ECLI:NL:RBLIM:2017:6632

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
04 5790209
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage en afgifte van loonbescheiden door werkgever aan werknemer na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert een werknemer, die als internationaal chauffeur werkzaam was bij een besloten vennootschap, inzage in en afgifte van zijn loonbescheiden en andere relevante documenten na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst. De werknemer heeft vermoedens dat zijn werkgever niet alle uren en toeslagen correct heeft uitbetaald. Hij heeft eerder verzocht om deze documenten, maar zijn verzoek is niet ingewilligd. De werknemer beroept zich op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat hem het recht geeft om inzage te vorderen in bescheiden die betrekking hebben op zijn rechtsbetrekking met de werkgever.

De kantonrechter oordeelt dat de werknemer rechtmatig belang heeft bij de gevorderde inzage, omdat hij moet kunnen controleren of zijn loon correct is uitbetaald. De werkgever heeft aangevoerd dat alle bescheiden zijn vernietigd, maar de kantonrechter acht deze stelling ongeloofwaardig, gezien de fiscale bewaarplicht van zeven jaar voor loonadministratie. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer toe, met uitzondering van documenten die betrekking hebben op de periode vóór 22 februari 2012, omdat een eventuele loonvordering voor die datum is verjaard. De werkgever wordt veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde documenten en er wordt een dwangsom opgelegd voor het geval de werkgever hier niet aan voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 5790209 \ CV EXPL 17-2246
Vonnis van de kantonrechter van 12 juli 2017
in de zaak van:
[eisende partij],
wonende te [woonplaats eisende partij] ( [land eisende partij] )
eisende partij,
gemachtigde mr. G.P. Geelkerken,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HANDELSONDERNEMING [X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats X] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.H. Toonen.
Partijen worden hierna [eisende partij] en [X] B.V. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de beslissing waarbij een comparitie van partijen is bepaald
  • de comparitie van 26 juni 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is van 1 februari 2011 tot 31 juli 2015 als chauffeur in dienst geweest van [X] B.V. dat zich bezig houdt met internationaal transport.
2.2.
Partijen hebben op 31 juli 2015 te Roggel een beëindigingsovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen:
“de bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt met ingang van 31 juli 2015 volledig beëindigd met wederzijds goedvinden.
(..)
deze overeenkomst heeft het karakter van een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het burgerlijk wetboek.
(..)
werknemer en werkgever verklaren dat zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben en verlenen elkaar uitdrukkelijk over en weer finale kwijting, uit welke hoofde dan ook.
(..).
2.3.
Met betrekking tot de maanden januari 2015, juni 2015 en juli 2015 heeft [eisende partij] een salarisspecificatie ontvangen waaruit blijkt dat zijn brutoloon in deze maanden een bedrag van € 2.355,36 (zijnde € 1.708,95 netto) beliep, dat is overgemaakt naar een Poolse bankrekening.
2.4.
Bij brief van 27 januari 2017 heeft [eisende partij] bij [X] B.V. een verzoek ingediend om hem de arbeidsovereenkomst, de loonstroken, de urenbriefjes en het volledige personeelsdossier te verstrekken, welk verzoek is herhaald bij e-mail van 10 februari 2017. Dit in verband met het feit dat hij vermoedt dat niet zijn volledige salaris is uitbetaald en hij zelf een en ander wil controleren. Aan dit verzoek is geen gehoor gegeven.
Op 22 februari 2017 is de onderhavige dagvaarding uitgebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat – [X] B.V. te bevelen om aan [eisende partij] inzage te verlenen en afschriften te verstrekken van:
zijn arbeidscontracten
uitdraaien van gemaakte uren, authentieke werkbriefjes/urenbriefjes alsmede originele werkroosters dan wel andere stukken waaruit de omvang van de gemaakte uren blijkt over zijn gehele dienstverband
(kopieën) van de tachograafschijven
loonstroken over het gehele dienstverband
het volledige personeelsdossier
onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag voor elke dag dat
[X] B.V. dit vanaf 10 dagen na betekening van dit vonnis nalaat, met een maximum van € 20.000,00, vermeerderd met kosten.
3.2.
[X] B.V. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] vordert afgifte van (nader gespecificeerde) bescheiden die betrekking hebben op zijn arbeidsovereenkomst, de door hem gewerkte uren en de door hem ontvangen loonbetalingen. Met de gevorderde bescheiden kan [eisende partij] controleren of het aan hem betaalde loon correct is geweest en zijn (eventuele) loonvordering onderbouwen. Het enige waarover [eisende partij] beschikt zijn enkele loonstroken.
4.2.
[eisende partij] doet een beroep op het bepaalde in artikel 843 a Rv dat luidt:
Hij die daarbij rechtmatig belang heeft, kan op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Onder bescheiden worden mede verstaan: op een gegevensdrager aangebrachte gegevens.
4.3.
Om een verzoek op grond van genoemd wetsartikel te kunnen toewijzen moet aan een aantal vereisten zijn voldaan. Zo moeten de bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij [eisende partij] partij is. Daarvan is in dit geval sprake nu tussen partijen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan ten aanzien waarvan thans de bescheiden worden gevorderd.
4.4.
Verder moet er sprake zijn van een rechtmatig belang bij de gevorderde bescheiden. Dat belang is door [X] B.V. bestreden.
In de eerste plaats heeft zij aangevoerd dat alles is uitbetaald, zodat er geen vordering meer is en dus ook geen rechtmatig belang. Het verweer van [X] B.V, dat alles juist is uitbetaald, hoeft de kantonrechter in deze procedure echter niet te beoordelen. Daar zal de nog te starten (loonvorderings-)procedure zich op toespitsen.
4.5
Daarnaast heeft [X] B.V. er op gewezen dat partijen een vaststellingsovereenkomst zijn aangegaan en elkaar finale kwijting hebben verleend. Ook daarom is er geen aanspraak meer op enige betaling en ontbreekt het belang. Onder omstandigheden kan een vaststellingsovereenkomst echter aangetast worden. Of dat hier ook het geval zal zijn valt nu niet te zeggen, maar uitgesloten is het niet. Ook die kwestie zal in de loonvorderingsprocedure aan de orde moeten komen. Het bestaan van de vaststellingsovereenkomst vormt echter geen beletsel om een rechtmatig belang aanwezig te kunnen achten.
4.6
Het rechtmatige belang kan ook ontbreken als het door [eisende partij] geuite vermoeden feitelijk nergens op is gebaseerd. Het verzoek krijgt dan immers het karakter van een “fishing expedition”. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eisende partij] ter zitting echter inzichtelijk gemaakt waarop het vermoeden is gebaseerd dat zijn ex-werkgeefster [X] B.V. niet alles betaald heeft waar hij recht op had. Dat vermoeden is gebaseerd op het zijdens [X] B.V. erkende gegeven dat iedere maand hetzelfde loon werd uitbetaald, onafhankelijk van variabele posten zoals overuren, toeslagen voor avond-, nacht- weekendwerk en feestdagen, reiskosten, verblijfkosten etc. Nu [eisende partij] zijn werk niet in een “in beton gegoten” rooster verrichtte roept dat inderdaad vragen op bij de volledige betaling van zijn salaris en emolumenten.
4.7.
[X] B.V. heeft ook nog aangevoerd dat [eisende partij] altijd alle bescheiden heeft ontvangen - hetgeen overigens wordt betwist door [eisende partij] - en het zijn verantwoordelijkheid is als hij daarover niet meer beschikt. Met betrekking tot dit verweer is de kantonrechter van oordeel dat – zelfs als dat waar is - de werkgever de werknemer in ieder geval in het bezit moet stellen van bescheiden die deze nodig heeft om zijn loonvordering te kunnen becijferen. In dat verband heeft [eisende partij] ter zitting aangegeven dat hij daarvoor in ieder geval de loonstroken en de tachograafgegevens nodig heeft over de duur van het dienstverband. Wat betreft die tachograafgegevens hebben beide partijen overigens ter zitting verklaard dat gebruik gemaakt werd van een digitale tachograaf.
4.8
[X] B.V. heeft nog aangevoerd dat zij niet aan een eventuele veroordeling tot afgifte van de gevraagde bescheiden zal kunnen voldoen omdat zij alle bescheiden heeft vernietigd. Dit is gebeurd nadat de bewaartermijn van het werknemersdossier was verstreken en omdat het kantoor zou worden verbouwd.
De kantonrechter acht zich in het algemeen niet vrij om afgifte van bescheiden te gelasten die er niet meer zijn. Dan wordt [X] B.V. immers veroordeelt tot iets waaraan zij onmogelijk gevolg kan geven. Echter, de stelling van [X] B.V. dat zij in het geheel niet meer over bescheiden zou beschikken, komt de kantonrechter ongeloofwaardig voor. Daarbij moet bedacht worden dat er ten aanzien van de gegevens met betrekking tot het salaris een (fiscale) bewaarplicht van 7 jaar geldt. Gelet op de fiscale consequenties is het onwaarschijnlijk dat de loonstroken en de gegevens waarop die zijn gebaseerd – de gegevens uit de tachograaf - zijn vernietigd.
Bovendien is niet gebleken dat [X] B.V. die loonstroken niet alsnog of wederom kan verkrijgen via haar accountant, diens voorganger danwel de opsteller van de loonstroken.
Ten aanzien van de tachograafgegevens geldt dat deze digitaal zijn geadministreerd en opgeslagen. Een dergelijke opslag neemt geen fysieke plek in zodat er bij een “grote schoonmaak” geen noodzaak was om deze te vernietigen. Gelet op de fiscale bewaarplicht van 7 jaren is het dan ook niet aannemelijk dat deze gegevens zijn vernietigd.
4.9.
De kantonrechter begrijpt dat de overige gevorderde bescheiden, dus die naast de loonstroken en de gegevens uit de tachograaf, niet essentieel zijn voor het becijferen van de vorderingen zodat [eisende partij] daarbij geen belang heeft. De daarop strekkende vorderingen zullen worden afgewezen.
4.10.
Gelet op hetgeen hierboven onder 4.3 tot en met 4.9. is overwogen is het rechtmatig belang van [eisende partij] bij zijn vorderingen sub c en d komen vast te staan, zodat het gevorderde bevel tot inzage en afgifte van een kopie van deze stukken toewijsbaar is, met uitzondering van de bescheiden die betrekking hebben op de periode vóór 22 februari 2012, nu [eisende partij] ter zitting heeft erkend dat een eventuele loonvordering vóór die datum is verjaard.
De kantonrechter acht het redelijk hieraan, zoals gevorderd, een dwangsom van € 250,00 per dag te verbinden, doch tot een maximum van € 10.000,00.
4.11.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [X] B.V. toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.12.
[X] B.V. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eisende partij] worden begroot op:
  • dagvaarding € 97,31
  • griffierecht 78,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 575,31
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
beveelt [X] B.V. om aan [eisende partij] inzage te verlenen en afschriften te verstrekken van:
- ( kopieën) van de tachograafschijven en
- loonstroken over het dienstverband, voor zover betrekking hebbende op de periode vanaf 22 februari 2012 tot het einde van het dienstverband.
Bepaalt dat [X] B.V. voor elke dag dat zij dit vanaf 10 dagen na betekening van dit vonnis nalaat, een dwangsom van € 250,00 per dag verbeurt. Bepaalt dat boven een bedrag van € 10.000,00 geen dwangsom meer wordt verbeurd,
5.2.
veroordeelt [X] B.V. in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] gevallen en tot op heden begroot op € 575,31,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: MJP
coll: