In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een betalingsgeschil tussen ENGIE Nederland Retail B.V., een Belgische energieleverancier, en een Duitse consument die in Nederland woont. De consument heeft een vordering van ENGIE betwist, waarbij hij stelt dat hij misleid is over de toekenning van een 'welkomstpremie' en de betekenis van prijsgaranties in het contract 'DrieJaarVast'. De consument heeft de Nederlandse taal niet goed beheerst, wat mogelijk heeft bijgedragen aan de misverstanden.
ENGIE vordert een bedrag van € 228,90, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, op basis van een overeenkomst tot levering van energie. De consument heeft echter betwist dat hij met ENGIE een contract heeft afgesloten, en stelt dat hij met Electrabel gecontracteerd heeft. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de consument in feite klant was van ENGIE, maar dat de vordering niet volledig toewijsbaar was. De rechter oordeelde dat ENGIE niet voldoende bewijs had geleverd voor het intreden van betalingsverzuim en dat de consument pas wettelijke rente verschuldigd was vanaf 9 maart 2017.
De rechter heeft de consument veroordeeld tot betaling van € 186,00 aan ENGIE, te vermeerderen met wettelijke rente, maar heeft de nevenvorderingen van ENGIE, zoals incassokosten, afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar verklaard bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.