ECLI:NL:RBLIM:2017:6912

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
03/866145-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dodelijk verkeersongeval door verkeersfouten en drugsgebruik

Op 30 maart 2014 vond een dodelijk verkeersongeval plaats op de Roermondseweg (N280) in Swartbroek, waarbij de verdachte, een motorrijder, betrokken was. De verdachte reed met een te hoge snelheid en negeerde verkeersregels door een doorgetrokken streep te passeren tijdens een inhaalmanoeuvre. Hij was onder invloed van amfetamine en alprazolam, wat zijn rijvaardigheid negatief beïnvloedde. Het slachtoffer, een fietser, stak de weg over en werd door de verdachte aangereden, wat leidde tot zijn overlijden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, maar concludeerde dat er geen sprake was van roekeloosheid. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een rijverbod van 3 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866145-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2017
in de strafzaak tegen
[naam verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juli 2017. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, primair op neer dat de verdachte, door met zijn motorfiets sneller te rijden dan ter plaatse is toegestaan, een doorgetrokken streep te negeren bij een inhaalmanoeuvre en daarna terug te sturen naar zijn weghelft over een verdrijvingsvlak, en na het gebruik van alcohol en/of amfetamine en/of alprazolam, schuld heeft aan een verkeersongeval, waarbij de fietser [naam slachtoffer] om het leven is gekomen.
Subsidiair wordt hem rijden onder invloed en gevaarlijk en/of hinderlijk rijgedrag verweten.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, in die zin dat de verdachte vlak voor een bocht andere weggebruikers over een doorgetrokken streep heeft ingehaald en daarna over een verdrijvingsvlak heeft ingevoegd naar zijn eigen weghelft. De verdachte reed hierbij harder dan de ter plaatse toegestane snelheid en was bovendien zodanig onder de invloed van amfetamine en alprazolam dat hij niet meer tot behoorlijk besturen in staat kon worden geacht, waarna er een aanrijding met het overstekende slachtoffer plaatsvond. De officier van justitie wijst in dit verband op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, de verscheidenheid aan getuigenverklaringen in het dossier, de foto’s van de plaats van het ongeval, alsook op de resultaten van het bloedonderzoek en het daarop volgende toxicologisch onderzoek. Volgens de officier van justitie kan dit weggedrag van de verdachte niet worden aangemerkt als ‘roekeloos’ in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, zodat de verdachte hiervan partieel moet worden vrijgesproken. Wel acht de officier van justitie bewezen dat de verdachte grove verkeersfouten de verdachte heeft gemaakt. Ten slotte heeft de officier van justitie opgemerkt dat geen sprake is van medeschuld van het slachtoffer, nu het slachtoffer het verkeersgedrag van de verdachte niet hoefde te verwachten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primaire feit heeft de raadsman gesteld dat op grond van getuigenverklaringen bewezen kan worden dat de verdachte harder reed dan ter plaatse was toegestaan. De exacte snelheid van de verdachte kan niet worden vastgesteld. Uit een tweetal rapportages volgt echter dat de verdachte voor het slachtoffer, ook bij hoge snelheden, voldoende zichtbaar moet zijn geweest. Het slachtoffer had bovendien voorrang aan de verdachte moeten verlenen. Er is daarom, volgens de raadsman, sprake van medeschuld van het slachtoffer. Verder is de raadsman van mening dat hetgeen ten laste is gelegd over het overschrijden van de doorgetrokken streep, het via de linker weghelft inhalen van verkeer en het terugkeren naar de rechter weghelft via het verdrijvingsvlak, zoals in de tenlastelegging opgenomen, niet relevant is. Het ongeval vond immers daarna pas plaats. Resteert de te hoge snelheid en deze verweten gedraging van de verdachte kan, volgens de raadsman, op grond van heersende jurisprudentie niet worden aangemerkt als ‘roekeloos’ in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Deze kan hooguit als ‘(aanmerkelijk) onvoorzichtig’ worden gekwalificeerd.
De raadsman heeft ook aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte onder de invloed van alcohol verkeerde. Voorts kan met behulp van de NFI-rapportages over de aangetroffen hoeveelheden amfetamine en alprazolam in het bloed van de verdachte alleen worden vastgesteld dat de rijvaardigheid van de verdachte hierdoor beïnvloed kón zijn. Niet kan worden vastgesteld dat dit daadwerkelijk het geval was. Gelet op de wijze waarop het bloed is afgenomen kan bovendien getwijfeld worden aan de juistheid van de testresultaten. Om deze reden dienen deze resultaten te worden uitgesloten van het bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 30 maart 2014 heeft een aanrijding plaatsgevonden op de Roermondseweg te Swartbroek in de gemeente Weert tussen de verdachte (als motorrijder) en het slachtoffer [naam slachtoffer] (als fietser). Als gevolg van dit ongeval is het slachtoffer overleden en is de verdachte gewond geraakt.
Bewijsmiddelen
Verkeersongevallenanalyse
Het Bureau Forensische Opsporing van de regiopolitie Limburg-Noord, afdeling Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA), heeft onderzoek gedaan naar de toedracht van dit ongeval. De VOA heeft gerapporteerd dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers de Roermondseweg (N280) dienen over te steken. Deze oversteekplaats maakt deel uit van het T-kruispunt, gevormd door de wegen Molenbrugweg en Roermondseweg (N280). Het T-kruispunt is gelegen buiten de als zodanig aangeduide bebouwde kom van Swartbroek in de gemeente Weert. Het ongeval vond gezien de rijrichting van de motorrijder plaats in een flauwe bocht naar rechts van de Roermondseweg (N280) ter hoogte van hectometerpaal 3.2. De rijbaan was verdeeld in drie rijstroken, respectievelijk één rijstrook voor het verkeer richting Weert, één rijstrook voor het verkeer in de rijrichting van Roermond en één voorsorteerstrook voor het verkeer komende uit de richting van Roermond linksafslaand richting Swartbroek. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 80 km/u.
De VOA heeft vastgesteld dat de fietser uit de richting van Swartbroek kwam en over de Molenbrugweg reed. De fietser stak de Roermondseweg (N280) over bij de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers dienen over te steken, ter hoogte van hectometerpaal 3.2. De motorrijder reed over de Roermondseweg (N280), komende uit de richting van Roermond en gaande in de richting van Weert. Vlak voor de oversteekplaats waar fietsers en bromfietsers dienen over te steken, ter hoogte van het hectometerpaal 3.2, reed de motorrijder op de voor hem bestemde rijstrook. Op het moment dat de fietser bijna aan de overzijde van de Roermondseweg (N280) was, werd hij op de oversteekplaats van rechts aangereden door de motorrijder. De fietser werd door de motorrijder geschept en is ongeveer 24 meter na de botsplaats aan de rechterzijde van de Roermondseweg (N280) in de richting van Weert in de berm terecht gekomen waar hij later aan zijn verwondingen is overleden. De motor ging hierna met de motorrijder verder in de richting van Weert. Na ongeveer 45 meter is de motorrijder van de motor gevallen en bleef hij zwaar gewond in het midden van de Roermondseweg (N280) op de rijbaan liggen. De motor was, nadat de motorrijder ervan af was gevallen, zelfstandig verder gereden in de richting van Weert. Na ongeveer 44 meter is de motor tegen een in de berm staande boom tot stilstand gekomen. [2]
Overlijden slachtoffer
Omstreeks 16:00 uur arriveerde verbalisant [naam verbalisant] op de plaats ongeval. Hij trof midden op de weg een motorrijder liggend aan. Dit bleek de verdachte te zijn. Circa 20 meter verder dan de motorrijder zag de verbalisant in de berm een persoon liggen. Dit bleek het slachtoffer [naam slachtoffer] te zijn. Ongeveer 3 meter verder dan het slachtoffer lag een zwaar beschadigde fiets in de berm. [3] Op zondag 30 maart 2014, te 16:25 uur stelde de lijkschouwer de dood van het slachtoffer [naam slachtoffer] vast. Deze constateerde bij het slachtoffer een verbrijzelde borstkas en bekken, een dubbelzijdige klaplong, gebroken rugwervels, een gebroken nek, een gebroken strottenhoofd en massaal inwendig bloedverlies. Er waren geen aanwijzingen voor een andere doodsoorzaak dan het verkeersongeval. [4]
Getuigenverklaringen
Tijdens het politieonderzoek bleek dat, gezien vanaf het botspunt naar de A2 toe, de volgorde waarin de getuigen over de Roermondseweg richting Weert reden hoogstwaarschijnlijk als volgt was: de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] reden voorop in een personenauto, daarachter reden de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] in een personenauto, gevolgd door de getuigen [getuige 6] en [getuige 7] die beiden afzonderlijk op een motor reden, en ten slotte de getuige [getuige 5] in een personenauto. [5] Deze getuigen hebben verklaringen afgelegd over het weggedrag van de verdachte.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij en haar dochter (de rechtbank begrijpt: [getuige 2] ) in een personenauto van Roermond naar Weert reden. Zij reed tussen de 70 en 80 kilometer per uur. Zij heeft verklaard dat twee motoren haar met hoge snelheid – “onverantwoord hard” – passeerden ter hoogte van het begin van “waar de strepen allemaal verschijnen op de weg”, ongeveer op het punt waar de weg breder wordt waarna er een kruising volgt. Bij het voorbijrijden viel haar op dat de eerste motorrijder geen beschermende kleding droeg en voorovergebogen op zijn motor lag. Direct daarna is het ongeluk gebeurd. [getuige 1] zag de motorrijder recht op de fietser afgaan. [6] Getuige [getuige 2] zat naast haar moeder op de bijrijdersplaats en heeft ook verklaard dat zij in de laatste bocht, vlak voor de aanrijding, met hoge snelheid werden ingehaald door twee motoren. Deze motoren reden op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer. Opeens zag zij dat een fietser aan het oversteken was. De fietser was bijna aan de overkant van de rijbaan. Volgens [getuige 2] reden er vóór hen geen andere voertuigen. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij met een snelheid van 80 km/u op de cruise control reed. [8] Ze hoorde de motoren aankomen en hoorde dat deze aan het versnellen waren. De bestuurder van de voorste motor droeg een trainingsbroek en lag voorover over de tank van de motor. De eerste motor reed volgens [getuige 3] met twee wielen over het verdrijvingsvlak en wilde voor de zwarte auto vóór hen invoegen. Vervolgens zag zij de motorrijder onderuit gaan. Volgens [getuige 3] reden de motoren onverantwoord hard en reed zij al naast de doorgetrokken streep, toen zij door hen werd ingehaald. [9] Haar bijrijder, getuige [getuige 4] , heeft verklaard dat de motorrijders voor zijn gevoel minimaal 120 à 140 kilometer per uur reden. Het gas stond vol open, ze voerden een hoog toerental en waren aan het accelereren. Beide motoren reden links van het verdrijvingsvlak. Ze haalden de voorste auto in en de voorste motorrijder stuurde naar rechts. Volgens [getuige 4] moet hij hierbij over het verdrijvingsvlak zijn ingevoegd. Ook [getuige 4] heeft verklaard dat zij werden ingehaald toen zij naast de doorgetrokken streep reden. [10]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij en getuige [getuige 7] op hun motoren richting Weert reden. Volgens [getuige 6] kwamen er twee motoren ontstellend hard aanrijden. Ze reden aan één stuk door, met een gigantische snelheid, al inhalend, de rij voertuigen richting Weert voorbij. Volgens [getuige 6] reden hij en [getuige 7] met hun motoren ongeveer 70 of 80 kilometer per uur. [getuige 6] voelde een zuiging aan zijn motor. Hij denkt dat de motoren beide 140 of 150 kilometer per uur reden. Hij zag dat ze hen en zeker twee auto’s vóór hen voorbijreden. De twee motoren reden schuin over het verdrijvingsvlak richting de kruising. [11] Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat zij ongeveer 500 meter voor de ongevalslocatie werden ingehaald door twee snelheidsmotoren. Die reden volgens hem zeker 50 tot 60 kilometer per uur sneller dan [getuige 6] en hij. Hij heeft de motoren niet zien aankomen. [12]
Getuige [getuige 5] ten slotte heeft verklaard dat zij al vanaf Baexem achter twee rustig rijdende Belgische motorrijders reed. Zij reed zelf net geen 80 kilometer per uur. Zij hoorde het geluid van motoren die optrokken, toen zij ongeveer halverwege het stuk tussen de laatste rotonde van de A2 en de plaats van de aanrijding was. Ze keek in haar buitenspiegel en zag twee motoren als een gek aan komen rijden. Ze reden op de andere weghelft en zeker 120 kilometer per uur. Ze haalden de Belgische motorrijders in over de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer. Ze namen een stuk verdrijvingsvlak mee toen ze gingen invoegen richting hun eigen rijstrook. [13]
Er is nog een groot aantal andere getuigen gehoord, die het rijgedrag van de verdachte op de weg tussen Roermond en Weert hebben waargenomen. De rechtbank zal die getuigenverklaringen niet allemaal opnemen in dit vonnis, maar volstaan met de constatering dat deze getuigen allen hebben gesproken over de inhaalmanoeuvres van de verdachte en dat zij allen de snelheid van zijn motorfiets als (veel) te hoog hebben beoordeeld.
Amfetamine en alprazolam
In zijn rapport van 16 april 2014 heeft NFI-deskundige [naam deskundige] gerapporteerd dat in het bloed van de verdachte een hoge concentratie (0,29 mg/l) amfetamine is gemeten. Het gebruik van amfetamineachtige stoffen kan de rijvaardigheid nadelig beïnvloeden door onder andere vermindering van oplettendheid en van onjuiste risico-inschatting. Voorts is in het bloed van de verdachte een hoog werkzame concentratie van 0,033 mg/l alprazolam gemeten. Alprazolam is een geneesmiddel dat waarschijnlijk een ernstig nadelig of potentieel gevaarlijke invloed op de rijvaardigheid heeft. Op grond van de resultaten van het uitgevoerde toxicologisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de rijvaardigheid ten tijde van de bloedafname waarschijnlijk nadelig beïnvloed was door de stoffen amfetamine en alprazolam. [14] In zijn rapport van 13 juli 2016 heeft NFI-deskundige [naam deskundige] vervolgens gerapporteerd dat – aangenomen dat de amfetamine op 29 maart 2014 om 20.00 uur is gebruikt – de maximale concentratie amfetamine in het bloed op 29 maart 2014 rond 21.30 uur zal hebben gelegen tussen 0,43 mg/l en 2,4 mg/l. Werkzame concentraties en amfetamine bij niet-gewende gebruikers liggen volgens deze deskundige doorgaans tussen ongeveer 0,03 en 0,15 mg/l. [15]
De verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij met zijn motor uit de richting van Roermond kwam. Hij droeg een stoffen jas en een trainingsbroek. Hij reed 90 à 95 kilometer per uur, terwijl hij wist dat de maximaal toegestane snelheid 80 kilometer per uur is. De verkeerssituatie was hem goed bekend. Volgens de verdachte is het mogelijk dat hij over de doorgetrokken streep heeft gereden om weer naar de rechter weghelft terug te keren. De avond voor het ongeval had de verdachte amfetamine gebruikt. De verdachte heeft ten slotte verklaard dat op de verpakking van zijn medicatie, alprazolam, staat dat dit de rijvaardigheid kan beïnvloeden. [16]
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank moet nu de vraag beantwoorden of de verdachte schuld aan dit ongeval heeft in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Vastgesteld kan worden dat de verdachte al vanaf Roermond met hoge snelheid heeft gereden en vele auto’s en motoren heeft ingehaald.
Uit de consistente getuigenverklaringen, in het bijzonder die van de hierboven expliciet aangehaalde getuigen, in onderlinge samenhang bezien met de situatieomschrijving van de VOA, volgt dat de verdachte niet alleen vóór een bocht, terwijl er een doorgetrokken streep op het wegdek was aangebracht, verschillende personenauto’s en motoren heeft ingehaald, maar ook dat hij daarna in die bocht over het verdrijvingsvlak weer naar zijn rechter weghelft heeft gestuurd. Hoewel het voor de VOA niet mogelijk bleek om een snelheidsberekening met betrekking tot de motorfiets van de verdachte te maken, acht de rechtbank op grond van de verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter zitting, in onderlinge samenhang bezien met de getuigenverklaringen, bewezen dat de verdachte tijdens deze ongeoorloofde inhaalmanoeuvre heeft gereden met een fors hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid. Ook acht de rechtbank, op grond van de toxicologische rapporten, bewezen dat de verdachte op dat moment onder invloed van hoge concentraties amfetamine en alprazolam verkeerde. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie dat de rijvaardigheid van de verdachte op dat moment nadelig beïnvloed was door de stoffen amfetamine en alprazolam. Het onverantwoorde rijgedrag van de verdachte ondersteunt deze conclusie des te meer.
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat kan worden getwijfeld aan de juistheid van de toxicologische onderzoeken vanwege de wijze waarop het bloed is afgenomen, faalt. Uit de geneeskundige verklaring van [van L.] d.d. 1 april 2014 volgt immers afdoende dat de bloedafname via de infuuslijn is verricht na het legen van die infuuslijn, waardoor er geen relevante verdunning heeft plaatsgevonden. Hierbij zij overigens opgemerkt, dat indien er wél verdunning van het bloed met infuusvloeistof zou hebben plaatsgevonden, dit de uitslagen van het toxicologisch onderzoek ten voordele van de verdachte zou hebben beïnvloed.
Nu overigens niet is gebleken dat de verdachte ten tijde van het ongeval onder de invloed van alcohol was, zal de rechtbank de verdachte van dit bestanddeel partieel vrijspreken.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verkeersfouten van de verdachte kunnen worden aangemerkt als ‘roekeloos’ als bedoeld in de WVW. Van ‘roekeloosheid’ als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm is volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts in uitzonderlijke gevallen sprake. Roekeloosheid in de zin van de wet heeft een specifieke betekenis die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ - in de betekenis van ‘onberaden’ - wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van ‘roekeloosheid’ in de zin van artikel 175 lid 2 van de WVW moet sprake zijn van een buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. De verdachte moet zich daarvan ook bewust zijn geweest.
Het rijgedrag van de verdachte is zonder meer te beschouwen als zeer onvoorzichtig en gevaarlijk. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zodanig heeft gereden, terwijl en ondanks dat hij zich ervan bewust is geweest, dat hij zeer ernstig gevaar in het leven riep. Van roekeloosheid is daarom geen sprake geweest.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten als gevolg waarvan het slachtoffer is komen te overlijden.
Geen medeschuld slachtoffer
Direct na de inhaalmanoeuvre heeft de verdachte het slachtoffer op de rechterweghelft aangereden. De VOA heeft geconcludeerd het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden, als het slachtoffer het kruisende verkeer op de Roermondseweg (N280) voorrang had verleend. De rechtbank overweegt dat, voor zover al sprake zou zijn van enig verwijtbaar handelen van het slachtoffer, dit de verdachte op geen enkele wijze vrijpleit van zijn zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag. Als de verdachte conform geldende verkeersregels vóór de doorgetrokken streep weer naar zijn eigen weghelft zou hebben ingevoegd en zijn snelheid zou hebben verminderd tot de ter plaatse geldende maximumsnelheid zoals ook de andere verkeersdeelnemers daar ter plaatse deden, zou het slachtoffer voldoende tijd hebben gehad om zijn oversteek te voltooien. Het overschrijden van de doorgetrokken streep, het via de linker weghelft inhalen van verkeer en het terugkeren naar de rechter weghelft via het verdrijvingsvlak zijn dan ook, anders dan de raadsman heeft betoogd, wel degelijk relevant voor de beoordeling van de schuld van de verdachte. De fietser hoefde naar het oordeel van de rechtbank geen rekening te houden met het onverantwoordelijke rijgedrag van de verdachte.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 30 maart 2014 te Swartbroek, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmede rijdende over de weg, de Roermondseweg (N280) (gaande in de richting Weert) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- na het gebruik van amfetamine en alprazolam -
met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid, kort voor in een gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht, terwijl op het wegdek een doorgetrokken streep was aangebracht, meerdere voor hem, verdachte, rijdende motorrijtuigen via de linkerweghelft welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer links in te halen en vervolgens in die bocht het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, via het aldaar op het wegdek gelegen verdrijvingsvlak,
weer naar de rechterweghelft van die weg te sturen op het moment dat een fietser ter hoogte van de kruising van die weg en de Molenbrugweg, via een aldaar gelegen fietsoversteekplaats, gezien zijn, verdachtes, rijrichting van links naar rechts doende was die Roermondseweg over te steken en vervolgens niet tijdig en niet voldoende zijn snelheid te verminderen en niet behoorlijk uit te wijken, zodat een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die fietser,
door welk verkeersongeval [naam slachtoffer] , zijnde die fietser, werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994:
bij onderzoek bleek hij te verkeren onder een zodanige invloed van amfetamine en alprazolam waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, als bedoeld in artikel 8 eerste lid van deze wet.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) ter zake van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hierbij is hij uitgegaan van de categorieën ‘dood slachtoffer’ en ‘grove verkeersfout’. Gelet op de in het bloed van de verdachte aangetroffen amfetamine en alprazolam, heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij de categorie ‘alcohol > 570’. De officier van justitie heeft geen aanleiding gezien om strafverzwarende dan wel strafverlichtende omstandigheden in de hoogte van zijn strafeis te verdisconteren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bij het bepalen van de strafmaat – bij bewezenverklaring van het primaire feit – aan de hand van de oriëntatiepunten van het LOVS moet worden uitgegaan van de categorieën ‘aanmerkelijke schuld’ en ‘geen alcohol’. In dat geval schrijven de oriëntatiepunten een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar voor. De raadsman heeft verder aangevoerd dat er bij het bepalen van de strafmaat rekening dient te worden gehouden met de ernstige lichamelijke en psychische gevolgen die het ongeval voor de verdachte heeft gehad. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6 van het EVRM. Immers, er zijn drie jaar en drie maanden verstreken sedert het ongeval. Dit ruime tijdsverloop rechtvaardigt volgens de raadsman een forse strafvermindering. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat – bij bewezenverklaring van het subsidiaire feit – een schuldigverklaring zonder oplegging van straf aangewezen is, gelet op de ernstige gevolgen van het feit voor de verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Op 30 maart 2014 heeft de verdachte een ernstig verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer [naam slachtoffer] is overleden. De verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer. Niet alleen heeft hij op zijn motor veel te hard gereden op de Roermondseweg, maar hij haalde ook meerdere voertuigen in over een doorgetrokken streep, waarna hij – in een bocht – weer over het verdrijvingsvlak invoegde naar zijn eigen weghelft. Pal hiervoor bevond zich de oversteekplaats voor fietsers, waar het slachtoffer net op zijn fiets aan het oversteken was. De verdachte heeft het slachtoffer vervolgens met hoge snelheid geschept. Het slachtoffer heeft deze aanrijding niet kunnen voorzien. Ten tijde van de aanrijding verkeerde de verdachte ook nog eens onder de invloed van hoge concentraties amfetamine en alprazolam. De rechtbank rekent dit de verdachte in hoge mate aan. Door het rijgedrag van de verdachte is een nietsvermoedende verkeersdeelnemer komen te overlijden. Dit is een zeer groot verlies voor de nabestaanden.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht met betrekking tot overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank vindt in het onderhavige geval dat het verkeersgedrag van de verdachte niet meer kan worden gerubriceerd in de door het LOVS gehanteerde categorie ‘ernstige schuld’, maar ook nog buiten de categorie ‘zeer ernstige schuld’ valt. Nu de verdachte onder invloed was van amfetamine en alprazolam, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de deelcategorie ‘alcohol < 570 µg/l’. Het uitgangspunt dat bij de categorie ‘ernstige schuld’ wordt gegeven, daarbij een alcoholgehalte van minder dan 570 µg/l in acht genomen, voorziet in het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaren, indien een slachtoffer overlijdt. Voor de categorie ‘zeer ernstige schuld’ wordt onder deze omstandigheden voorzien in een uitgangspunt van 3 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstaf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaren. Dit in ogenschouw nemende acht de rechtbank in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden aangewezen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de ernstige gevolgen die de aanrijding voor de verdachte heeft gehad. De verdachte kampt met ernstige medische problematiek ten gevolge van de aanrijding, waardoor zijn leven rigoureus is veranderd. De rechtbank beschouwt dit als een verzachtende omstandigheid. Daar staat evenwel tegenover dat de verdachte nauwelijks verantwoording heeft genomen voor zijn verkeersgedrag. Ter zitting heeft hij zijn verantwoordelijkheid voor de aanrijding ernstig gebagatelliseerd. Rekening houdend met deze omstandigheden vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden passend.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat door het ruime tijdsverloop in deze zaak de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden, terwijl niet van bijzondere omstandigheden is gebleken die deze overschrijding zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal dit verdisconteren in de op te leggen straf. Dit leidt tot een strafvermindering van nog eens twee maanden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden Hoewel de verdachte niet langer over een geldig rijbewijs beschikt, ziet de rechtbank in de ernst van dit feit voldoende aanleiding om een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan de verdachte op te leggen voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de duur dat het rijbewijs reeds ingevorderd en ingehouden is geweest.

7.Het beslag

Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een motorfiets, merk Honda, met kenteken [Kenteken] (441910), dient te worden verbeurdverklaard. Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met behulp van dat voorwerp het feit is begaan.
Teruggave
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn:
  • een damesfiets (442403);
  • een helm (444011)
  • kleding, bestaande uit motorjas en joggingbroek (444012).
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze te worden teruggeven aan de rechthebbenden.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het primaire feit tot een gevangenisstraf van 12 maanden;
  • ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaar;
  • bepaalt dat de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest bij een eventuele tenuitvoerlegging van de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 1.00 1.00 STK Motorfiets MTFP46
HONDA cbr1000rr 2007 Kl:Oranje
441910;
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan de erfgenamen van het slachtoffer [naam slachtoffer] van het volgende inbeslaggenomene:
- 1.00 1.00 STK Fiets Dames
-
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte:
- 1.00 1.00 STK Helm
-
444011;
- 2.00 2.00 STK Kleding
-
444012 Motorjas en joggingsbroek.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster, voorzitter, mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.M. Beije, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.K. Bakker, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2017.
Buiten staat
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2014 te Swartbroek, in elk geval in de gemeente
Weert als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(motorfiets), daarmede rijdende over de weg,
de Roermondseweg (N280) (gaande in de richting Weert)
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of amfetamine en/of alprazolam -
met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, in elk
geval met een voor de verkeerssituatie terplaatse te hoge snelheid,
kort voor danwel in een gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts
verlopende bocht, terwijl op het wegdek een doorgetrokken streep was
aangebracht, meerdere voor hem, verdachte, rijdende motorrijtuigen via de
linkerweghelft welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer links in te halen
en (vervolgens) in die bocht danwel kort na die bocht het door hem,verdachte,
bestuurde motorrijtuig, via het aldaar op het wegdek gelegen verdrijvingsvlak,
weer naar de rechterweghelft van die weg te sturen
op het moment dat een fietser ter hoogte van de kruising van die weg en de
Molenbrugweg, via een een aldaar gelegen fietsoversteekplaats, gezien zijn,
verdachtes, rijrichting van links naar rechts doende was die Roermondseweg
over te steken
en (vervolgens) niet tijdig en/of niet voldoende zijn snelheid te verminderen
en/of niet behoorlijk uit te wijken, in elk geval onvoldoende te anticiperen
op die wegsituatie
zodat een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig en die fietser althans diens fiets,
door welk verkeersongeval [naam slachtoffer] , zijnde die fietser, werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994:
bij onderzoek bleek hij te verkeren onder een zodanige invloed van amfetamine
en/of alprazolam waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het
gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere
stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk
besturen in staat moest worden geacht;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
a.
hij op of omstreeks 30 maart 2014 te Swartbroek, in elk geval in de gemeente
Weert als bestuurder van een voertuig, (motorfiets), dit voertuig heeft
bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten
alcohol en/of amfetamine en/of Aprazolam, waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het
gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet
tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(artikel 8 Wegenverkeerswet 1994)
b.
hij op of omstreeks 30 maart 2014 te Swartbroek, in elk geval in de gemeente
Weert, als bestuurder van een motorrijtuig (motorfiets), daarmee rijdende op
de weg,
de Roermondseweg (N280) (gaande in de richting Weert)
toen aldaar
- na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of amfetamine en/of alprazolam -
met een hogere snelheid dan de terplaatse toegestane maximumsnelheid, in elk
geval met een voor de verkeerssituatie terplaatse te hoge snelheid,
kort voor danwel in een gezien, zijn, verdachtes rijrichting naar rechts
verlopende bocht, terwijl op het wegdek een doorgetrokken streep was
aangebracht, meerdere voor hem, verdachte, rijdende motorrijtuigen via de
linkerweghelft welke was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende
verkeer links heeft ingehaald
en (vervolgens) in die bocht danwel kort na die bocht het door hem,verdachte,
bestuurde motorrijtuig, via het aldaar op het wegdek gelegen verdrijvingsvlak,
weer naar de rechterweghelft van die weg heeft gestuurd
op het moment dat een fietser ter hoogte van de kruising van die weg en de
Molenbrugweg, via een een aldaar gelegen fietsoversteekplaats, gezien zijn,
verdachtes, rijrichting van links naar rechts doende was die Roermondseweg
over te steken
en (vervolgens) niet tijdig en/of niet voldoende zijn snelheid heeft
verminderd en/of niet behoorlijk is uitgeweken, in elk geval onvoldoende heeft
geanticipeerd op die wegsituatie
zodat een aanrijding of botsing is ontstaan tussen het door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig en die fietser althans diens fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die
weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, District Midden-Limburg, Basiseenheid Weert/Nederweert, proces-verbaalnummer PL2300-2014027336, gesloten d.d. 3 februari 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 258.
2.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 18 juli 2014, pagina 24 tot en met 36.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2015, p. 67 tot en met 71.
4.Verslag betreffende een niet natuurlijke dood d.d. 31 maart 2014, zonder doornummering.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2015, p. 67 tot en met 71.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 6 april 2014, p. 138 tot en met 140.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 11 mei 2014, p. 142 tot en met 143.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 maart 2014, p. 145 en 146.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 8 april 2014, p. 147 tot en met 149.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 8 april 2014, p. 151 tot en met 153.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 6 april 2014, p. 157 tot en met 160.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 9 juli 2014, p. 161 en 162.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 2 april 2014, p. 163 tot en met 165.
14.NFI-rapport d.d. 16 april 2014 ‘Toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet’ door [naam deskundige] , apotheker, pagina 222 tot en met 228.
15.NFI-rapport d.d. 13 juli 2016 ‘Beantwoording vragen naar aanleiding van de resultaten van toxicologisch onderzoek in het bloed van [naam verdachte] ’ door [naam deskundige] , apotheker-toxicoloog, zonder doornummering.
16.De verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 juli 2017.