ECLI:NL:RBLIM:2017:6897

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
03 5886970M CV EXPL 17-3351
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie met ongeloofwaardig verweer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de onderlinge waarborgmaatschappij Stad Holland Zorgverzekeraar U.A. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met de eisende partij, maar was in gebreke gebleven met de betaling van de premie. Ondanks een getroffen betalingsregeling, heeft de gedaagde partij deze niet nageleefd, wat leidde tot een vordering van de eisende partij tot betaling van € 477,08, vermeerderd met rente en kosten.

De procedure omvatte een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een conclusie van repliek met een akte vermeerdering van eis, en een conclusie van dupliek. De kantonrechter heeft de stellingen van beide partijen in overweging genomen. De gedaagde partij voerde verweer, maar de kantonrechter achtte dit verweer ongeloofwaardig. De gedaagde had geen bewijs van betaling overgelegd en stelde dat hij niet op de hoogte was van de openstaande posten, terwijl uit zijn eigen antwoorden bleek dat hij wel degelijk op de hoogte was van de betalingsregeling.

De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kosten aan de zijde van de eisende partij werden begroot op € 338,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5886970 \ CV EXPL 17-3351
Vonnis van de kantonrechter van 19 juli 2017
in de zaak van:
de onderlinge waarborgmaatschappij STAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te Schiedam,
eisende partij,
gemachtigde Gerechtsdeurwaarderskantoor Van Arkel,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde]
,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek tevens akte vermeerdering van eis
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde partij heeft een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met eisende partij. Gedaagde partij heeft een achterstand in de betaling van de premie laten ontstaan. Partijen hebben voor de premieachterstand een betalingsregeling getroffen. Gedaagde partij is de betalingsregeling niet stipt nagekomen.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 477,08, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde partij voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij repliek vermeerdert eisende partij haar vordering met de inmiddels vervallen premietermijnen van januari en februari 2017 in totaal een bedrag van € 224,00. Gedaagde partij maakt geen bezwaar tegen de eisvermeerdering en stelt dat deze termijnen zijn overgemaakt naar eisende partij maar brengt geen betalingsbewijzen in geding ter zake van deze premietermijnen. Gedaagde partij stelt dat hem pas uit de specificatie bij de conclusie van repliek duidelijk is geworden hoe de vordering is samengesteld. De kantonrechter acht dit verweer ongeloofwaardig nu immers uit het antwoord van gedaagde partij duidelijk blijkt dat gedaagde partij op de hoogte was van de openstaande posten en de tussen partijen getroffen betalingsregeling. Gedaagde partij stelt zelf dat hij vergeten is de getroffen betalingsregeling na te komen. Dat eisende partij er vervolgens voor kiest een procedure te entameren komt, nu gedaagde partij de getroffen betalingsregeling niet nakomt, geheel en al voor rekening en risico van gedaagde partij. Nu gedaagde partij geen enkel betalingsbewijs van de gevorderde premiebedragen in geding brengt noch bewijs van betaling aanbiedt wordt de – vermeerderde – vordering van eisende partij toegewezen.
4.2.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig gedaagde partij toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.3.
Gedaagde partij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van eisende partij worden begroot op:
  • dagvaarding € 101,05
  • griffierecht 117,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 338,05
4.4.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 477,08, vermeerderd met de wettelijke rente over € 203,06 vanaf 30 maart 2017 tot aan de voldoening,
5.2.
veroordeelt gedaagde partij in de proceskosten aan de zijde van eisende partij gevallen en tot op heden begroot op € 338,05,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: HM
coll: