ECLI:NL:RBLIM:2017:6840

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
5739958 CV EXPL 17-1673
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en schadevergoeding bij beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de terugbetaling van een waarborgsom en schadevergoeding. [Eiser] had op 2 juni 2015 een appartement gehuurd van [gedaagde], waarbij hij een waarborgsom van € 1.000,00 had betaald. Na de opzegging van de huur door [gedaagde] op 26 november 2015, heeft [eiser] het appartement op 30 december 2015 opgeleverd. Bij de oplevering heeft [gedaagde] toegezegd de borg per omgaande terug te storten, maar dit is niet gebeurd. [Eiser] vorderde daarom de terugbetaling van de borg, evenals schadevergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten en schade door lekkages. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en dat hij de waarborgsom van € 1.000,00 moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 januari 2016. De vordering tot schadevergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten werd afgewezen, omdat [eiser] had ingestemd met de opzegging van de huur en er geen bewijs was dat de lekkages door [gedaagde] waren veroorzaakt. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 181,50 toegewezen en [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5739958 CV EXPL 17-1673
Vonnis van de kantonrechter van 12 juli 2017
in de zaak van
[eiser],
wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. K.M.C. Jansen,
tegen
[gedaagde],
wonend aan de [adres 2] , [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • akte depot ter griffie zijdens [eiser]
  • akte depot ter griffie zijdens [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij schriftelijke overeenkomst van 2 juni 2015 heeft [eiser] met ingang van 1 juli 2015 voor onbepaalde tijd van [gedaagde] gehuurd het appartement staande en gelegen aan de [adres 3] te [plaats] (productie 1 bij exploot van dagvaarding).
2.2.
Bij aanvang van de huur heeft [eiser] € 1.000,00 aan waarborgsom betaald (artikel 18 van de huurovereenkomst).
2.3.
Bij brief van 26 november 2015 heeft [gedaagde] de huur opgezegd wegens dringend eigen gebruik en [eiser] een termijn van zes maanden gegund om vervangende woonruimte te vinden (productie 4 bij exploot van dagvaarding). [eiser] heeft met deze opzegging ingestemd.
2.4.
[eiser] heeft het gehuurde op 30 december 2015 aan [gedaagde] opgeleverd. In een door [eiser] en [gedaagde] ondertekend schrijven van gelijke datum staat - voor zover relevant -vermeld (productie 8 bij exploot van dagvaarding):
“Hiermede bevestig ik de correcte teruggave van de sleutels (…)
Dhr. [eiser] heeft € 1.000,-- (…) borg betaalt die op zijn rekening zullen worden teruggestort. Dit geschiedt per omgaande na nietig-verklaring van huurkontrakt waarvoor deze bevestiging in tweevoud door beide partijen getekend moet worden. Na akkoord van Notaris wordt de borg vrijgegeven en op rekening van dhr. [eiser] overgemaakt.”

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten huurovereenkomst en /of onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld,
  • veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 3.118,00, zijnde € 1.000,00 aan waarborgsom, € 1.028,00 aan verhuis- en inrichtingskosten en € 1.090,00 aan vergoeding schade ten gevolge van lekkages, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2016 althans 25 januari 2016 althans 7 maart 2016 althans 12 april 2016 althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
  • veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 467,70 aan buitengerechtelijke kosten,
  • veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna - voor zover relevant - worden ingegaan.

4.De beoordeling

Waarborgsom

4.1.
[eiser] vordert terugbetaling van de door hem betaalde waarborgsom van € 1.000,00.
4.2.
Uit de tussen partijen gevoerde en in het geding gebrachte correspondentie (producties 12 en 13 bij exploot van dagvaarding) blijkt dat [gedaagde] zich op het standpunt stelt dat zich in het gehuurde een vijftal verstelbare sets lamellen hebben bevonden en dat deze nu niet meer aanwezig zijn. [gedaagde] wenst pas tot terugbetaling van de waarborgsom over te gaan na retournering van de lamellen dan wel verrekening van de kosten van de lamellen.
4.3.
[eiser] betwist dat het gehuurde bij aanvang voorzien was van een vijftal verstelbare sets lamellen. Volgens [eiser] bevonden zich twee sets lamellen in de slaapkamer, die bij de verhuizing per ongeluk zijn meegenomen maar die nog voorhanden zijn en teruggegeven kunnen worden. Er is volgens [eiser] nimmer sprake geweest van drie andere sets lamellen.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] de borg sowieso moet terugbetalen, reeds omdat hij bij de oplevering onvoorwaardelijk heeft toegezegd de borg per ommegaande terug te storten en hij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan hij niet aan deze toezegging kan worden gehouden. Weliswaar voert hij aan dat er sets lamellen zijn verdwenen, waarmee hij een beroep lijkt te willen doen op de teruggave- en opleveringsplicht van de huurder bij het einde van de huurovereenkomst, maar het had dan op zijn weg gelegen om [eiser] bij oplevering hier op te wijzen.
4.5.
Overigens geldt het volgende. [gedaagde] stelt dat vijf sets lamellen zijn verdwenen. [eiser] erkent dat twee bij aanvang van de huur aanwezige sets lamellen per ongeluk zijn meegenomen, maar dat hij die nog heeft en zal teruggeven. De kantonrechter zal dit daarom zo opnemen in haar beslissing.
4.6.
Ten aanzien van de overige drie sets lamellen geldt het volgende. Voor de beantwoording van de vraag in welke staat [eiser] het gehuurde heeft teruggegeven, dient gekeken te worden naar hetgeen is bepaald in artikel 7:224 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in samenhang met de artikelen 7:215 en 7:216 BW. Essentieel is of tussen partijen een beschrijving is opgemaakt die geacht wordt de staat van het gehuurde weer te geven waarin huurder dit heeft aanvaard. In dat geval is de huurder immers gehouden het gehuurde in dezelfde staat op te leveren als waarin dit volgens de beschrijving is aanvaard, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en (van) hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd.
4.7.
Nu door [eiser] (onweersproken) is gesteld dat bij aanvang van de huur geen beschrijving van het gehuurde is opgemaakt, geldt ingevolge het bepaalde in artikel 7:224 lid 2 BW dat, behoudens tegenbewijs, wordt verondersteld dat de huurder (in casu: [eiser] ) het gehuurde in de oorspronkelijke staat heeft opgeleverd. Op grond van de zinsnede ‘behoudens tegenbewijs’ ligt de stelplicht en bewijslast op verhuurder [gedaagde] dat de staat ánders was bij aanvang van de huur en dat huurder [eiser] het volgens die ‘oorspronkelijke staat’ weer moet opleveren. Met andere woorden, gelet op het bepaalde in artikel 7:224 lid 2 BW wordt [eiser] verondersteld de woning in de oorspronkelijke staat te hebben opgeleverd en rust op [gedaagde] het bewijs van het tegendeel.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] , gelet op de gemotiveerde bestrijding door [eiser] (de foto waarnaar [gedaagde] verwijst is volgens [eiser] van een eerdere voorafgaand aan de huurrelatie van partijen gelegen datum), onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd en uitgewerkt dat de staat anders was bij aanvang van de huur, in die zin dat er nog drie sets lamellen zijn verdwenen. Daarenboven heeft hij geen bewijs van zijn stellingen aangeboden. Gelet op het voorgaande zou de kantonrechter geen aanleiding hebben gezien hem toe te laten tot bewijslevering, zelfs als [gedaagde] niet kon worden gehouden aan de onvoorwaardelijke toezegging tot terugstorting van de borg per ommegaande.
4.9.
Kortom, de door [eiser] betaalde waarborgsom van € 1.000,00 dient [gedaagde] terug te betalen, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen. [gedaagde] is eveneens de wettelijke rente over de waarborgsom verschuldigd nu het aan hem te wijten is dat deze niet tijdig is terugbetaald. Gelet op de ingebrekestellingsbrief van 12 januari 2016 (productie 11 bij exploot van dagvaarding) zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 25 januari 2016. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] in zoverre tekort geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en het schrijven van 30 december 2015, zodat de daartoe strekkende verklaring van recht zal worden toegewezen.
Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten
4.10.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van verhuis- en inrichtingskosten. Het bepaalde in artikel 7:275 BW ziet op de situatie dat een huurder niet heeft ingestemd met de opzegging van verhuurder en verhuurder de rechter verzoekt om de huurovereeenkomst te beëindigen. In dat geval kan de rechter een vergoeding verhuis- en inrichtingskosten toekennen. Echter hier doet zich de situatie voor dat huurder [eiser] heeft ingestemd met de opzegging van verhuurder. Gesteld noch anderszins is gebleken dat partijen bij beëindiging zijn overeengekomen dat verhuurder aan huurder een dergelijke vergoeding verschuldigd is. Dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en dat [eiser] hierdoor schade heeft geleden is evenmin komen vast te staan. Volgens [eiser] moest hij de woning halsoverkop verlaten omdat vanwege lekkages een gevaarlijke situatie was ontstaan. In het dossier is geen (begin van) bewijs aangetroffen van deze stelling. Er zijn op foto’s hier en daar plasjes water te zien, en er zijn wat video’s waarop is te zien dat water uit het plafond komt, maar niets wijst erop dat hierdoor een halsoverkop verhuizen nodig was, laat staan dat de verhuizing hierdoor duurder was dan als op de geplande tijd was verhuisd. Ook is er geen (begin van) bewijs dat [gedaagde] de lekkage die volgens [eiser] de oorzaak was van zijn plotselinge vertrek had kunnen en moeten voorkomen. Dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 7:276 BW is ook niet gesteld of anderszins gebleken. Nu een grondslag voor het toekennen van een dergelijke vergoeding ontbreekt, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Vergoeding schade ten gevolge van lekkages
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding moet worden afgewezen. Afgezien van het feit dat bij gebrek aan nader deskundigenonderzoek de oorzaak van de lekkages niet vaststaat, is ook anderszins onvoldoende gesteld of gebleken dat deze lekkages veroorzaakt zijn door achterstallig of verkeerd uitgevoerd onderhoud door [gedaagde] , of op andere gronden aan [gedaagde] zijn toe te rekenen, zoals artikel 7:208 BW vergt.
Buitengerechtelijke kosten
4.12.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van 467,70. Uit de stukken (productie 14 bij exploot van dagvaarding) blijkt dat [eiser] voor de waarborgsom een aparte aanmaning heeft verzonden, welke voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het daarin genoemde bedrag, te weten € 181,50 inclusief btw, is niet hoger dan het in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief. Nu een bedrag van € 1.000,00 aan hoofdsom wordt toegewezen, zullen de buitengerechtelijke kosten met inachtneming van het in het Besluit bepaalde tarief worden toegewezen tot een bedrag van € 181,50 inclusief btw.
Proceskosten
4.13.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Het salaris van de gemachtigde zal echter worden vastgesteld op basis van het toegewezen bedrag, in plaats van het gevorderde bedrag. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis aldus begroot op:
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht € 78,00
- gemachtigde salaris €
200,00(2 punten x tarief € 100,00)
Totaal € 379,05
4.14.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zullen op de hierna onder 5.3. en 5.4. weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting binnen veertien dagen na dit vonnis aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.181,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.000,00 vanaf 25 januari 2016 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
verstaat dat [eiser] de twee door hem abusievelijk meegenomen sets lamellen zal retourneren aan [gedaagde] ,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van [eiser] , die tot de uitspraak van dit vonnis worden begroot op € 379,05, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na die betekening tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan de veroordelingen hiervoor onder 5.2. en 5.3. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 50,00 aan salaris gemachtigde, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na die aanschrijving te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag daarna tot de dag van volledige betaling,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van dat exploot, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na die betekening te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag daarna tot de dag van voldoening,
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ