meter verder dan de motorrijder zag de verbalisant in de berm een persoon liggen. Dit bleek het slachtoffer [naam slachtoffer] te zijn. Ongeveer 3 meter verder dan het slachtoffer lag een zwaar beschadigde fiets in de berm.Op zondag 30 maart 2014, te 16:25 uur stelde de lijkschouwer de dood van het slachtoffer [naam slachtoffer] vast. Deze constateerde bij het slachtoffer een verbrijzelde borstkas en bekken, een dubbelzijdige klaplong, gebroken rugwervels, een gebroken nek, een gebroken strottenhoofd en massaal inwendig bloedverlies. Er waren geen aanwijzingen voor een andere doodsoorzaak dan het verkeersongeval.
Getuigenverklaringen
Tijdens het politieonderzoek bleek dat, gezien vanaf het botspunt naar de A2 toe, de volgorde waarin de getuigen over de Roermondseweg richting Weert reden hoogstwaarschijnlijk als volgt was: de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] reden voorop in een personenauto, daarachter reden de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] in een personenauto, gevolgd door de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] die beiden afzonderlijk op een motor reden, en ten slotte de getuige [getuige 5] in een personenauto.Deze getuigen hebben verklaringen afgelegd over het weggedrag van de verdachte.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij en haar dochter (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] ) in een personenauto van Roermond naar Weert reden. Zij reed tussen de 70 en 80 kilometer per uur. Zij heeft verklaard dat twee motoren haar met hoge snelheid – “onverantwoord hard” – passeerden ter hoogte van het begin van “waar de strepen allemaal verschijnen op de weg”, ongeveer op het punt waar de weg breder wordt waarna er een kruising volgt. Bij het voorbijrijden viel haar op dat de eerste motorrijder geen beschermende kleding droeg en voorovergebogen op zijn motor lag. Direct daarna is het ongeluk gebeurd. [getuige 1] zag de motorrijder recht op de fietser afgaan.Getuige [getuige 2] zat naast haar moeder op de bijrijdersplaats en heeft ook verklaard dat zij in de laatste bocht, vlak voor de aanrijding, met hoge snelheid werden ingehaald door twee motoren. Deze motoren reden op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer. Opeens zag zij dat een fietser aan het oversteken was. De fietser was bijna aan de overkant van de rijbaan. Volgens [getuige 2] reden er vóór hen geen andere voertuigen.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij met een snelheid van 80 km/u op de cruise control reed.Ze hoorde de motoren aankomen en hoorde dat deze aan het versnellen waren. De bestuurder van de voorste motor droeg een trainingsbroek en lag voorover over de tank van de motor. De eerste motor reed volgens [getuige 3] met twee wielen over het verdrijvingsvlak en wilde voor de zwarte auto vóór hen invoegen. Vervolgens zag zij de motorrijder onderuit gaan. Volgens [getuige 3] reden de motoren onverantwoord hard en reed zij al naast de doorgetrokken streep, toen zij door hen werd ingehaald.Haar bijrijder, getuige [getuige 4] , heeft verklaard dat de motorrijders voor zijn gevoel minimaal 120 à 140 kilometer per uur reden. Het gas stond vol open, ze voerden een hoog toerental en waren aan het accelereren. Beide motoren reden links van het verdrijvingsvlak. Ze haalden de voorste auto in en de voorste motorrijder stuurde naar rechts. Volgens [getuige 4] moet hij hierbij over het verdrijvingsvlak zijn ingevoegd. Ook [getuige 4] heeft verklaard dat zij werden ingehaald toen zij naast de doorgetrokken streep reden.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij en getuige [getuige 7] op hun motoren richting Weert reden. Volgens [getuige 6] kwamen er twee motoren ontstellend hard aanrijden. Ze reden aan één stuk door, met een gigantische snelheid, al inhalend, de rij voertuigen richting Weert voorbij. Volgens [getuige 6] reden hij en [getuige 7] met hun motoren ongeveer 70 of 80 kilometer per uur. [getuige 6] voelde een zuiging aan zijn motor. Hij denkt dat de motoren beide 140 of 150 kilometer per uur reden. Hij zag dat ze hen en zeker twee auto’s vóór hen voorbijreden. De twee motoren reden schuin over het verdrijvingsvlak richting de kruising.Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij ongeveer 500 meter voor de ongevalslocatie werden ingehaald door twee snelheidsmotoren. Die reden volgens hem zeker 50 tot 60 kilometer per uur sneller dan [getuige 6] en hij. Hij heeft de motoren niet zien aankomen.
Getuige [getuige 5] ten slotte heeft verklaard dat zij al vanaf Baexem achter twee rustig rijdende Belgische motorrijders reed. Zij reed zelf net geen 80 kilometer per uur. Zij hoorde het geluid van motoren die optrokken, toen zij ongeveer halverwege het stuk tussen de laatste rotonde van de A2 en de plaats van de aanrijding was. Ze keek in haar buitenspiegel en zag twee motoren als een gek aan komen rijden. Ze reden op de andere weghelft en zeker 120 kilometer per uur. Ze haalden de Belgische motorrijders in over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Ze namen een stuk verdrijvingsvlak mee toen ze gingen invoegen richting hun eigen rijstrook.
Er is nog een groot aantal andere getuigen gehoord, die het rijgedrag van de verdachte op de weg tussen Roermond en Weert hebben waargenomen. De rechtbank zal die getuigenverklaringen niet allemaal opnemen in dit vonnis, maar volstaan met de constatering dat deze getuigen allen hebben gesproken over de inhaalmanoeuvres van de verdachte en dat zij allen de snelheid van zijn motorfiets als (veel) te hoog hebben beoordeeld.
Amfetamine en alprazolam
In zijn rapport van 16 april 2014 heeft NFI-deskundige [naam deskundige] gerapporteerd dat in het bloed van de verdachte een hoge concentratie (0,29 mg/l) amfetamine is gemeten. Het gebruik van amfetamineachtige stoffen kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden door onder andere vermindering van oplettendheid en van onjuiste risico-inschatting. Voorts is in het bloed van de verdachte een hoog werkzame concentratie van 0,033 mg/l alprazolam gemeten. Alprazolam is een geneesmiddel dat waarschijnlijk een ernstig nadelig of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid heeft. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door de stoffen amfetamine en alprazolam.In zijn rapport van 13 juli 2016 heeft NFI-deskundige [naam deskundige] vervolgens gerapporteerd dat – aangenomen dat de amfetamine op 29 maart 2014 om 20.00 uur is gebruikt – de maximale concentratie amfetamine in het bloed op 29 maart 2014 rond 21.30 uur zal hebben gelegen tussen 0,43 mg/l en 2,4 mg/l. Werkzame concentraties en amfetamine bij niet-gewende gebruikers liggen volgens deze deskundige doorgaans tussen ongeveer 0,03 en 0,15 mg/l.
De verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij met zijn motor uit de richting van Roermond kwam. Hij droeg een stoffen jas en een trainingsbroek. Hij reed 90 à 95 kilometer per uur, terwijl hij wist dat de maximaal toegestane snelheid 80 kilometer per uur is. De verkeerssituatie was hem goed bekend. Volgens de verdachte is het mogelijk dat hij over de doorgetrokken streep heeft gereden om weer naar de rechter weghelft terug te keren. De avond voor het ongeval had de verdachte amfetamine gebruikt. De verdachte heeft ten slotte verklaard dat op de verpakking van zijn medicatie, alprazolam, staat dat dit de rijvaardigheid kan beïnvloeden.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank moet nu de vraag beantwoorden of de verdachte schuld aan dit ongeval heeft in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Vastgesteld kan worden dat de verdachte al vanaf Roermond met hoge snelheid heeft gereden en vele auto’s en motoren heeft ingehaald.
Uit de consistente getuigenverklaringen, in het bijzonder die van de hierboven expliciet aangehaalde getuigen, in onderlinge samenhang bezien met de situatieomschrijving van de VOA, volgt dat de verdachte niet alleen vóór een bocht, terwijl er een doorgetrokken streep op het wegdek was aangebracht, verschillende personenauto’s en motoren heeft ingehaald, maar ook dat hij daarna in die bocht over het verdrijvingsvlak weer naar zijn rechter weghelft heeft gestuurd. Hoewel het voor de VOA niet mogelijk bleek om een snelheidsberekening met betrekking tot de motorfiets van de verdachte te maken, acht de rechtbank op grond van de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting, in onderlinge samenhang bezien met de getuigenverklaringen, bewezen dat de verdachte tijdens deze ongeoorloofde inhaalmanoeuvre heeft gereden met een fors hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid. Ook acht de rechtbank, op grond van de toxicologische rapporten, bewezen dat de verdachte op dat moment onder invloed van hoge concentraties amfetamine en alprazolam verkeerde. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie dat de rijvaardigheid van de verdachte op dat moment nadelig beïnvloed was door de stoffen amfetamine en alprazolam. Het onverantwoorde rijgedrag van de verdachte ondersteunt deze conclusie des te meer.
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat kan worden getwijfeld aan de juistheid van de toxicologische onderzoeken vanwege de wijze waarop het bloed is afgenomen, faalt. Uit de geneeskundige verklaring van [van L.] d.d. 1 april 2014 volgt immers afdoende dat de bloedafname via de infuuslijn is verricht na het legen van die infuuslijn, waardoor er geen relevante verdunning heeft plaatsgevonden. Hierbij zij overigens opgemerkt, dat indien er wél verdunning van het bloed met infuusvloeistof zou hebben plaatsgevonden, dit de uitslagen van het toxicologisch onderzoek ten voordele van de verdachte zou hebben beïnvloed.
Nu overigens niet is gebleken dat de verdachte ten tijde van het ongeval onder de invloed van alcohol was, zal de rechtbank de verdachte van dit bestanddeel partieel vrijspreken.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verkeersfouten van de verdachte kunnen worden aangemerkt als ‘roekeloos’ als bedoeld in de WVW. Van ‘roekeloosheid’ als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm is volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Roekeloosheid in de zin van de wet heeft een specifieke betekenis die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ - in de betekenis van ‘onberaden’ - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van ‘roekeloosheid’ in de zin van artikel 175 lid 2 van de WVW moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. De verdachte moet zich daarvan ook bewust zijn geweest.
Het rijgedrag van de verdachte is zonder meer te beschouwen als zeer onvoorzichtig en gevaarlijk. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zodanig heeft gereden, terwijl en ondanks dat hij zich ervan bewust is geweest, dat hij zeer ernstig gevaar in het leven riep. Van roekeloosheid is daarom geen sprake geweest.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
Geen medeschuld slachtoffer
Direct na de inhaalmanoeuvre heeft de verdachte het slachtoffer op de rechterweghelft aangereden. De VOA heeft geconcludeerd het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, als het slachtoffer het kruisende verkeer op de Roermondseweg (N280) voorrang had verleend. De rechtbank overweegt dat, voor zover al sprake zou zijn van enig verwijtbaar handelen van het slachtoffer, dit de verdachte op geen enkele wijze vrijpleit van zijn zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag. Als de verdachte conform geldende verkeersregels vóór de doorgetrokken streep weer naar zijn eigen weghelft zou hebben ingevoegd en zijn snelheid zou hebben verminderd tot de ter plaatse geldende maximumsnelheid zoals ook de andere verkeersdeelnemers daar ter plaatse deden, zou het slachtoffer voldoende tijd hebben gehad om zijn oversteek te voltooien. Het overschrijden van de doorgetrokken streep, het via de linker weghelft inhalen van verkeer en het terugkeren naar de rechter weghelft via het verdrijvingsvlak zijn dan ook, anders dan de raadsman heeft betoogd, wel degelijk relevant voor de beoordeling van de schuld van de verdachte. De fietser hoefde naar het oordeel van de rechtbank geen rekening te houden met het onverantwoordelijke rijgedrag van de verdachte.