ECLI:NL:RBLIM:2017:6899

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
03 5465581 CV EXPL 16-10194
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van verplichtingen uit hoofde van een aannemingsovereenkomst met terugbetaling van aanbetaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen een eisende partij en een gedaagde partij over de nakoming van een aannemingsovereenkomst voor dakrenovatie. De eisende partij ontving op 22 maart 2016 een offerte van de gedaagde partij, die een aanneemsom van € 25.931,82 inclusief btw omvatte. De eisende partij heeft op 31 maart 2016 een aanbetaling van € 8.000,00 gedaan. Op 16 augustus 2016 heeft de gemachtigde van de eisende partij de overeenkomst ontbonden en terugbetaling van de aanbetaling gevorderd, omdat de gedaagde partij niet had voldaan aan zijn verplichtingen, waaronder het aanvragen van een vergunning voor asbestverwijdering.

De gedaagde partij heeft verweer gevoerd en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor het niet verkrijgen van de vergunning, en dat er geen tijdsplan was overeengekomen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde partij wel degelijk verantwoordelijk was voor het aanvragen van de vergunning en dat de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst de ontbinding rechtvaardigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij recht heeft op terugbetaling van de aanbetaling van € 8.000,00, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 8.775,00 aan de eisende partij, inclusief wettelijke rente, en heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 19 juli 2017 door mr. J.W. Rijksen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5465581 \ CV EXPL 16-10194
Vonnis van de kantonrechter van 19 juli 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend [adres eisende partij] ,
[woonplaats eisende partij] ,
eisende partij,
verder te noemen [eisende partij] ,
gemachtigde mr. R.J.A. Kuijpers,
tegen:
[gedaagde partij] , h.o.d.n. [X],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. W.H.A. Bos.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van 10 juli 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] ontvangt op 22 maart 2016 een offerte van [gedaagde partij] voor het uitvoeren van een dakrenovatie. De geoffreerde aanneemsom bedraagt € 25.931,82 inclusief btw. [eisende partij] heeft de offerte voor akkoord ondertekend.
2.2.
[eisende partij] betaalt op 31 maart 2016 een bedrag van € 8.000,00 als aanbetaling op de aanneemsom.
2.3.
Op 16 augustus 2016 ontbindt de gemachtigde van [eisende partij] de aannemingsovereenkomst namens [eisende partij] en vordert betaling van de door [eisende partij] aanbetaalde som van € 8.000,00.
2.4.
Op 20 september 2016 is nog geen vergunning voor asbestverwijdering bij de gemeente Roerdalen aangevraagd, danwel een melding gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 8.775,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eisende partij] ten grondslag de ontbonden aannemingsovereenkomst. [eisende partij] heeft uit hoofde van die overeenkomst een aanbetaling gedaan van € 8.000,00. Door de ontbinding is een ongedaanmakingsverplichting ontstaan, op grond waarvan [gedaagde partij] aan [eisende partij] € 8.000,00 dient terug te betalen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer en stelt zich op het standpunt dat hij niet verantwoordelijk is voor het (niet) handelen/nalaten van de gemeente. [gedaagde partij] heeft contact gehad met de gemeente, maar heeft (nog) geen vergunning mogen ontvangen. Daarnaast stelt [gedaagde partij] dat partijen geen tijdsplan zijn overeengekomen. Voor het geval de kantonrechter de vordering van [eisende partij] zal toewijzen, vraagt [gedaagde partij] deze te matigen, nu hij reeds op maat gemaakte materialen heeft besteld, die verder voor hem waardeloos zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen houdt verdeeld de vraag of [gedaagde partij] , als gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding van de aannemingsovereenkomst, het door [eisende partij] aanbetaalde bedrag van € 8.000,00 aan [eisende partij] dient terug te betalen.
4.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Daartoe overweegt hij als volgt.
Vast staat dat partijen een aannemingsovereenkomst hebben gesloten voor het uitvoeren van een complete dakrenovatie van de woning van [eisende partij] . Als onweersproken staat tevens vast dat in die overeengekomen dakrenovatie is besloten de asbestsanering.
4.3.
[gedaagde partij] betwist dat hij voor een vergunning, dan wel een melding bij de gemeente Roerdalen zou zorgen. Ter zitting heeft [eisende partij] gewezen op post 2 van de offerte, in die zin dat partijen met dat punt hebben beoogd overeen te komen dat [gedaagde partij] voor de benodigde vergunning, dan wel melding bij de gemeente zou zorgdragen.
Uit de correspondentie en de eigen stellingen van [gedaagde partij] , wat daar verder ook van zij, blijkt ook dat [gedaagde partij] contact met de gemeente heeft gezocht/gehad. Hoewel door [eisende partij] onderbouwd wordt weersproken dat [gedaagde partij] contact met de gemeente heeft gehad, voert [gedaagde partij] dit zelf wel aan, als ware dit een verantwoordelijkheid zijnerzijds. Post 2 van de offerte in samenhang bezien met de eigen stellingen van [gedaagde partij] , maakt dat de kantonrechter vaststelt dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde partij] voor de benodigde vergunning, dan wel melding bij de gemeente Roerdalen zou zorgdragen.
4.4.
In tegenstelling tot [gedaagde partij] is de kantonrechter van oordeel dat de brief van 5 augustus 2016 van mr. Kuijpers aan [gedaagde partij] wel aan te merken is als een ingebrekestelling ex artikel 6:82 BW. Het is immers een schriftelijke aanmaning waarbij aan [gedaagde partij] een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld, terwijl aan [gedaagde partij] is aangezegd wat de gevolgen zijn bij een niet-nakomen. [gedaagde partij] was in verzuim.
4.5.
Als onweersproken staat vast dat [gedaagde partij] , zelfs, op 20 september 2016 nog niet had voldaan aan die verplichting uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. De door [gedaagde partij] gestelde overmacht is op geen enkel wijze onderbouwd en wordt zelfs nadrukkelijk weerlegd door de door [eisende partij] overgelegde verklaring van de gemeente Roerdalen. Het niet voldoen aan deze verplichting uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst, levert een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde partij] op. Nu de vergunning, dan wel melding bij de gemeente een essentieel onderdeel van de aanneemovereenkomst was, rechtvaardigt de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde partij] de ontbinding van de overeenkomst, als gedaan namens [eisende partij] op 16 augustus 2016.
4.6.
Een ontbinding bevrijdt de partijen van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestatie.
Vast staat dat [eisende partij] € 8.000,00 aan [gedaagde partij] heeft voldaan als aanbetaling op de aanneemsom. Dit bedrag dient [gedaagde partij] ingevolge artikel 6:271 BW aan [eisende partij] terug te betalen.
[gedaagde partij] stelt zich op het standpunt dat het aan [eisende partij] terug te betalen bedrag gematigd dient te worden nu hij reeds bestellingen voor de dakrenovatie bij [eisende partij] heeft gedaan, uit hoofde waarvan [gedaagde partij] betalingsverplichtingen aan derden heeft. Gedaagde heeft geen vordering in reconventie ingesteld, maar doet feitelijk een beroep op verrekening conform artikel 6:136 BW. Voor honorering van een verrekeningsverweer dient de vordering waarmee verrekend dient te worden vast te staan, althans op eenvoudige wijze vast te stellen zijn. Dat is in het onderhavige geval niet aan de orde. Ter onderbouwing van zijn vordering verwijst [gedaagde partij] naar productie 1 bij conclusie van antwoord. Productie 1 betreft een offerte (geen factuur) van [Y] Bouwproducten, waarvan op geen enkele wijze vast staat dat deze ziet op de dakrenovatie bij [eisende partij] . Het had op de weg van [gedaagde partij] gelegen zijn geponeerde vordering deugdelijk te onderbouwen. Nu ligt er een offerte die voor een dak van velen kan zijn opgesteld. Het (verrekenings)verweer van [gedaagde partij] zal daarom worden gepasseerd. De vordering van [eisende partij] komt daarmee vast te staan en zal aan [eisende partij] worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde partij] vordert verder € 775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht.
Het verweer van [gedaagde partij] dat [eisende partij] geen rekening heeft gehouden met de veertiendagentermijn van artikel 6:96 lid 6 BW wordt verworpen. Enkel indien de schuldenaar een consument is, dient deze te worden aangemaand voordat incassokosten verschuldigd worden. [gedaagde partij] handelt in de uitoefening van zijn beroep en/of bedrijf en is daarom niet aan te merken als een consument. De gevorderde incassokosten worden aan [eisende partij] toegewezen.
4.8.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.9.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,34
  • griffierecht 223,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 824,34
4.10.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van € 100,00 aan nakosten salaris.
4.11.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 8.775,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 824,75,
5.3.
veroordeelt [gedaagde partij] onder de voorwaarde dat deze niet binnen 2 weken na aanschrijving door [eisende partij] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: