In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 19 juli 2017, zijn er vorderingen in zowel conventie als reconventie. De eiser in conventie, Direct Pay Services B.V., heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die in reconventie ook een vordering heeft ingediend. Direct Pay Services vordert betaling van € 1.439,38, vermeerderd met rente en kosten, op basis van overeenkomsten die op 2 januari 2016 zijn afgesloten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en vordert in reconventie dat de overeenkomsten nietig of vernietigbaar zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel de vordering van Direct Pay Services als die van de gedaagde onvoldoende onderbouwd zijn. Direct Pay Services heeft niet adequaat aangetoond dat de vordering gebaseerd is op de juiste overeenkomsten, en de gedaagde heeft zijn vordering niet voldoende onderbouwd met betrekking tot de nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomsten.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter beide vorderingen afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. R.A.J. van Leeuwen.