Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 juni 2017
- de akte wijziging van eis met producties
- de door [gedaagde] bij e-mail van 28 juni 2017 in het geding gebrachte producties
- de mondelinge behandeling op 29 juni 2017
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde]
- de e-mailberichten van 5 juli 2017 van [eiser] en [gedaagde] waarin zij de voorzieningenrechter mededelen dat zij geen regeling getroffen hebben.
2.De feiten
20 december 2011 en 4 mei 2015) aan [gedaagde] medegedeeld die bedragen niet aan haar verschuldigd te zijn.
7 juni 2017 gelegd executoriaal beslag onder de Ontvanger van de Belastingdienst Limburg/kantoor Venlo.
3.Het geschil
4.De beoordeling
1 januari 2014 niet langer wordt voldaan aan de overeengekomen voorwaarden op grond waarvan hij zou zijn gehouden tot betaling van de maandelijkse onderhoudsbijdrage van
€ 250,00 ten behoeve van [dochter] . [gedaagde] stelt daar tegenover dat de vordering van [eiser] reeds niet toewijsbaar is omdat in de overeenkomst wordt vermeld dat [eiser] de onderhoudsbijdrage verschuldigd is “behoudens tussenkomst van de rechter” en van een dergelijke tussenkomst is (nog) geen sprake geweest. [gedaagde] gaat hiermee naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit van een onjuiste lezing van hetgeen is overeengekomen. Uit de overeenkomst volgt dat [eiser] de onderhoudsbijdrage verschuldigd is indien voldaan is aan de voorwaarden. Als niet voldaan is aan de voorwaarden is [eiser] de onderhoudsbijdrage niet verschuldigd. Partijen zijn niet overeengekomen dat dit bij “rechterlijke tussenkomst” vastgesteld dient te worden.
9 juni 2017 door [eiser] aanhangig gemaakte procedure voor de Familierechtbank te Tongeren (België). De uitkomst van die procedure is zodanig ongewis dat niet valt uit te sluiten dat [gedaagde] ten onrechte beslag gelegd heeft op de onroerende zaak en onder de Ontvanger van de Belastingdienst Limburg/kantoor Venlo. De voorzieningenrechter ziet hierin voldoende grond voor toewijzing van de door [eiser] gevorderde voorzieningen op de navolgende en hierna toe te lichten wijze.
5.De beslissing
9 juni 2017 door [eiser] ingediende verzoekschrift van 8 juni 2017, tot die eerdere datum,
8 juni 2017, tot die eerdere datum, op straffe van verbeurte van een dwangsom van